Geen maïsafval maar verfslib en xtc-resten in de mest

Mestfraude Dat blijkt uit een vertrouwelijk rapport in handen van NRC. De mestfabrieken vormen de spil in een omvangrijke fraude, die tot grote risico’s voor mens en milieu leidt.

Het Chemelot-terrein in Geleen. Hier moet de grootste mestfabriek van Nederland komen.
Het Chemelot-terrein in Geleen. Hier moet de grootste mestfabriek van Nederland komen. Foto Rien Zilvold

In Limburg denkt gedeputeerde Hubert Mackus (CDA, Landbouw) een milieuvriendelijke oplossing te hebben gevonden voor het landelijk overschot aan mest: de mestfabriek. Hij is opgetogen als in januari van dit jaar in zijn provincie de bouw van de grootste mestfabriek van Nederland mogelijk wordt met 166 miljoen euro rijkssubsidie. Mackus twittert: „Top voor de verduurzaming van de varkenshouderij en Chemelot.”

Chemelot is het voormalige terrein van chemieconcern DSM in Geleen. De te bouwen fabriek zal jaarlijks 700 miljoen kilo mest van varkens verwerken met een methode die co-vergisting heet. Daarbij wordt de mest vermengd met organische stoffen als maïsafval, gras of schillen, wat weer nieuwe, bruikbare producten oplevert.

Mestkorrels bijvoorbeeld, die in plaats van verse mest op het land belanden. En 60 miljoen kubieke meter biogas dat weer elders op Chemelot kan worden gebruikt.

Mackus is zó enthousiast dat hij wil dat niet alleen het rijk, maar ook de provincie de fabriek subsidieert. Hij wil meer mestfabrieken en roept gemeenten op welwillend te zijn bij het verlenen van vergunningen.

Ook landelijk lijkt co-vergisting als oplossing voor het mestoverschot te worden gezien. Namens het ministerie van Economische Zaken verdeelde de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) in tien jaar tijd een kwart miljard aan subsidie onder de eigenaren van 115 co-vergisters.

Xtc in maïsplanten

Het enthousiasme is opmerkelijk omdat de overheid al jaren weet dat op grote schaal fraude wordt gepleegd met co-vergisters. Dat staat in een alarmerend rapport uit november 2016, dat NRC recent verkreeg met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Het rapport ‘Co-vergisting: duurzame energie of afvallozing?’, waaraan Openbaar Ministerie, politie en enkele provincies meewerkten, concludeert dat het bij „co-vergisting al lang niet meer alleen [gaat] om het duurzaam opwekken van energie. Het gaat ook om geld; om veel geld.” De fraude met subsidie en afval is omvangrijk en structureel.

In de fabrieken blijkt vaak helemaal geen maïsafval of gras bij de mest te worden gemengd, maar slachtafval, dioxine, zware metalen, afvalwater, verfslib en ander chemisch afval. De giftige stoffen komen in de bodem, in het grondwater en in het voedsel – een gevaar voor de volksgezondheid. Opsporingsdiensten geven als voorbeeld een veld maïs waar in de planten sporen van xtc werden aangetroffen.

Afval van de verfindustrie verdween in een co-vergister, waarna het mengsel over het land werd uitgereden. In het voorjaar werden de gewassen niet groen maar rood.

Daar komt bij dat mestfabrieken niet rendabel zijn, maar met subsidies overeind worden gehouden. Met de subsidies wordt gerommeld, zo staat in het rapport. Handelaren in co-producten komen ook om andere redenen opvallend vaak voor in strafrechtelijke onderzoeken.

Uit deze onderzoeken „bestaat het beeld dat er ondernemers actief zijn, die zonder verstand te hebben van landbouw, meststoffen of duurzame energie, toch telkens opduiken als exploitant of eigenaar van een co-vergistingsinstallatie.”

Er worden „legale structuren misbruikt om fraude te plegen”. De term ondermijning valt. De sector is „kwetsbaar voor het plegen van meerdere vormen van fraude en risicovolle milieu-overtredingen. Hierbij gaat het om structurele knelpunten en niet om incidenten.”

Aan het rapport is meegewerkt door RVO, dat de subsidie geeft aan eigenaren van co-vergisters. Toch toetst de dienst de ondernemers niet op integriteit en komt RVO niet in actie als een installatie vaak van rechtspersoon wisselt, wat op fraude kan duiden.

RVO wil niet inhoudelijk reageren. De woordvoerder: „Er zijn meerdere rapporten geweest en naar aanleiding van die rapporten zijn maatregelen genomen waarover de Kamer zeer binnenkort zal worden geïnformeerd. Tot die tijd kunnen we helaas niet meer melden.”

Bij co-vergisting komen twee fraude-gevoelige sectoren samen: afval en mest. Beide kenmerken zich door een keten van handelaren, transporteurs en andere tussenpersonen die samenwerken en samenspannen.

Mestboekhouding

NRC onthulde eind 2017 in een onderzoek naar mestfraude dat tweederde van de belangrijke mestondernemers in Oost-Brabant en Noord-Limburg is veroordeeld, beboet of verdacht door toezichthouder NVWA of het OM. De eigenaar van het advieskantoor in het Limburgse dorp Heythuysen die de mestboekhouding van veel van deze bedrijven deed, is inmiddels zelf verdachte in een strafrechtelijk onderzoek naar mestfraude.

Het rapport geeft een vergelijkbaar beeld van de afvalbranche. Bij een steekproef zagen inspecteurs bij zes van acht handelaren „kleinere tot grotere overtredingen”. De vier grootste handelaren van afvalstoffen in Gelderland bleken verdacht in strafrechtelijke onderzoeken. Het leidt tot de opmerking dat de administratie van mestfabrieken „vaak niet in overeenstemming is met de werkelijkheid”.

De verwijten betreffen niet alleen de eigenaren van de mestfabrieken. Terwijl sprake is van „een papieren werkelijkheid”, controleren inspecteurs de mest- en afvalstoffen „niet of nauwelijks” fysiek. Omdat ze weinig monsters nemen „is niet bekend welke stoffen uiteindelijk” op het land terechtkomen.

Tegelijk zijn de regels complex en is het toezicht versnipperd. De kennis van ambtenaren over illegale stoffen schiet ook tekort. Zo stonden enkele gemeenten illegale stoffen toe in de vergunning.

De onderzoekers zien daarnaast dat tussenpersonen zoals de transporteur, de handelaar of de bemiddelaar, steeds vaker een failliete mestfabriek opkopen, waardoor ze de hele keten in handen hebben. Dan hoeven ze de afvalstoffen niet meer te melden. „Dit ontneemt toezicht en de opsporing het zicht op de afvalstoffenketen volledig.”

De ondernemers betalen „een schijntje” voor zo’n failliete mestfabriek, terwijl de miljoenen aan subsidie niet worden stopgezet, maar blijven binnenkomen. Die is namelijk gebonden aan de installatie, niet aan de beheerder.

Provincies controleren niet goed

Waar RVO vooraf niet controleert aan wie de dienst subsidie verstrekt, zo controleren provincies achteraf niet goed wat met het geld gebeurt. Mogelijk wordt door provincies „meer waarde gehecht aan de belangen van stimulering van deze sector”, meldt het rapport.

De druk om milieudoelstellingen te behalen, maakt dat „ernaar gestreefd wordt om de daarvoor bedoelde subsidiegelden ook daadwerkelijk uit te geven. Dit werkt misbruik in de hand.”

Aan het einde van het rapport wordt de balans opgemaakt: „Zolang de huidige structuur blijft voortbestaan, kan niet langer worden volgehouden dat de risico’s voor mensen en milieu beperkt zijn.”

Fraude gaat door

Het rapport is ruim twee jaar oud. Is er sindsdien iets veranderd? Is het risico op fraude inmiddels gedaald?

Het Openbaar Ministerie ziet de fraude doorgaan. Het signaal dat van het rapport uitgaat is „onverminderd relevant en actueel”. Bij politie en justitie komen „nog steeds signalen over mogelijke fraude binnen. Er lopen meerdere onderzoeken”, aldus het OM.

Lees ook: Adviesbureau ‘spil in mestfraude’

Een van de omvangrijkste onderzoeken speelt in Limburg. Daar wordt de Bela Group verdacht van het jarenlang sjoemelen met afval en mest in zijn co-vergister. Bij de bestuurders en het bedrijf is vorig jaar voor 14 miljoen euro beslag gelegd. Ook in het oosten van Nederland loopt een groot onderzoek met afvalstromen naar co-vergisters, aldus het OM.

Dat de rijksoverheid en de provincie Limburg onverminderd enthousiast zijn over co-vergisting is opmerkelijk, omdat de alarmerende bevindingen bij hen bekend zijn. Het rapport is niet openbaar, maar wel breed gedeeld onder overheden en overheidsdiensten.

Ook de Limburgse gedeputeerde Mackus zegt het rapport te kennen. Wat heeft hij gedaan met de conclusies?

„In Limburg-Noord zijn we, mede naar aanleiding van het rapport, met alle betrokken partijen gaan samenwerken om de mestproblematiek aan te pakken.”

Het rapport leidt echter niet tot een minder positieve houding van de gedeputeerde. De provincie Limburg participeert inmiddels via een investeringsfonds voor 7,2 miljoen euro in vier mestfabrieken.

Over de risico’s op fraude houdt Mackus zich op de vlakte: „Op basis van de ervaring die wij tot nu toe hebben met het vermoeden van fraude bij co-vergisters, is het nog erg moeilijk om een daadwerkelijke risico-inschatting van de milieurisico’s te maken.”

Reageren? onderzoek@nrc.nl