We moeten af van het huidige beperkte paradigma van economische groei. Die zin stond deze week prominent in de samenvatting van het langverwachte rapport van het IPBES, het intergouvernementeel panel voor biodiversiteit van de Verenigde Naties. Dat kwam met slecht nieuws: de mensheid is ongekend snel bezig de natuur uit te putten, op het gebied van grondstoffen en op het gebied van ecosystemen. Als we zo doorgaan, worden binnen enkele decennia een miljoen soorten in hun voortbestaan bedreigd.
Om dat te voorkomen, zijn grote transformaties nodig, aldus het rapport. Vandaar de opmerking over afstappen van de eenzijdige focus op economische groei. De oproep echoot de titel van het beroemde rapport van de Club van Rome uit 1972, Grenzen aan de Groei, en is dan ook geen gloednieuw inzicht. Wel is het bijzonder dat een zo breed gedragen rapport – 132 landen onderschreven het – zo’n fundamentele koerswijziging voorstelt.
Historisch gezien is de kans het grootst dat we hard op de muur afrijden en niet op tijd remmen
Hans Stegeman econoom Triodos Investment
Dat het zinnetje überhaupt de samenvatting van het rapport haalde, is dan ook een overwinning, zegt Ingrid Visseren-Hamakers, hoogleraar milieubeleid en -politiek aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Zij schreef mee aan het rapport. „Als je onze lijn volgt, kun je niet anders dan tot deze conclusie komen”, zegt Visseren-Hamakers. „De directe maatregelen die overbevissing, ontbossing en klimaatverandering zouden moeten afremmen, werken niet. Dan kom je automatisch uit op de onderliggende structuren: de wet- en regelgeving, de manier waarop onze economische structuren in elkaar zitten. Als je de transformatie waar we voor staan serieus neemt, moet je ook de economische groei ter discussie stellen.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data44417669-92e05c.jpg)
Goed, maar hoe? Een rondje over het Haagse Binnenhof geeft een inkijkje in de dominantie van het huidige paradigma. Het Centraal Planbureau meldt dat er naar alternatieve scenario’s nog nooit gekeken is. Financiën komt met eenzelfde antwoord. Economische Zaken en Klimaat verwijst naar een recente toespraak van minister Wiebes. Om het klimaatbeleid te realiseren met behoud van uitstekende publieke voorzieningen en koopkracht, zei die, „is geld nodig, is extra welvaart nodig, is groei nodig. Zonder welvaartsgroei komt er in Nederland geen draagvlak voor de klimaatopgave. Omdat mensen niet bereid zijn iets in te leveren. Maar het is ook omgekeerd. Als we er niet in slagen het te halen, is er op termijn ook geen draagvlak meer voor economische groei.”
In een recent debat bij het Planbureau voor de Leefomgeving over het meten van welvaart was volgens een aanwezige de teneur onder een aantal economische topambtenaren: „Allemaal leuk en aardig dat debat over alternatieven voor groei, maar we hebben wel een land te besturen.” Verder dan een aarzelende verwijzing naar de Monitor Brede Welvaart, waarin het Centraal Bureau voor de Statistiek komende week een ruimere definitie van welvaart belicht, komen de meesten in Den Haag niet.
Groei zit diep verankerd
En geef ze eens ongelijk. Wie wegstuurt van economische groei als leidend paradigma, zeilt onbekende horizonten tegemoet. Hans Stegeman, hoofdeconoom van Triodos Investment, die al jaren nadenkt en publiceert over dit thema: „Ambtelijk is het een no-go, het kan niet, zeggen ze daar. Hoe moet dat dan? Economische groei zit diep verankerd in onze instituties. De belastinginkomsten zijn erop gebaseerd. Mensen gaan pas schulden aan als ze geloven later meer te verdienen dan nu. De overheid, de vrije markt – alles functioneert bij de gratie van groei.”
Wie wil begrijpen waar die mondiale focus op groei vandaan komt, moet ver terug in de geschiedenis. De eerste pogingen om de omvang van de economie te schatten, dateren van eind 17de eeuw. De Britse uitvinder en econoom avant la lettre William Petty was de eerste die wilde weten hoeveel inkomsten, uitgaven, inwoners en land de Britse regio’s hadden, om zo te kunnen inschatten of en hoe een oorlog tegen Nederland kon worden betaald door belastingheffing. In het begin van de 20ste eeuw werden substantiële vervolgstappen gezet, met name in de oorlogs- en crisisjaren.
Na het pionierswerk van de Nederlandse econoom Jan Tinbergen op het gebied van groeiramingen en macro-econometrie en onder invloed van de Britse econoom John Maynard Keynes werd via de Marshallhulp begin jaren vijftig vanuit de Verenigde Naties (VN) een systeem van nationale rekeningen opgelegd. Wereldwijd werd zo het meten van het nationaal product, en dus van economische groei, de maatstaf van welvaart. De dominantie van de vrijemarkteconomie deed de rest. Het bruto binnenlands product, de optelsom van producten en diensten, werd de lingua franca van de mondiale economie.
De-growth en ontkoppelen
Kritiek op deze eenzijdige benadering van de economie, als optelsom van diensten en producten, is er dus al jaren. De Club van Rome constateerde in 1972 dat er grenzen aan de groei moeten zijn, omdat we anders de aarde uitputten. Zijn rapport kreeg veel aandacht en wetenschappelijke navolging, maar leidde niet tot wezenlijke wijzigingen in grondstoffengebruik of tot duurzamer produceren.
Welke alternatieven zijn er denkbaar voor een wereld die niet meer eenzijdig focust op economische groei? Eerst de simpelste: geen groei, maar krimp. De logica is verleidelijk. Krimpen is stoppen met uitputten van de aarde en verwoesten van biodiversiteit: minder bevolking, minder consumptie, minder vliegen, minder eten, minder vervuilen. De krimp-beweging noemt zich in internationaal verband de De-growth movement. Maar krimpen is, nog los van internationale rechtvaardigings- en verdelingsvraagstukken, electoraal onverkoopbaar. In Nederland bepleit alleen de Partij voor de Dieren actief een kleinere economie. Op echte krimp stuurt vooralsnog niemand aan.
Het gangbare antwoord van beleidsmakers op het grenzen-aan-de-groeidebat is sinds de jaren zeventig: ontkoppelen. Deze zogenoemde eco-modernisten pleiten voor behoud van het goede (de groei), en afschaffing van het slechte (de maatschappelijke en klimatologische schade). Dat kan door innovaties en technologische vernieuwing, is de redenering. De waarheid is echter, zo schreef onderzoeker Tim Jackson van de Britse Sustainable Development Commission in zijn rapport Welvaart zonder groei, dat er geen geloofwaardig, sociaal gerechtvaardigd, ecologisch duurzaam scenario te vinden is waarbij de groei doorgaat en de schade echt wordt beperkt. De CO2-uitstoot in westerse landen mag dan afnemen, maar op het gebied van klimaatverandering en biodiversiteit loopt de absolute schade gewoon verder op, zo toonde ook het IPBES aan.
Weer een alternatief is de ‘donuteconomie’ waarover econoom Kate Raworth in 2017 publiceerde. Ecologische grenzen bepalen de buitenkant van die grafische donut, de ring zelf is de ondergrond voor een leefbaar bestaan, gebaseerd op de duurzaamheidsdoelstellingen van de VN. In het ‘gat’ van de donut voldoet het leven niet aan minimumvoorwaarden. Onze economische activiteiten, groei of krimp, zouden zich alleen op de donut moeten afspelen. Maar uit onderzoek blijkt dat er geen enkel land is dat deze ‘reddingsboei’ te pakken heeft.
En zo zijn er nog tientallen andere mogelijkheden, die ofwel milieuschade meewegen in de groeicijfers, ofwel radicaal afstand nemen van de consumptiemaatschappij, ofwel welvaart op een andere manier meten dan puur economisch; Happines-indexen, Bruto Nationaal Geluk etcetera.
Een nieuw narratief
Gemene deler bij deze alternatieven is dat iedereen af wil van het bruto binnenlands product (bbp) als maat aller dingen. Rutger Hoekstra schreef daarover het boek Replacing GDP by 2030 (Vervang het bbp voor 2030), dat deze maand verschijnt. „De economen hebben het briljant gedaan door het bbp als een soort multinational over de wereld uit te smeren. Het nadeel van de pogingen om daar tot nu toe verandering in aan te brengen is dat ze te versnipperd zijn. Terwijl er veel voor te zeggen valt om het welvaartseconomische paradigma in te wisselen voor een welzijns-paradigma.”
Gedragseconomen, die ook psychologische elementen betrekken in hun definitie van welbevinden, kunnen daarbij een cruciale rol spelen, vindt Hoekstra. Hij noemt de Israëlische psycholoog en Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman als voorbeeld. „Hij zette het gedrag van de mens door de dag heen centraal in zijn modellen. Welk deel van de tijd besteedt iemand aan prettige en minder prettige zaken.”
Uiteindelijk zou een vervanger van het bbp net zo over de wereld uitgerold moeten worden als het bbp in de jaren vijftig. Een rol voor de VN zou niet onlogisch zijn, meent Hoekstra. Hij vergelijkt het met het klimaatpanel van de VN. „Die gezamenlijke klimaatboodschap klinkt krachtiger dan duizenden klimaatwetenschappers die allemaal een eigen mening verkondigen.”
Concreet
Hoekstra erkent dat er nu geen perfecte vervanger is voor het sturen op economische groei. Dat pleit de mensheid niet vrij om dan maar te stoppen met nadenken, vindt hij. „Als je ziek bent en er komt een dokter met alleen een thermometer om te kijken wat je mankeert, dan doe je iets verkeerd. Het bbp is die thermometer. Er zijn inmiddels een heleboel imperfecte manieren om te weten hoe het gaat met de wereld. Je moet er niet eentje kiezen, maar ze naast elkaar leggen. Dan krijg je best een adequaat beeld van wat er aan de hand is.”
Triodos-econoom Stegeman vreest dat we te laat zijn om tot een goed alternatief voor de groei-doctrine te komen. „Een paradigma dat in tachtig jaar tijd gegroeid is, breek je niet in een paar jaar weer af”, zegt hij. „Historisch gezien is de kans het grootst dat we hard op de muur afrijden en niet op tijd remmen. De Deltawerken kwamen ook pas na de Watersnoodramp.”
Visseren-Hamakers: „Ja, we’re running out of time. Maar we kunnen ons laten gijzelen door een theoretisch debat over hoe alles anders moet, of vandaag beginnen de middelen in te zetten die we al wel hebben om de uitputting tegen te gaan. Zo kopen we tijd en kunnen we tegelijkertijd de echte transformatie in gang zetten.”
In de nog niet gepubliceerde delen van het IPBES-rapport staan aanbevelingen hoe je af zou kunnen van de focus op groei, zegt ze. „Buig bijvoorbeeld de subsidies op niet-duurzame activiteiten als landbouw en visserij om naar duurzame alternatieven. Of verander de regels van de Wereldhandelsorganisatie zodat duurzame producten makkelijker te maken zijn.”
Dat zijn praktische oplossingen, maar politiek liggen ze gevoelig. „Want wie gaat er nou als eerste stoppen met subsidiëren van de landbouw als de buurlanden ermee doorgaan?”