‘Het examen was heel afwisselend en goed te maken. 55 vragen waarvan achttien meerkeuze. Er zaten best wat rekenvragen in. Bijvoorbeeld over een jongen die vier blikjes energiedrank op een dag drinkt: hoeveel procent van zijn dagelijkse energiebehoefte leveren die? In twee rekenstappen moesten ze uitkomen op zo’n 24 procent.
„Er werd vrij veel kennis getest en minder om moeilijke uitleg gevraagd. Zoals: In welk deel van het muizenoor worden de geluidsprikkels omgezet in impulsen? Dat is het slakkenhuis. Jarenlang was er commentaar op de taligheid van het examen, daar is nu duidelijk rekening mee gehouden. Het was makkelijk te lezen.
„Er zaten actuele onderwerpen tussen, zoals vaccinatie. Een van de laatste vragen ging over nieuwe methoden van anticonceptie: kunststofpropjes, microchips en SILCS, een nieuw type pessarium. Het is leuk om daarover te lezen. Maar soms was het ook saai hoor: zoals een lange tekst over een onderzoek naar grauwe ganzen.
Instinker
„Ik heb de leerlingen gevraagd welke vragen ze moeilijk vonden. Vraag 24 was een instinker, waarbij je het verschil tussen antigenen en antistoffen moest kennen. Vraag 27 was een rekenvraag. Van een groep ingeënte ouderen kregen 49 mensen binnen twee jaar longontsteking, bij de even grote controlegroep waren dat er 90. Je moest berekenen hoeveel van de mensen die longonsteking krijgen, van tevoren zijn ingeënt tegen de ziekte.
Leerlingen zeiden dat ze op die rekenvragen niet zo waren getraind. Dus aan mijzelf de opdracht daar meer aandacht aan te geven.
„We hebben veel geoefend. Zo heb ik leerlingen een overzicht gegeven van veel gemaakte fouten. Sommige bloedvaten hebben de naam van het orgaan waar ze vandaan komen of naartoe gaan, zoals de longslagader – maar bij de poortader is dat juist niet het geval. Ik heb ze getraind in hoe ze bij twijfel meerkeuzevragen te lijf kunnen gaan en ze tips gegeven voor het leren.
Burgers’ Zoo
„Wat ook fijn was, dat ik de leerlingen in april een dag mee mocht nemen naar Burgers’ Zoo in Arnhem. Daar heb ik ze vragen laten maken over de examenstof, in de context van de dieren. Over ademhaling, het bloedvatenstelsel, ecologie, noem maar op.
„Eén uur voor het examen heb ik ze een ‘biologie-boost’ gegeven. Op twee na kwamen ze allemaal. Ik heb wel zestig vragen op ze afgevuurd en als ze het antwoord niet wisten, gaf ik het. Alsof de duvel ermee speelde, zijn er zes van gesteld in het examen. Ik wilde tot 1 uur doorgaan maar vijf minuten voor het einde waren ze niet meer te houden. Zo zenuwachtig. Toen ben ik er maar mee gestopt.
„Ze kwamen opgelucht uit de examenzaal. We hebben een steeds grotere groep verlengers: leerlingen die door bijvoorbeeld dyslexie extra tijd krijgen. Maar op één na waren ze allemaal een uur voor de eindtijd klaar. Dat is voor mij een indicatie dat het met de taligheid wel meeviel.”