Opinie

Het diner in het Amstel Hotel was een marteling voor deze schrijvers

De Libris Literatuurprijs zou verdubbeld moeten worden. Een schrijver draagt tenslotte meer bij aan de beschaving dan een bankier.

Michel Krielaars

Moet het geldbedrag van de Libris Literatuurprijs niet eens verdubbeld worden? Dat vroeg ik me af toen ik afgelopen maandagavond in Amsterdam de uitverkiezing van schrijver Rob van Essen bijwoonde. Het diner in het Amstel Hotel was, hoe smakelijk ook, een marteling voor hem, zoals het dat ook was voor de vijf andere genomineerden. Want het zal toch niet dat die ander wint? Niet voor niets vloeiden er tranen toen juryvoorzitter Jet Bussemaker de verlossende woorden sprak.

Zo’n Librisprijs is vaak een katalysator voor de verkoop van je boek. Maar het kan ook tegenvallen, zeker nu lezers vooral de nieuwe Pfeijffer en Buwalda kopen en andere romans links laten liggen. En dan rest je als broodschrijver niets anders dan wéér twee jaar te zwoegen, gekweld door eenzaamheid en twijfel, tot je volgende boek af is en je opnieuw doodop van de zenuwen op een goede recensie kunt zitten wachten. In het gunstigste geval leveren die inspanningen je een minimumloon op.

Zo vreemd is het dus niet om het geldbedrag van die smartenprijs na twintig jaar te verhogen tot 100.000 euro. Een schrijver draagt tenslotte meer bij aan de beschaving dan een bankier.

Tijdens de afterparty stelde ik het voor aan een Libris-bestuurder, die mijn hoop meteen de grond in boorde: ‘Het zou mooi zijn, maar dat geld moeten die Libris-boekhandelaren dan ophoesten en dat wil je ze niet aandoen.’

Als broodschrijver heb je meer aan Wim Pijbes, directeur van cultuurfonds Droom en Daad. Tijdens het Libris-diner vertelde hij me dat hij in Rotterdam een Literatuurhuis aan het oprichten is. Je kunt er als schrijver een tijdje wonen en werken, er is een café, een boekwinkel, een zaaltje voor literaire avonden waar je lezers kunt ontmoeten. Inspiratie door en PR voor een schrijver komen er samen. Als je dan ook nog beter betaald wordt voor je lezingen en in plaats van 250 euro per keer 2.500 euro ontvangt, zoals menige schrijver die op televisie verschijnt, dan komt het allemaal goed.

Een goed beeld van zo’n literatuurhuis kreeg ik toen ik Das Weisse Haus des Exils las, het verslag van Frido Mann van zijn bezoek aan het huis in Californië waar zijn uit nazi-Duitsland gevluchte grootvader Thomas Mann van 1942 tot 1952 woonde. Toen het dreigde te worden gesloopt, kocht de Duitse regering het. Sinds juni 2018 is het een ‘interdisciplinair en transcontinentaal dialoogcentrum’.

Zoiets moet ook in Librisland kunnen. Het huis van Vestdijk is helaas al verkocht, maar wat te denken van het geboortehuis van Couperus in de Haagse Surinamestraat en dat van W.F. Hermans in Amsterdam?

Ook Sunny Home, het Leidse huis van de binnenkort 80-jarige Maarten Biesheuvel, zou in de toekomst zo’n literatuurhuis kunnen worden. Luister daarom zondagavond op Radio 1 (om 21.00 uur) naar de mooie documentaire van Jan Louter over hem. Behalve oude interviews met Biesheuvel – Louter maakte in 1992 het tv-portret De angstkunstenaar van hem – bevat die documentaire ook recente opnames. Zo heeft Biesheuvel het over zijn in november vorig jaar overleden vrouw Eva: ‘Als God bestaat heeft hij me Eva toegezonden uit tienduizenden vrouwen. Maar waar is Eva toch? Eva! Kom nou!’ Het klinkt wanhopig, maar ook hoopvol. Alsof de doden niet bestaan.