Minder dan de helft van de Britten heeft minstens eens per week seks. Vooral mensen boven de 25 en mensen die getrouwd zijn of samenwonen hebben nu minder vaak seks dan diezelfde categorie voor de eeuwwisseling. En dat terwijl ze vaker zeggen dat ze wel meer seks zouden willen.
Elke tien jaar wordt in het Verenigd Koninkrijk een nationale seks-enquête gehouden, dit laatste onderzoek liep tot 2012. De daling sluit aan bij de trend in andere welvarende landen. In Finland, Australië, Japan en de Verenigde Staten rapporteerden ondervraagden ook minder seks.
Van oorsprong was de blik van de onderzoekers vooral gericht op de negatieve bij-effecten van seks op de volksgezondheid, zoals ongewenste zwangerschappen en seksueel overdraagbare aandoeningen.
Maar inmiddels zijn er andere zorgen: hebben we wel genoeg seks? Want seks, zeggen de onderzoekers, kan gezond zijn en gelukkig maken. En hoewel moeilijk te bewijzen is dat seks gezond en gelukkig maakt – het kan ook zijn dat gezonde, gelukkige mensen meer zin in seks hebben – beveelt de Britse gezondheidsraad een actief seksleven expliciet aan, met de claim: ‘elke week seks helpt bij de afweer van ziektes’.
Elke week seks helpt bij de afweer van ziektes
Britse gezondheidsraad
Een meerderheid van de Britten haalt die aanbeveling dus niet – althans tussen 2001 en 2012, de periode waarover 34.000 Britten zelf rapporteerden of ze de laatste maand vaginale, orale of anale seks hadden gehad. Alleen in de groep onder de 25 jaar was er geen daling. Daarboven wel, met name boven de 35 jaar. Vergeleken met de vorige enquête, tot 2001, nam het aantal keren seks per maand af van vier naar twee keer voor vrouwen (35-44 jaar) en van vier naar drie keer voor mannen. De kans op meer dan tien keer per maand halveerde in die leeftijdsgroep.
Overschatting
Terugkerend vraagteken bij dit soort onderzoek is hoe eerlijk mensen zijn en waar het verschil in frequentie tussen mannen en vrouwen vandaan komt. Het onderzoek maakt geen onderscheid tussen seks met hetzelfde en het andere geslacht. „En als je mensen vraagt hoe vaak ze seks hebben, overschatten mannen zichzelf vaak, terwijl vrouwen eerder te laag zitten.” Dat zegt de Nederlandse seksuoloog Peter Leusink (Radboudumc). Met anderen beoordeelde hij het wetenschappelijke artikel dat deze week in het medisch wetenschappelijk tijdschrift The BMJ verschijnt. Hij schreef er bovendien een redactioneel commentaar bij.
Leusink viel niet achterover van de uitkomsten. Over twintig jaar genomen zijn de verschillen niet zo groot, zegt hij. „Interessanter is de vraag: wat hangt er samen met meer of minder vaak seks?”
Het onderzoek laat zien dat gezonde, werkende mensen met een goed inkomen seksueel actiever zijn dan mensen met lage inkomens en een slechtere gezondheid. Dat betekent niet automatisch dat het één tot het ander leidt. „Maar huisartsen zouden meer aandacht kunnen hebben voor seksuele gezondheid bij patiënten uit deze groepen. Voor sommige groepen, zoals migranten, is seksuele-gezondheidszorg moeilijk toegankelijk. Het is best raar dat bijvoorbeeld relatietherapie niet wordt vergoed als je weet dat seks zo’n belangrijk element voor de gezondheid is.”
Schermtijd
Leusink benadrukt dat er verschil is tussen de afname in een hele leeftijdscategorie over een periode van tien jaar en het feit dat mensen vaak minder seks hebben naarmate de relatie langer duurt: dat laatste was vroeger niet anders.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/06/data32358174-981d8e.jpg)
Voor het eerste opperen de onderzoekers voorzichtig verklaringen: de introductie van de iPhone in 2007, de economische crisis die in 2008 begon. En zouden sociale media ervoor hebben gezorgd dat we meer virtuele ervaringen hebben en minder seks in de echte wereld? „Naar porno is helaas niet gevraagd, en masturberen telde ook niet mee als seksueel gedrag”, zegt Leusink. „Het zou interessant zijn om te onderzoeken wat de invloed is van de toegenomen aanwezigheid van seks in het dagelijks leven.”
Frequentie niet zo relevant
Die maatschappelijke veranderingen zijn niet onbelangrijk. Maar in de spreekkamer hebben patiënten het niet over grote sociale ontwikkelingen, zegt Leusink. Dan gaat het over aandacht, over communicatie tussen twee mensen, waarom wil de één vaker dan de ander. Nog steeds lijkt twee keer per week de norm te zijn.
„Mannen en vrouwen zijn vaak onzeker over de frequentie. In de spreekkamer probeer je als arts te normaliseren.” Frequentie, schrijft Leusink ook in het begeleidende artikel, is minder relevant dan kwaliteit.
Opvallend is dat minder seks bij de Britse mannen én vrouwen (in iets mindere mate) gepaard gaat met de wens naar meer seks. Wat zegt dat? „Dat is een wezenlijke vraag. Want wat wil je dan? Wat zoek je? Intimiteit? Contact? Een partner? De behoefte kan voor iedereen anders zijn.”
Wat zoek je? De behoefte kan voor iedereen anders zijn
Peter Leusink seksuoloog
De paradox is dat, hoewel ook vrouwen vinden dat ze te weinig seks hebben, minder seks juist een gevolg kan zijn van meer assertiviteit van vrouwen. „De vanzelfsprekendheid waarmee mannen vroeger toegang hadden tot seks binnen een huwelijk is verdwenen. Vrouwen bepalen nu mede de agenda.” Zij voelen zich minder verplicht aan de behoefte van de man tegemoet te komen, schrijven de onderzoekers.
Maar de meest overtuigende verklaring voor minder seks vinden de onderzoekers de stress en drukte van het moderne leven; het voortdurend jongleren met werk, gezin en vrije tijd en het vervagen van de grenzen tussen privé en de buitenwereld.
„Als de frequentie van seksueel contact een barometer is voor menselijke verbondenheid, dan zou minder seks een verontrustende trend zijn die om meer onderzoek vraagt”, zo concluderen de onderzoekers. Of zoals Leusink zegt: nu moeten we echt over seks gaan praten.