De Angstfabriek. Dat klinkt als: niet betreden, zeker niet in het donker. Maar helaas, het schemert al, de kou trekt op en het is ook nog eens uitgestorven.
Het kleine gebouw staat wat verloren tussen station Leidsche Rijn en de ringweg van Utrecht, op een terrein in ontwikkeling. De Pathé-bioscoop ernaast is vele malen groter. Het maakt de minifabriek niet minder verdacht. Het staat er gewoon: ‘ANGSTFABRIEK’, in kapitalen boven de deur met Illuminati-tekens. Moet deze eerlijkheid geruststellen?
Een oude stationsklok op de gevel leest vijf voor twaalf. Er zijn campagneposters met de knalgele kleuren van Amnesty International, maar met een tegengestelde boodschap: volle migrantenboten zijn ‘genoeg reden om bang te zijn’. Er is nog steeds niemand.
Allervriendelijkst staat op een bordje: ‘Welkom bij de Angstfabriek! Heb je een kaartje? Bel aan op het afgesproken tijdstip.’ Het is 19.22 uur. Nog acht minuten wachten dus. Vier anderen sluiten aan, gelukkig. We schudden elkaar maar een hand. 19.29 uur. Mogen we?
De receptionist van deze theaterexperience over een fabriek die verdient aan angst ontvangt ons kil. Onze namen moeten op de lijst, onze lichamen worden gescand. „Dus je trekt graag dezelfde kleren aan als je vriend?” De dag ervoor plaatste ik een foto op Instagram waaruit je dat inderdaad zou kunnen opmaken. Maar ik had m’n account toch afgeschermd?
Angst is goed
„We zijn veiliger, omdat we bang zijn”, horen we in een gelikt promofilmpje, waarin tevreden klanten aan het woord komen. Een meisje krijgt „een rustig gevoel” bij de wetenschap dat haar ouders haar 24/7 kunnen volgen. De Angstfabriek verkoopt ook trackingsystemen. Zo verdient de fabriek aan de angst die ze zelf voedt. ‘We keep you safe.’ Einde.
De directeur ontvangt ons in zijn kamer. „Was John F. Kennedy in 1963 maar een beetje banger geweest”, oreert hij. „Dan waren zijn hersens niet over de lederen bekleding, zijn stropdas en het jurkje van zijn vrouw gespat.” Nee, dan had hij in een kogelvrije wagen gezeten.
Angst, kortom, is goed. Daarom maakt zijn fabriek „angstbeelden en alarmberichten” voor persbureaus, journaals. Ja, hij verdient aan angst. Maar de bakker aan honger, de dokter aan ziekte. Wat vinden we daar dan van? Visitekaartje, tot ziens.
We halen de buitendeur niet. Een fabrieksmedewerker trekt ons mee. Uit onvrede is een aantal medewerkers opgestapt, fluistert ze. We kunnen hun labjassen aantrekken, dan herkent de directeur ons niet en kunnen we „zien wat hier gebeurt”. En de boel saboteren.
Klokkenluider
Maar we zijn zwak. Nog geen minuut later, omringd door wereldkaarten en breaking news, kiezen we zonder aarzelen het alarmerendste nieuwsbericht over een terreuraanslag in Amsterdam: we selecteren ‘emotionele’ in plaats van ‘zakelijke’ anchor op het gigantische touchscreen, beelden van bloedende slachtoffers in plaats van puin. Een verslaggever zinspeelt op moslimextremisme, op ons verzoek. De directeur complimenteert ons via een live-verbinding, is euforisch zelfs. Ons verzonnen nieuwsbericht ‘Terreur in hart samenleving’ is klaar voor verzending.
„Hoe voelde dat nou?”, vraagt de klokkenluider ons verwijtend. „Machtig”, durft er één.
Even later, bij de lopende band, scannen we producten die mensen zich veiliger moeten laten voelen: sociaalkredietsystemen, anti-wiegendood-matrasjes. „Deze directeur hier is als een dokter die zijn patiënten ziek maakt, om zijn pillen te kunnen verkopen”, probeert de klokkenluider ons nog tegen te houden. Maar we hebben de pakjes al verstuurd.
Pas in de kleedruimte komen we tot bezinning. Daar worden we geconfronteerd met de individuele gevolgen van ons werk. In lockers horen we hun verhalen, bijvoorbeeld van een man die werkt in een kinderopvang en continu met vooroordelen wordt geconfronteerd. Als we naar buiten stappen beloven we onszelf niet meer te laten gijzelen door angst.
Maar snel staat alles weer in ander perspectief. Buiten hangt een tweede campagneposter: ‘Fear first. Climate second.’