De 28-jarige Sharon heeft de schijn tegen. Dus als haar 5-jarige dochter op vrijdag 1 juli 2016 op school vertelt dat haar moeder haar slaat en schopt en dat ze niet terug naar huis wil, grijpt kindermishandelingsorganisatie Veilig Thuis drastisch in.
Ze halen het kind uit de klas, en bellen de moeder diezelfde ochtend om te zeggen dat haar kind voorlopig niet meer thuis komt.
Of de dochter mishandeld werd, is uiteindelijk nooit aangetoond. Maar hoewel de kinderrechter en Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond vinden dat Sharon een kans moet krijgen om weer voor haar kind te zorgen, is het inmiddels achtjarige meisje bijna drie jaar later nog steeds op een voor de moeder geheime locatie in een pleeggezin ondergebracht. Moeder en dochter zien elkaar eens in de twee weken vijf uur lang. Zonder begeleiding, ze ontmoeten elkaar bij een bushalte. Over het meisje, dat zich volgens het laatste schoolrapport voor de uithuisplaatsing goed ontwikkelde, maken de pleegouders en de school zich inmiddels grote zorgen.
De moeder heeft op haar beurt aangifte gedaan tegen Veilig Thuis, Jeugdbescherming en andere betrokkenen wegens ‘onttrekking aan het ouderlijk gezag’.
Hoe kon het zo ver komen?
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/03/cover.jpg)
Acute onveiligheid
Er was die vrijdagmiddag in 2016 sprake van „acute onveiligheid”, zo schrijft Veilig Thuis jaren later aan het Openbaar Ministerie, als het zich verdedigt tegen de aangifte van de moeder. De medewerkers van Veilig Thuis geloofden het meisje, omdat ze „gedetailleerd” vertelde over mishandeling en een kras achter haar oor zou kunnen passen bij haar verhaal.
Het beladen verleden van de moeder speelde bij die afweging – volgens Veilig Thuis gemaakt in overleg met de Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdbescherming – ook een rol. Ze stond op dat moment al in de systemen van Veilig Thuis: tijdens een gevecht met haar broer had ze hem met een keukenmes in zijn arm gesneden. Als vijftienjarige zat ze drie jaar in de jeugdgevangenis na enkele geweldsdelicten. Ze heeft moeite met „agressie-regulatie”, zoals dat in het jargon heet.
„Ik begrijp wel dat ze dachten dat er iets aan de hand was”, zegt Sharon nu. „Ik heb haar nooit geslagen. Maar ik verwijt mezelf veel. Ik was verbaal best agressief, veel dronken, eigenlijk zorgde mijn moeder voor haar. Maar het feit is: ze hebben mijn dochter ontvoerd, en nooit onderzocht of haar verhaal wel klopte.”
Een kind bij de ouders weghalen kan eigenlijk alleen na een kinderbeschermingsmaatregel van de rechter. Maar in Nederland is er iets ontstaan dat „vrijwillige uithuisplaatsing” heet. Die vindt vaak onder druk van jeugdzorginstanties plaats, in een zogenaamd „drangtraject”. Daarin geven jeugdzorginstanties die zich zorgen maken over kinderen, onwelwillende ouders een „laatste kans” om akkoord te gaan met hulpverlening, voordat ze naar de rechter stappen.
De brief die het OM op 10 maart aan de bestuurder van Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond stuurde:
Ingrijpen zonder vertraging
Binnen de jeugdzorg is dit drangtraject populair, omdat er snel en zonder de juridische verplichtingen en vertragingen van een rechtsgang kan worden ingegrepen, soms met verregaande maatregelen. Maar er is ook kritiek op: de rechtelijke bemoeienis is namelijk bedoeld om de acties van jeugdzorginstanties onafhankelijk te laten beoordelen, en de rechten van ouders én kinderen te beschermen. De Rotterdamse kinderombudsman pleitte een jaar geleden voor een „dringende herziening” van drangtrajecten in de regio, wegens „serieuze tekortkomingen”, en wees categorisch het middel van vrijwillige uithuisplaatsingen af.
Sharon wordt die vrijdagmiddag 1 juli 2016 door medewerkers van Veilig Thuis onder druk gezet om akkoord te gaan met zo’n uithuisplaatsing. Als ze niet instemt, dan zal Veilig Thuis naar de rechter stappen om het alsnog te regelen. En sowieso krijgt ze haar dochter pas terug als de verhalen over mishandeling zijn uitgezocht. Ook zeggen medewerkers dat Veilig Thuis aangifte tegen haar overweegt wegens kindermishandeling.
Volgens Veilig Thuis gaat de moeder diezelfde dag „uiteindelijk” akkoord met de uithuisplaatsing – iets wat de moeder ontkent. Pas als Sharon na een half jaar een advocaat inhuurt, kijkt een kinderrechter naar de zaak. Die bekrachtigt de uithuisplaatsing.
Meer dan een jaar na de uithuisplaatsing van het meisje concludeert een volgende kinderrechter dat Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond – dat inmiddels verantwoordelijk is – zaken „op de lange baan” schuift. Ondanks uitdrukkelijke verzoeken van de rechter is de omgangsregeling tussen moeder en dochter niet verruimd. Er is geen vaste jeugdbeschermer voor het kind en de moeder heeft geen concrete doelen gekregen waar ze aan moet werken om haar kind terug te krijgen.
Maar Jeugdbescherming wil geen plan maken; die organisatie wil eerst afwachten wat het OM doet met de aangifte tegen de moeder wegens kindermishandeling.
Intussen gaat het met het meisje steeds slechter. Uit het eerste pleeggezin –met behalve pleegkinderen ook dertien eigen kinderen – moet ze al snel weg. In het tweede pleeggezin wordt ze steeds opstandiger. Ze huilt veel, is vaak boos, zo blijkt uit correspondentie van Jeugdbescherming. „Ze zit in een loyaliteitsconflict”, zo staat daar. Ook op school – waar ze het voor de uithuisplaatsing volgens het schoolrapport goed deed – gaat het slecht.
Op aandringen van de rechter gaat Jeugdbescherming na anderhalf jaar om: ze zullen de uitkomst van de aangifte tegen de moeder niet meer afwachten: „De moeder verdient hoe dan ook de kans om de zorg voor [haar dochter] weer op zich te nemen.”
Voortslepende onderzoeken
Maar dan is er nieuwe vertraging. Een jeugdzorginstelling moet onderzoek doen naar de achteruitgang van het meisje, en moeder en dochter samen observeren. Tot het resultaat daarvan binnen is, besluit de rechter eind 2017, mag ze niet terug naar haar moeder. Als dat onderzoek – mede door gedoe tussen de jeugdzorginstelling en Jeugdbescherming – bijna een jaar later nog steeds niet is begonnen, krijgt een andere instelling de opdracht het onderzoek te doen. Het is „noodzakelijk”, schrijft de kinderrechter eind oktober 2018, dat Jeugdbescherming „alles in het werk stelt” om dit snel uit te voeren.
Bijna drie jaar nadat het meisje bij haar moeder werd weggehaald, slepen de onderzoeken zich voort. Het onderzoek naar de toestand van de dochter is nog niet afgerond. Daarnaast heeft het OM voor zover advocaat Reinier Feiner weet nog geen besluit genomen over een mogelijke vervolging van de moeder.
Het zijn niet de individuele hulpverleners, zegt Feiner. „Het zijn hun organisaties, die systematisch falen tijdig en adequaat hulp te bieden.” Sharon zelf volgt al jaren agressietherapie, doet een opleiding maatschappelijke zorg waarvoor ze als stage licht verstandelijk beperkte mensen en mensen met een psychosociale stoornis begeleidt, en maakt daarnaast drie avonden schoon. De uren die ze bij haar dochter doorbrengt voelt ze rust, en trots. Maar ze maakt zich zorgen: „Ze moeten mijn dochter teruggeven, het gaat niet goed met haar.”