Een Haagse routinier vertelt waarover politici pas écht bezorgd moeten zijn

Deze week: topambtenaar, terrorismebestrijder en rampenonderzoeker Tjibbe Joustra over zijn 45 Haagse jaren.

Ofwel: hoe de opkomst van managers de inhoudelijke deskundigheid van topambtenaren heeft doen verdwijnen.

Als ik Tjibbe Joustra (1951) in de buurt van het Binnenhof zag wandelen, dacht ik vaak: het zou handig zijn als ik even in dat hoofd kon kijken.

Decennia behoorde hij tot de adel van de bureaucratie. Een man in de schaduw van de politiek, bijna altijd betrokken bij dossiers waarover bestuurders bezorgd waren.

De feiten over MH17, de Groninger gaswinning, de val van Hennis als minister van Defensie – Tjibbe Joustra had er als voorzitter van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (2011-1 mei) de hand in.

Hij was de eerste nationaal coördinator terrorismebestrijding (2004-2009). Als (top)ambtenaar op Landbouw (1975-2001) was hij spil in talrijke crises. Intussen werd hij actief in de VVD van Rutte, als co-auteur van verkiezingsprogramma’s en de rekrutering van nieuw politiek talent.

Zijn opvolger als terrorismebestrijder, Erik Akerboom, vertelde ooit bewonderend: „Tjibbe kent alle sluipwegen in Den Haag.”

„Sluipwegen?”, lachte Joustra, toen ik woensdag bij hem was. „Ik bel gewoon even rond.”

Hij zag het bestuur veranderen, vooral de ambtelijke wereld, waarin hij 35 van zijn 45 Haagse jaren werkte.

Hij groeide op toen directeuren-generaal inhoudelijk gezag hadden. „Ze stonden bekend om hun kennis.”

Maar toen hij een paar jaar terug de problemen bij de Belastingdienst in kaart bracht, constateerden hij en een collega dat de leiding amper fiscale deskundigheid had: er zaten vooral managers.

„Dit kan de bedoeling niet zijn”, zei hij. „We hebben een systeem gebouwd dat ervaring en deskundigheid in de ambtelijke top weg organiseert.”

Het ligt, zei hij, aan de Algemene Bestuursdienst – een pool van de hoogste ambtenaren die moeten rouleren om verkokering tussen ministeries te voorkomen.

Op zich prima, zei Joustra. Het wordt alleen rigide toegepast. Hij ziet de gevolgen ook in OVV-onderzoeken. „Het patroon: een inhoudelijk probleem blijft liggen omdat in de leiding telkens nieuwe managers aantreden.”

Decennia stond Landbouw bekend als Haagse kweekvijver. Dries van Agt (CDA), de latere premier, had er zijn eerste ambtelijke baan. Net als decennia later Jeroen Dijsselbloem (PvdA), de minister van Financiën van Rutte II, die Joustra binnenkort opvolgt bij de OVV.

Hij zag Dijsselbloem al in diens beginmaanden op Landbouw aan het werk. „Goeie vent, toen al.”

In zijn eigen jonge jaren drong Joustra, begonnen als wetgevingsjurist, razendsnel door tot de ambtelijke top van Landbouw. Met leeftijdgenoten als Lenze Koopmans (Financiën) en Elco Brinkman (Binnenlandse Zaken) werd hij gerekend tot de grote talenten.

Hij diende onder tien ministers en kent als geen ander de gevoeligheden tussen bewindslieden en ambtenaren.

Ministers, zei hij, zijn vaak bang dat hun hoogste ambtenaren, de secretarissen-generaal, onderling over ze praten. „Groot misverstand”, zei Joustra. Een SG die afgeeft op zijn eigen minister verzwakt de positie van zijn departement in Haagse onderhandelingen. „Nóóit doen.”

Ambtelijke loyaliteit is elementair, zei hij, maar „ambtelijke slaafsheid” dom. „Ministers hebben recht op jouw eerlijke oordeel.”

En „zwakke ministers bestaan niet” in de ambtelijke logica. „De nieuwe minister is altijd de beste – ook als dit een nogal theoretische benadering is”. De kern: „Een ambtenaar moet zijn plaats kennen.”

Zijn vermoedelijk moeilijkste klus was de vorming van een nationale coördinator terrorismebestrijding. Ambtenaren bewonderen hem nog steeds om het resultaat.

Piet Hein Donner vroeg hem. Een mijnenveld omdat hij introverte geheime diensten, vooral de AIVD, moest dwingen tot samenwerking. Hij vond de terrorismebestrijding te abstract: het moest een gezicht krijgen. Met een periodiek dreigingsbeeld ontsloot hij inlichtingenkennis voor het publiek.

„Ik heb natuurlijk ook gezien”, zei hij koeltjes, „dat de AIVD spijt had dat ze dit niet zelf had gedaan.”

De functie maakte hem doelwit van politici. In een briefing legde hij Wilders uit, zei hij, dat uitlatingen van de PVV’er over de islam bijdroegen aan de terrorismedreiging tegen hem. Wel nam Joustra afstand van een medewerker die de PVV’er een gematigdere toon aanraadde. Wilders bedankte Joustra, mondeling, later schriftelijk, maar een week later klaagde de PVV’er ineens dat Joustra hem had „geïntimideerd”.

„Het verbaasde me zeer”, zei Joustra.

Ook de beveiliging van andere bedreigde politici (Verdonk, Hirsi Ali) gaf gedoe. Verdonk riep dat haar beveiliging ineens werd afgebouwd. „Wás niet zo.” Met Hirsi Ali „kwamen we in een gerechtelijke procedure terecht”. Wilders vergrootte de feestvreugde met Fitna. In de coalitie zeiden ze dat Joustra door deze politici werd misbruikt. „Het was inderdaad geen werk met een immense bevrediging”, zei hij.

Na zijn vertrek als ambtenaar sloot hij zich aan bij de VVD. Met onder meer Klaas Dijkhoff dacht hij mee over twee verkiezingsprogramma’s. Hij merkte hoezeer regeren het denken belemmert.

„De eerste keer, in 2010, zaten we in de oppositie: dan kan je alles zeggen.” De tweede keer, als regeringspartij in 2012, „was er weinig aan: je moest benadrukken dat het beleid goed was – enfin.”

Hij stapte over naar de VVD-scoutingscommissie, die talent aantrekt en opleidt, en zag de gevolgen van ledenverlies. „Het wordt lastiger goede mensen te vinden, echt zorgelijk.”

De ironie was: hij combineerde dit vanaf 2011 met het OVV-voorzitterschap, en daarin bracht hij vooral VVD-politici in problemen.

Laatst minister Dekker (Justitie) over Michael P. in de zaak Anne-Faber. In 2015 minister Kamp (Economische Zaken) met een snoeihard rapport over de Groninger gaswinning. In 2017 minister Hennis (Defensie), die aftrad na de OVV-bevindingen over twee overleden militairen in Mali.

Hij sprak erover in klassiek ambtelijke termen, waarbij het persoonlijke strikt gescheiden is van het zakelijke. Geen VVD’er waagde het druk uit te oefenen. „Dat had ook geen zin gehad.”

De gevoeligste klus was MH17. Russen probeerden de OVV te hacken en verspreidden desinformatie. Baudet tekende in 2017 een verzoek aan Trump om nieuw onderzoek: de OVV zou niet onafhankelijk zijn.

„Wonderlijk”, zei Joustra. „Maar zoals Piet Hein Donner ooit zei: als mensen ervaring en deskundigheid verwarren met vooringenomenheid, dan is dat maar zo.”

Wanneer je hem langer sprak, viel dat vooral op: het vaak onderschatte belang van ervaring en deskundigheid dat hij personifieerde.

Achteraf, bekende hij, ben ik te jong secretaris-generaal geworden. De landbouw liep al tegen de grenzen van zijn groei aan.

Maar hij, een dertiger, miste de ervaring om „een cesuur” aan te brengen: er kwamen quota voor melk, vis en mest. „Ik had moeten zeggen: we gaan het anders doen.” Door gebrek aan ervaring liet hij het lopen. „Ik dacht: het is zoals het is. Dat was fout.” Gevolg was dat later enorme spanningen met de overheid ontstonden omdat sectoren ineens zware groeibeperkingen opgelegd kregen.

Ik vroeg of daarin een les schuilt voor het klimaatbeleid: het beleid dat het land, de coalitie én zijn partij dreigt te splijten.

„Ik heb ervan geleerd”, zei hij, „dat consistentie van beleid het belangrijkst is.”

Beleid grondig uitdenken, goed aankondigen, en dan: volhouden.

„Maar wat je nooit moet doen”, zei hij, „is ineens een heleboel maatregelen over het land uitstorten. Dat werkt niet.”