Opinie

Het recht op medische privacy geldt niet altijd, het kan ook schaden

De zaak-Michael P. laat zien dat het recht op medische privacy niet altijd hoeft te gelden. Rechter Matthieu Verhoeven in de Togacolumn over een recht waar zowel te vrij als te streng mee wordt omgesprongen.
Foto Merlin Daleman

De afgelopen tijd was er discussie over de vraag in hoeverre iemand het recht heeft zijn medische gegevens voor anderen verborgen te houden. Zo  bleek dat Michael P., de man die Anne Faber verkrachtte en ombracht, geen toestemming had gegeven zijn delictsgeschiedenis en zijn medisch dossier bekend te maken aan de psychiatrische kliniek in Den Dolder waar hij gedurende de laatste periode van zijn detentie werd behandeld.

Ter zijde: ik vraag me af hoe iemand (serieus) kan worden behandeld indien de behandelaar een betekenend deel van de relevante voorgeschiedenis van zijn patiënt niet kent. Inmiddels is iedereen het er wel over eens dat bij de behandeling, om dat woord toch maar te gebruiken, van Michael P. heel veel is misgegaan.

Echt te privé

Uiteraard heeft ook een gedetineerde recht op privacy en mogen zijn medische gegevens niet zomaar worden verspreid. Maar dat recht op privacy geldt niet altijd en niet altijd voor honderd procent. Het blijft een voortdurend afwegen welk belang prevaleert. Bij de (openbare) behandeling van rechtszaken komen heel vaak details aan de orde die een of meer betrokkenen graag geheim hadden willen houden. Als het echt te privé wordt, kan de rechter de behandeling achter gesloten deuren bevelen. Sommige zaken vinden uitsluitend met gesloten deuren plaats, zoals familierechtzaken en strafzaken met minderjarigen.

Maar bij andere zaken wordt het belang van openbare behandeling groter geacht dan het verlies aan privacy van de betrokkenen. In het geval van de behandeling van iemand met forse psychische problemen en daaraan gerelateerde ernstige misdrijven, lijkt het belang van een goede behandeling, op basis van juiste feitelijke gegevens, en beveiliging van derden toch flink zwaarder te wegen dan het belang van de (gevaarlijke) patiënt op geheimhouding van zijn medische gegevens.

Ongelimiteerd

Ook de andere kant van de medaille kwam aan de orde: de verstrekking van medische gegevens via allerlei apps. Waar aan de ene kant erg wordt gehecht aan privacy en geheimhouding, staan aan de andere kant kennelijk sluizen open. Diverse apps registreren medische gegevens en het is niet altijd duidelijk wat daarmee gebeurt. Theo Hooghiemstra pleit in zijn proefschrift voor het invoeren van het ‘patiëntgeheim’: de gebruiker van de app (en de patiënt in het algemeen) moet zelf kunnen bepalen wat er met zijn (persoonlijke) gezondheidsinformatie gebeurt. Als iemand met al zijn gegevens te koop wil lopen, is dat prima, mits het zijn eigen bewuste keuze is.

Maar hoe gaat het met apps en bepaalde internetsites? Om van de dienst gebruik te kunnen maken moet er een vinkje worden geplaatst, inhoudende dat de gebruiker akkoord gaat met de toepasselijke voorwaarden. Zo ongeveer niemand leest die, vaak ontoegankelijke, teksten. Iedereen zet het vinkje om verder te kunnen. Op die manier kun je dus toestemming geven je (medische) gegevens te gebruiken. Dat is een griezelig idee.

Hoe zit dat met de handige app van mijn ziektekostenverzekeraar waarmee ik met drie klikken een rekening kan declareren? Houdt die app ook mijn hartslag bij? En wordt er een streepje gezet bij elk glas wijn dat ik drink? En krijgt, verzamelt en interpreteert de verzekeraar die gegevens? Iets dergelijks is technisch vast mogelijk, maar moet maar niet zomaar kunnen. Het minste is dat ik zelf de toestemming geef (of onthoud) om die gegevens te delen.

Zelf bepalen

Het uitgangspunt is dat, met enige uitzonderingen, de patiënt zelf bepaalt wie welke gegevens krijgt. Daar hebben sommige artsen het weleens moeilijk mee. De Wet schuldsanering natuurlijke personen kent een inspanningsverplichting: de schuldenaar, ook wel saniet genoemd, moet door betaald werk zo veel mogelijk inkomen verwerven, ter aflossing van de schulden. Daar staat tegenover dat de schuldenaar het recht heeft om, als hij wegens zijn gezondheid niet tot (volledig) werken in staat is, een ontheffing van die inspanningsplicht te krijgen. Hij moet dan wel aantonen dat hij medische problemen heeft.

Wij maken in de praktijk nogal eens mee dat artsen weigeren die gegevens te verstrekken (al dan niet met gelijktijdige klacht bij de Orde van Advocaten), zich daarbij beroepend op de Richtlijn Omgaan met medische gegevens van de KNMG. Nog los van het feit dat dat beroep nogal haaks staat op de inhoud van die richtlijn: In die richtlijn wordt genoemd dat een uitzondering op het verbod medische informatie aan derden te verschaffen optreedt indien de patiënt de arts expliciet toestemming geeft. De patiënt heeft zijn gegevens nodig om een hem toekomend wettelijk recht uit te oefenen, de arts heeft – als enige – die gegevens, de patiënt wil dat hij die verstrekt, maar de arts weigert.

Rigide

Er zullen best uitzonderingsgevallen zijn die zo’n weigering van een arts rechtvaardigen, maar normaal gesproken zal dat niet zo zijn. Door die informatie niet te verstrekken, kan de arts de belangen van zijn patiënt schaden. De ontheffing van de inspanningsverplichting wordt niet gegeven, of de patiënt wordt naar een keuringsbureau verwezen, met alle bezwaren en kosten van dien. Een goede reden voor deze rigide houding is mij niet gebleken. Zeker, het is een inbreuk op de privacy met betrekking tot medische gegevens, maar het is een door de patiënt zelf gewilde inbreuk, zodat hij aanspraak kan maken op een hem toekomend wettelijk recht. En de gegevens komen terecht bij personen die zelf ook weer een beroepsgeheim hebben.

Kortom het is een gebied waar autonomie, belangen(afweging), privacy, ethiek en rechten om voorrang strijden. Ook een gebied waarop door allerlei technologische ontwikkelingen nieuwe problemen en vragen opdoemen. En ja, artsen en juristen, het blijft een moeizame combinatie.

 

De Togacolumn verschijnt tweewekelijks en wordt geschreven door een rechter, officier of advocaat.