The Shed: museum van 500 miljoen en speeltuin voor de sterren

Reportage New York is een half miljard dollar kostend kunstcentrum rijker. The Shed wil ‘s werelds meest flexibele kunstinstelling zijn, met alle disciplines onder één dak.

The Shed, ontworpen door Diller Scofidio + Renfro
The Shed, ontworpen door Diller Scofidio + Renfro Foto Iwan Baan/The Shed

Als je een paar jaar niet in New York bent geweest, weet je niet wat je ziet. In Hudson Yards, een gebied dat vroeger werd gedomineerd door scheepswerven, is een nieuwe stad verrezen. Glazen wolkenkrabbers vol luxe appartementen en kantoren zijn aan weerszijden van de High Line omhoog geschoten. Een gloednieuw winkelparadijs en een krankzinnige architectonische folly genaamd Vessel (zie inzet) maken deel uit van dit duurste vastgoedproject dat ooit in de VS ontwikkeld is. 25 miljard dollar heeft het gekost om het gebied op te pimpen tot een soort Dubai aan de Hudson.

Te midden van die glanzende torens is The Shed, het nieuwste cultuurcentrum van New York, als een soort ufo geland op de noordelijkste punt van de High Line. Het futuristische gebouw is omhuld met een vliesgevel die op zonnige dagen haast licht lijkt uit te stralen. Alles ziet er nog zo smetteloos en sciencefiction-achtig uit, dat je het gevoel hebt naar een architectonisch computermodel te kijken in plaats van naar een gebouw van staal, glas en teflon.

waarom zou je een half miljard besteden aan een nieuwe instelling, terwijl bestaande New Yorkse musea de grootste moeite hebben fondsen te werven?

The Shed ontstond veertien jaar geleden als het troetelkind van burgemeester Michael Bloomberg. Toen de stad in 2005 toestemming gaf voor het hyperkapitalistische bouwproject op gemeentegrond was dat onder de voorwaarde dat er ook een nonprofit-instelling zou komen. Zelf doneerde Bloomberg 75 miljoen dollar, de overige honderden miljoenen kwamen van rijke zakenmannen als Frank McCourt en Ken Griffin, naar wie de verschillende ruimtes van het gebouw nu vernoemd zijn.

In totaal kostte The Shed 529 miljoen dollar - een megalomaan bedrag dat voorafgaand aan de opening al tot veel kritiek in de media leidde. Want waarom zou je een half miljard besteden aan een nieuwe instelling, terwijl bestaande New Yorkse musea de grootste moeite hebben om fondsen te werven en sommige, zoals het Metropolitan, personeel moesten ontslaan?

Op de persvoorbezichtiging werd afgelopen week door de vastgoedtyconen uit het bestuur in ronkende taal benadrukt hoe The Shed zich juist wil onderscheiden van bestaande musea. „Bloomberg zag een kunstcentrum voor zich dat anders was dan alles wat er al was in New York”, aldus bestuursvoorzitter Daniel Doctoroff. Hij vergeleek The Shed met een grote schuur: een open structuur vol met gereedschap waar kunstenaars „hun dromen kunnen verwezenlijken”. The Shed wil zo’n twintig opdrachten per jaar verstrekken aan artiesten uit alle disciplines. Overdag is het een museum, ’s avonds een theater, danszaal of poppodium.

Directeur Alex Poots benadrukte dat zijn cultuurcentrum een plek moet worden voor „avonturen en experimenten, waar risico’s worden genomen en grenzen overschreden”. Hij wil van The Shed ’s werelds meest flexibele kunstinstelling maken. „Een plek waar geen onderscheid gemaakt wordt tussen hoge en lage kunstvormen, tussen onbekende kunstenaars en wereldsterren.”

Het is natuurlijk de vraag of je, door voor veel geld grote namen in te huren, je een plek kunt bevechten in de internationale avant-garde, zoals Bloombergs droom is. Vernieuwing ontstaat vaak in de haarvaten van de stad, niet in gebouwen van een half miljard. De beste schilderkunst van New York werd in de jaren vijftig en zestig gemaakt in de totaal vervallen panden van Soho en de East Village. Hiphop ontstond in de Bronx, niet in de West Side.

Architect Elizabeth Diller van het bureau Diller Scofidio + Renfro heeft een kunstcentrum ontworpen dat niet alleen futuristisch is, maar dat zelfs zijn eigen schaal kan wijzigen, „passend bij de kunst die altijd ‘in flux’ is”. The Shed telt acht verdiepingen en heeft een verrijdbare gevel die op rails staat – een verwijzing naar de kranen die hier ooit de schepen losten. Door deze pui uit te schuiven over het plein ontstaat een reusachtige voortent waarin 2000 man concerten kunnen bijwonen.

Naast deze 37 meter hoge McCourt-zaal omvat The Shed twee verdiepingen met in totaal 2300 vierkante meter expositieruimte – ongeveer twee keer de badkuip van het Stedelijk – en een middelgroot theater met 500 stoelen, dat ook gesplitst kan worden in twee kleinere zaaltjes. De bovenste verdieping is een open ruimte die als dansvloer kan dienen, maar die met zijn penthouse-achtige uitstraling vast ook gebruikt gaat worden voor bedrijfsfeestjes. De route door het gebouw doet sterk denken aan die in Tate Modern – of die van een willekeurig winkelcentrum – met roltrappen die naar de diverse verdiepingen leiden.

Interieur van de McCourt, gezien vanuit het Griffin Theatre.Foto Timothy Schenck/The Shed

Ben Whishaw met mascara

Twee dagen voor de officiële opening heeft het gebouw nog veel weg van een enorme oefenruimte. Achter iedere deur die je opent, is een wereldster bezig met finetuning. In het Griffin Theater zitten de Amerikaanse operazangeres Renée Fleming en de Britse acteur Ben Whishaw achter bureaus in een jaren-zestigkantoor met systeemplafond, dat doet denken aan de decors van de serie Mad Men.

Dichter Anne Carson schreef speciaal voor deze twee supersterren het stuk Norma Jeane Baker of Troy, waarin de levens van Marilyn Monroe en Helena van Troje met elkaar verweven zijn. In de scène die vandaag gerepeteerd wordt, praat Whishaw met een lijzig, Amerikaans accent, draagt hij een haarband en smeert mascara op zijn wimpers, alsof hij zich wil transformeren tot Marilyn. Fleming is zijn typiste en herhaalt zijn woorden al zingend, soms met hoge uithalen, soms op musicalwijze. Het heeft iets magisch, om de twee artiesten hier te zien sparren op een plek die zo anders is dan de operahuizen of James Bond-filmsets waar ze doorgaans optreden.

Een paar verdiepingen lager is voor het project Reich Richter Pärt een interdisciplinaire ontmoeting gearrangeerd tussen schilder Gerhard Richter en de componisten Steve Reich en Arvo Pärt. Richter toont er vrolijk gekleurde tapijten die doen denken aan Rorschachtests en lange gestreepte banen die eerlijk gezegd nog het meest weg hebben van trendy behang. Een blonde vrouw lijkt ze met belangstelling te bekijken, maar barst dan plots in gezang uit. Ook elders in de ruimte ontpoppen bezoekers zich opeens tot geschoolde zangers. Tien leden van de Choir of Trinity Wall Street zingen samen een compositie van Estlander Arvo Pärt: niet vanaf een podium, maar gewoon, wandelend tussen het publiek.

„Ik wist dat Richter en Pärt dol op elkaars werk waren”, vertelt Shed-directeur Alex Poots even later, hangend in een bankstel in het Shed-penthouse. Toen de Brit nog directeur was van het Manchester International Festival bracht hij ze al eens samen. „Maar ik wist ook dat Richter vaak luisterde naar de muziek van Steve Reich.” Dus vroeg Poots de Amerikaanse componist om nieuwe muziek te maken bij Richters werk. „Richter is de laatste tijd veel bezig met digitale technieken. Voor deze serie, Patterns, heeft hij schilderijen digitaal gespiegeld en opgedeeld, totdat er alleen nog strepen overbleven. Reich deed hetzelfde, maar dan met de muziek, die hij in stukjes knipte en steeds herhaalde.”

Intussen klinken in de McCourt oude Motown-hits door de versterkers. Ze maken deel uit van Soundtrack of America, een project dat filmmaker Steve McQueen samen met muzieklegende Quincy Jones ontwikkelde. Poots en McQueen werkten de afgelopen jaren vaker samen. Dus toen Poots nadacht over het programma voor The Shed, was McQueen de eerste die hij benaderde. Na een paar weken belde McQueen terug met een idee: stel je voor dat je de geschiedenis van de Afro-Amerikaanse muziek zou kunnen horen, vanaf het moment dat de eerste slaven in 1619 voet aan wal zetten, tot nu. Hoe zou dat klinken? Poots: „Ik wist meteen dat dat de openingsshow moest zijn. Noem mij een kunstvorm die invloedrijker is geweest is dan zwarte muziek.”

De directeur laat een schema zien van een stamboom, waarbij stromingen als ragtime en gospel, bepop en hiphop met lijntjes aan elkaar verbonden zijn. „Allemaal muziek die geworteld is op de plantages. We weten niet precies hoe die vroege muziek heeft geklonken. De slaven hadden alleen hun lichaam, en maakten muziek door te klappen en te zingen.”

Hij wijst naar de bovenzijde van het papier. „Wat ik interessant vind, is hoe die stamboom verder groeit. Daarom hebben we aan 25 jonge zwarte artiesten gevraagd door wie zij zijn beïnvloed. Vijf avonden lang spelen zij de muziek van hun voorbeelden en hun eigen songs laten horen. Zo dragen zij de fakkel verder.”

Tochtgat

Op papier klinkt het indrukwekkend. En Poots’ streven om jong talent te koppelen aan gevestigde namen is lovenswaardig. Maar als vrijdag ‘opening night’ is aangebroken en Steve McQueen samen met de hoogbejaarde Quincy Jones de aftrap mag geven van Soundtrack of America komt het concert nogal stroef op gang. Een brassband en een militair korps marcheren met hun trommels en tuba’s door de zaal. Vrolijk lachend en zwaaiend brengen ze een ode aan de 369th Infantry Jazz Band, de marching band van oorlogsheld James Reese Europe, die de Europeanen tijdens de Eerste Wereldoorlog liet kennismaken met zwarte muziek. Maar de akoestiek van de McCourt klinkt als een ijskast, de blazers vriezen samen tot een oorverdovende muur van geluid. De hal zelf blijkt een tochtgat, winterjassen worden dichtgetrokken, kragen omhoog gezet. De muzikanten, onder wie ook nazaten van Reese, doen hard hun best om de boel op te warmen, maar een feestje wil het niet worden.

In de twee uur die volgen, brengen jonge sterren als Rapsody, Victory en Sheléa odes aan Billie Holiday, Ray Charles, Aretha Franklin en Stevie Wonder. Dat doen ze met verve. En het publiek, dat deze avond voor negentig procent wit is, klapt naar hartelust mee. Toch blijft er iets knagen. Ondanks alle research – er werkten diverse academici mee aan het onderzoek naar de muzikale stamboom – verschilt deze show niet veel van een regulier popconcert. En je kunt je afvragen hoe avant-gardistisch het is om je kunstcentrum te openen met een Whitney Houston-medley en een vertolking van ‘Amazing Grace’.

De komende maanden zullen moeten bewijzen of The Shed werkelijk iets toevoegt aan het bestaande aanbod. Het programma is veelbelovend. Volgende maand komt Björk een reeks voorstellingen geven vol digitaal vernuft, gevolgd door een kung fu musical op muziek van Sia en een nieuwe show van street dance pionier Reggie ‘Regg Roc’ Gray. Een hippe broedplaats zal The Shed waarschijnlijk niet worden, maar het is hoe dan ook een leuke speeltuin voor de grote sterren.

The Shed, 545 W 30th Street, New York. Inl: theshed.org
The Shed met rechts de Vessel, het door Thomas Heatherwick ontworpen kunstwerk.Foto Erick Slobbe