De Verenigde Staten en China komen dichterbij een handelsakkoord, zo blijkt uit de besprekingen die de Chinese vice-premier Liu He voert in Washington.
Bij voldoende progressie kan een deal worden beklonken op een speciale top tussen de Amerikaanse president Trump en zijn Chinese tegenhanger Xi Jinping. Dat zou later deze maand zijn. Volgens persbureau Bloomberg zou China toezeggen meer Amerikaanse grondstoffen zoals sojabonen te kopen. Bovendien zou het toestaan dat Amerikaanse bedrijven voor honderd procent eigenaar kunnen zijn van in China gevestigde bedrijven. Genoemd wordt een overgangsperiode tot 2025. Dat is overigens na een eventuele tweede termijn van president Trump.
Voor andere Chinese hervormingen, waaronder een betere bescherming van Amerikaans intellectueel eigendom, zou een tienjarige overgangsperiode worden afgesproken. Vice-premier Liu sprak woensdag met de Amerikaanse handelsgezant Robert Lighthizer en minister van Financiën Steven Mnuchin. Donderdag zou hij worden verwacht bij Trump zelf.
In ruil voor de Chinese toezeggingen zien de Verenigde Staten af van een tariefsverhoging met 25 procent voor alle ingevoerde Chinese producten. De deadline voor invoering daarvan is al enkele malen verlengd, de laatste keer tot 1 mei.
Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) kwam woensdag met een onderzoek waaruit blijkt dat zo’n tariefsverhoging niet alleen schadelijk is voor China, maar ook voor de Verenigde Staten zelf. Het onderzoek maakt deel uit van de halfjaarlijkse World Economic Outlook, die volgende week dinsdag wordt gepubliceerd. Dan geeft het IMF zijn prognoses voor de wereldeconomie.
Op basis van verschillende economische modellen rekent het IMF de gevolgen van een Amerikaanse tariefsverhoging met 25 procent door. De bilaterale handel tussen de twee landen daalt op de korte termijn met 25 tot 30 procent, en op de lange termijn met 30 tot 70 procent. De economische groei in de Verenigde Staten zal tussen de 0,3 en 0,6 procent per jaar lager uitkomen, en die in China tussen de 0,5 en 1,5 procent lager.
Handel verplaatst
Hoewel de bilaterale handel daalt, doet dat weinig tot niets voor de totale de handelsbalans van beide landen. De handel wordt simpelweg verlegd naar andere landen, die in het gat springen.
In de Verenigde Staten is het handelstekort, stelt het IMF, het resultaat van het feit dat het land meer consumeert dan produceert, en dat verandert bij een handelsoorlog met China niet.
Bij een handelsoorlog met tarieven van 25 procent verliest de Amerikaanse transport-, landbouw- en machinebouwsector 1 procent van de werkgelegenheid. De Chinese industrie ziet 5 procent van de werkgelegenheid verdwijnen.
Andere landen zullen hun export naar de VS opvoeren, alsook hun invoer van halffabrikaten uit China. Met name Amerika’s partners in het NAFTA-verdrag, Canada en Mexico, profiteren. Noord-Amerika profiteert als regio licht, terwijl de economische gevolgen voor de rest van de wereld ‘gematigd negatief’ zijn. Dat laatste geldt overigens niet voor Oost-Azië, dat een deel van de Chinese export van elektronica en machines zal overnemen. China is nu de belangrijkste exporteur van deze goederen naar de VS, maar wordt dan slechts vierde, na Oost-Azië, Mexico en Canada.
Het Amerikaanse handelstekort met China steeg vorig jaar, ondanks de oplopende spanningen en een beginnende tariefoorlog tussen de twee landen, van 375 miljard dollar in 2017 naar 419 miljard dollar. Dat is vier maal zoveel als in 2002.