De aanleiding
Alle Nederlanders moeten in hun portemonnee voelen dat het beter gaat, was de boodschap van premier Mark Rutte afgelopen jaar. In een recent interview met het AD werd Rutte met die uitspraak geconfronteerd: veel mensen merken nog helemaal niet dat het beter gaat. Dat gaat nu komen, stelt Rutte: de lasten worden verlaagd en er wordt fors geïnvesteerd: „We investeren meer dan het kabinet-Den Uyl!” Klopt dat?
Waar is het op gebaseerd?
De woordvoerder van Rutte wijst op Kamervragen die Rutte in september kreeg over de investeringen van zijn kabinet. In antwoord op die vragen stelt Rutte dat zijn kabinet in 2021, het laatste begrotingsjaar van dit kabinet, 8 miljard euro zal investeren. „Geen van de naoorlogse kabinetten”, stelt Rutte, investeerde zo veel.
Met een investering bedoelt de premier „een netto extra uitgave”. Als ergens meer geld aan wordt besteed, ziet Rutte dat dus als investering.
En, klopt het?
Er zitten wat haken en ogen aan de uitspraak van Rutte. Allereerst: de premier vergelijkt de plannen van zijn kabinet met de daadwerkelijk gerealiseerde uitgaven van het kabinet-Den Uyl. Het is nog maar de vraag of het kabinet wel zo veel gaat uitgeven als het zegt te gaan doen.
Het Centraal Planbureau (CPB) heeft in het Centraal Economisch Plan wel vast de uitgaven van Rutte III uitgerekend. Hierin staan ook de overheidsfinanciën vanaf de jaren 70. De financiën van het kabinet-Den Uyl (1973-1977) zit daar ook tussen.
In antwoord op de Kamervragen heeft Rutte het daarnaast specifiek over het laatste begrotingsjaar, 2021. Maar in het AD heeft hij het over zijn hele kabinetsperiode. We kijken daarom naar de (geplande) investeringen over de hele periode Rutte III.
Ten slotte wijkt de definitie van „investeren” die Rutte gebruikt af van die onder economen gangbaar is. Rutte telt simpelweg álle uitgaven bij elkaar op. Economen bekijken of zo’n uitgave op de lange termijn iets oplevert. Een brug bouwen, bijvoorbeeld, is een investering. Maar een brug onderhouden is ‘consumptie’. Dat rekent Rutte ook mee als investering.
In het Centraal Economisch Plan worden overheidsconsumptie en overheidsinvesteringen gescheiden. Bij elkaar opgeteld zijn dat de overheidsbestedingen. Die stijgen onder Rutte III met 7,2 procent. Onder het kabinet-Den Uyl stegen de bestedingen met 15,4 procent. Maar de investeringen stijgen onder Rutte III juist harder: 8,1 procent tegenover 4,2 procent onder Den Uyl. Den Uyl gaf dus meer uit, maar deed dat vaker, om bij het voorbeeld te blijven, om bruggen te repareren dan om nieuwe te bouwen.
Om de absolute bedragen uit te rekenen, zit er een addertje onder het gras. De bedragen uit de jaren 70 zijn niet meer een-op-een te vergelijken met de bedragen van nu. Bovendien had het kabinet-Den Uyl te maken met flinke inflatie – geld werd minder waard en dus stijgen de bedragen sowieso sneller.
De percentages houden wel rekening met de inflatie. Op basis daarvan kan een grove berekening worden gemaakt om de absolute bedragen uit te rekenen, waarmee het bedrag ook op het prijspeil van 2018 ligt. Als we dat doen, blijkt dat de bestedingen van de overheid met 17,2 miljard euro toenemen onder het kabinet Rutte III. Onder het kabinet-Den Uyl was dat 14 miljard hedendaagse euro’s. De investeringen stegen onder Den Uyl met zo’n 750 miljoen euro in de prijzen van 2018. Fors minder dan dit kabinet hoopt te kunnen investeren: 2,4 miljard.
Conclusie
Er zitten heel wat mitsen en maren aan de uitspraak van Rutte: hij vergelijkt plannen met daadwerkelijke investeringen, en gooit definities door elkaar. Als we uitgaan van de definitie van investeringen zoals het CPB die hanteert, wil Rutte inderdaad meer investeren dan Den Uyl deed – zowel procentueel als in absolute bedragen. We beoordelen deze uitspraak daarom als grotendeels waar.
Ook een bewering zien langskomen die je gecheckt wilt zien? Mail nrccheckt@nrc.nl of tip via Twitter met de hashtag #nrccheckt