De boekenkasten in zijn klas puilen uit, de bestseller Normale mensen van Sally Rooney en het veelgeprezen kinderboek Lampje van Annet Schaap slingeren nonchalant tussen de handgeschreven gedichten en getekende boekverslagen van zijn leerlingen over tafel.
John Keating is niet dood, hij leeft en werkt in Beilen. De eigenzinnige leraar uit de film Dead Poets Society, magistraal gespeeld door Robin Williams, geeft les aan het Dr. Nassau College, een middelbare school in Drenthe. De 33-jarige Matijs Lips, want over hem gaat het, werd vorig jaar uitgeroepen tot beste docent Nederlands. Uit het juryrapport: „Hij brengt literatuur tot leven.”
Vorig jaar sloeg de Raad voor Cultuur alarm in het rapport De daad bij het woord. Het aantal lezers loopt terug, er komen nauwelijks jonge lezers bij, de leestijd daalt. „Er zijn domweg steeds minder mensen die kunnen en willen lezen. Op termijn kan dit niet goed blijven gaan”, constateerde de raad.
Vooral jongeren lezen steeds minder. In 2006 las 65 procent van de tieners, in 2017 was dat 40 procent, staat in het tijdsbestedingsonderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (2018). Onder jongvolwassenen (20-34 jaar) daalde dat van 87 naar 49 procent. In de strijd om vrije tijd, niet zelden het grootste kapitaal van de hedendaagse consument genoemd, legt het boek het af tegen Netflix en Instagram.
Jongeren lijken niet geïnteresseerd in taal. In februari besloot de Vrije Universiteit Amsterdam de bachelor Nederlands te schrappen, nadat slechts vijf studenten zich hadden ingeschreven. Intussen is er een groot tekort aan universitair geschoolde leraren Nederlands.
Aan ‘leesbevorderende initiatieven’ voor scholen intussen geen gebrek. Bibliotheek op School, Kunst van Lezen, Tel mee met taal – het is maar een greep. De stichting CPNB organiseert een Boekenweek voor scholieren, met een geschenk, een wedstrijd en een schrijverstournee langs middelbare scholen.
Maar wie brengt het boek naar de jeugd?
Dromen van een eigen dichtbundel
Half drie, het Nassau College gaat uit. Zes leerlingen uit 3-vwo hebben zich verzameld in een klaslokaal. Ze roemen hun leraar Nederlands. Irem leest inmiddels zo’n tien boeken per jaar; haar ouders lezen niet. Caithlin leest gedichten; Tim Hofmans Gedichten van de broer van Roos is haar favoriet. Alisa droomt ervan haar eigen dichtbundel uit te geven. Docent Matijs Lips glundert even later: „Dat gaan we dus echt doen, hè!”
Hoe doet hij het? Hij citeert uit De terugkeer van het lesgeven van Gert Biesta: „De taak van het onderwijs is om bij leerlingen het verlangen op te wekken om je vrijheid op een volwassen manier op je te nemen”. Voegt daar dan aan toe: „Het gaat erom dat de leraar de leerling zíét. En dat de leerling weet dat hij gezien wórdt.” En dus gaf hij de jongen die niet van lezen houdt maar wel van wielrennen Ventoux van Bert Wagendorp. Reikte hij een meisje met dyslexie het door Floor Rieder geïllustreerde Alice in Wonderland aan.
Van huis uit heeft Lips het lezen niet mee gekregen. En op de middelbare school had hij een bijna karikaturale leraar Nederlands – „bril op het puntje van de neus, lap haar over de reeds kalende schedel gekamd”. Lips sportte liever dan dat hij las. Uit de verplichte leeslijst koos hij Het Gouden Ei (1984) van Tim Krabbé – omdat „het een lekker dun boekje was”.
Nu zegt hij: „Ik had liever een dik boek gehad dat over zaken ging die er voor mij in die tijd toe deden.”
Na de middelbare school volgde hij de pabo, maar eenmaal voor de klas haakte hij snel af – te veel administratieve rompslomp. Hij werd gevraagd in te vallen voor een leraar Nederlands op een middelbare school, waar hij op een vast curriculum en een vaste leeslijst stuitte. Tot zijn grote ergernis prijkte Krabbés Gouden Ei nog altijd op de lijst.
In de weken daarna nam zijn ongenoegen over de vastomlijnde lessen toe. „Leerlingen lazen een boek van de lijst en schreven een samenvatting; ik keek die levenloze verslagen zonder veel plezier na. Tot ik de website scholieren.com zag. Daar bleken al die boekverslagen dus op te staan en die schreven ze gewoon over. Het boek hadden ze amper gelezen. Wie houdt wie voor de gek, dacht ik toen.”
/s3/static.nrc.nl/onderwijs/files/2018/04/cito.jpg)
Vanaf dat moment ging het snel. Hij ging naar de Nederlandse Noordelijke Hogeschool om zijn lerarenbevoegdheid te halen. Gooide het curriculum en de leeslijst uit het raam en maakte een eigen lesprogramma waarin lezen, literatuur en schrijven centraal staan. Zocht voortaan voor en met iedere leerling een passend boek uit.
Zo mocht een jongen met dyslexie het boek Wil van Jeroen Olyslaegers, vol vloeiende Vlaamse volzinnen, beluisteren. „Want die Olyslaegers kan vertéllen!” Stopte hij een leerlinge met anorexia Friet in de kantine toe, het verslag van Marit Brugman, vriendin van de onder kinderen mateloos populaire vlogger Dylan Haegens, over haar tijd in een kliniek.
Momenteel lezen de scholieren met z’n tweeën hetzelfde boek, om na afloop in een ‘socratisch gesprek’ te twisten over wat er mooi of lelijk aan was. „Kunnen ze ook tot nieuwe inzichten komen.” Zelf leest Lips met de uit Iran afkomstige Mustafa Salomons oordeel van Robert Vuijsje, „omdat het over gedeelde identiteiten gaat”.
Iets teruggeven aan het boek
Na lezing moet de leerling ook iets ‘teruggeven’ aan het boek. Lips: „Het boek heeft de leerling nieuwe woorden gegeven, een vers inzicht of een fijne tijd, en nu doet de leerling iets terug.” Sommigen schrijven een gedicht over het boek, anderen maken een videoverslag, rap of fotoserie – bijna alles mag, zolang scholieren.com er niet aan te pas komt.
De presentatie van een leerlingen over ‘Een groene bloem’ van Floortje Zwigtman.
Het levert aandoenlijke videobeelden op van een meisje dat scènes uit Lang zal ze leven van Koos Meinderts naspeelt (pruik op het hoofd, haarborstel als microfoon voor de mond) en een gesproken, emotioneel gedicht over Friet in de kantine, waarin het refrein ‘friet friet friet friet’ tegen de kale muren resoneert, „zoals ze de hele tijd in mijn hoofd galmden tijdens het lezen van het boek”, aldus het meisje.
De presentatie van een leerling over ‘Lang zal ze leven’ van Koos Meinderts.
Alle leerlingen – Lips geeft les aan onderbouw vwo en havo en 4-mavo – lezen minimaal zes boeken per jaar en schrijven in ieder geval vijf gedichten per jaar. Hij heeft relatief kleine klassen, zo’n 24 leerlingen per klas, dat maakt het makkelijker, „maar met 32 leerlingen zou ik precies hetzelfde doen”.
In de brugklas leest hij klassikaal De kleine prins. Na afloop bekijken ze de animatiefilm en moeten de leerlingen de verschillen benoemen. In het tweede jaar behandelt hij spannende verhalen, in het derde jaar gedichten en essays. Dan ook kijkt hij met de klas de documentaireserie Onbehagen, waarin columnist en filosoof Bas Heijne ‘de idealen van onze beschaving’ onderzoekt.
Zwelggedichten
Maar gaat al dat dichten en discussiëren niet ten koste van spelling en grammatica? Lips veert op. „Het curriculum spelling heeft twintig opdrachten. Dat vind ik …” Voor het eerst deze middag gebruikt hij een Engels woord … „bullshit! Het kan ook met minder. Bovendien kijken leerlingen de eigen en elkaars gedichten ook altijd na op taalfouten.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/06/data32968428-c46315.jpg)
Die gedichten, ‘zwelggedichten’ in de derde klas, gaan opvallend vaak over de cultuur van perfect-zijn, op Instagram bijvoorbeeld. „Die meetcultuur is echt een probleem, die brengt enorme druk met zich mee. Ik heb hier kinderen die huilen als ze een cijfer terugkrijgen, tieners die met een burn-out thuiszitten.”
Zelf vond hij recent nog troost in het boek Lampje van Annet Schaap, over de dochter van de vuurtorenwachter die uit huis wordt geplaatst nadat zij op een stormnacht verzuimt het vuurtorenlicht aan te steken. Sindsdien heeft hij diverse exemplaren in de boekenkast staan, en slingert het boek over de tafels. Literatuur troost – en Lampje is voor de scholieren die wel wat steun kunnen gebruiken.