Opeens doemden ze op, ergens langs een onverharde weg in het achterland van Rwanda, niet ver van de grens met Congo: een schier eindeloze rij lokale arbeiders die zwetend en zonder bovenkleding de weg bewerkten met pikhouweel en schep, om vervolgens met kruiwagens de losgewrikte keien af te voeren. Het leek wel een chain gang, al was niemand zichtbaar geketend. Wel keek om de veertig meter een Chinese voorman toe, zonnebril en zonnehoed op. De jongen van de motortaxi zag even achterom en zei: ‘Making road’. Binnenkort zouden de Chinezen met zwaar materieel het geëgaliseerde oppervlak komen asfalteren. Ik begreep niet goed waarom. Wat was het doel van die dure asfaltweg?
De aanleg van een asfaltweg in Dave Eggers’ nieuwe roman, De parade heeft op het oog wel een duidelijk doel: het arme zuiden van een tot voor kort door burgeroorlog verscheurd ontwikkelingsland ontsluiten, door het te verbinden met de hoofdstad in het noorden. Het asfalteren is een klusje dat dankzij een hightech asfalteermachine, de RS-80, door twee man gedaan kan worden. Die twee zijn door een buitenlands bouwbedrijf ingevlogen, voorzien van een strak schema, rantsoenen, baar geld, een gps-telefoon en – je kunt nooit weten – een handvuurwapen, een shotgun, twee handgranaten en zes cyanidecapsules. De ene is een doorgewinterde asfalteerder die zichzelf om veiligheidsredenen aanduidt als Vier, zijn jongere, onervaren collega wordt Negen genoemd.
Botsende wereldbeelden
De roman begint volgens het principe van the odd couple, twee botsende persoonlijkheden en wereldbeelden. Vier, bijnaam ‘de Klok’, is een rechtlijnige, vreugdeloze figuur. Hij probeert louter een verlengstuk van de machine te zijn, houdt zich verre van het lokale eten en vermijdt contact met de bevolking. Het hoe en wat van de burgeroorlog interesseert hem niet. ‘Wie in een dergelijk conflict wie had vermoord, was niet zijn zaak’, schrijft Eggers.
/s3/static.nrc.nl/images/stripped/2803nn%2520tekening%25201.jpg)
Negen is anders, dat heeft Vier direct geschoten. ‘Vier kende zijn soort, een man die alles grappig vond, en vooral zichzelf. Hij had zijn haar zo laten groeien dat het zijn zicht belemmerde en honderd keer per dag moest worden weggestreken. Belachelijk. Voor iemand met die instelling was dit werk een avontuur, louter voor de lol.’ Negen slaapt met lokale vrouwen, eet lokaal voedsel, zwemt met lokale kinderen, helpt dorpelingen een vliegtuigwrak te verslepen en gaat geen gesprek uit de weg. Hij zegt: ‘Ik voel me hier zó vervuld. Dat optimisme van de mensen, het lijkt wel de geboorte van een ster. Het geeft licht. Mijn hart is vol. Voelt jouw hart ook zo vol?’
Vier verafschuwt Negens gedrag. Het brengt het schema in gevaar, en het schema is heilig. De weg moet immers op tijd voltooid zijn om een staaltje politiek theater van de president te accommoderen: een parade die ‘vanuit de hoofdstad naar het zuiden zou trekken’ als symbool van vrede en een welvarende toekomst. Die afschuw wordt woede wanneer Negen ernstig ziek wordt, terwijl Negen – uit sociale bevlogenheid – de voor die eventualiteit meegenomen medicijnen blijkt te hebben weggegeven. ‘Vier had geen mens ooit kwaad toegewenst, maar deze man moest zwaar gestraft worden.’ Vanaf dat moment wordt Vier uit de veiligheid van zijn routine gedwongen. Hij moet op zoek naar medicatie en is overgeleverd aan de hulp van een man die hij Medaille noemt, en die hij nooit helemaal vertrouwt.
Luxeartikelen
Dit heldere gegeven maakt De parade tot een compacte roman, zeker voor Eggers’ doen. Dat is een zegen – het maakt korte metten met een paar onhebbelijkheden van de schrijver, zoals een neiging tot oeverloosheid en tot pamflettistisch preken, een euvel dat bijvoorbeeld zijn dystopische De cirkel zo lelijk opbrak. Tegelijk wordt zijn grote kracht als verteller in gecondenseerde vorm opgediend. De beperkte cast is scherp getekend, en hij plaatst de lezer overtuigend ín een andere wereld, en vooral ook ín het gevoel van desoriëntatie dat dit met zich mee kan brengen. Die desoriëntatie voedt de opbouwende spanning van het boek en confronteert ons slinks met eigen vooroordelen. Viers gedachte dat Medailles ‘vriendelijke gedrag al die tijd bedrog was geweest, dat hij van meet af aan van plan was geweest hem en Negen te vermoorden en te beroven’, was ook de mijne – ik was betrapt. Overtuigend laat Eggers zien hoe lastig het is culturele subtiliteiten, trauma’s, ressentimenten en het gewicht van lokale geschiedenis daadwerkelijk te doorgronden, laat staan te doorvoelen.
/s3/static.nrc.nl/images/stripped/0810nneggers002.jpg)
Daartoe heeft Eggers een paar radicale keuzes gemaakt, die overwegend goed uitpakken. Om te beginnen is de in wederopbouw verkerende natie universeel gemaakt, door alle verklikkers van regio en cultuur – zoals namen, taal, etnische kenmerken – te verwijderen, en te kiezen voor de generieke opsmuk van het ontwikkelingsland. ‘De rijen frisdrankflessen met diesel aan de kant van de weg en de verschrompelde grootmoedertjes die ze verkochten. De zwerfhonden, de kinderen met baby’s op de arm. De diagonale rookpluimen van branden in de verte. De rondslingerende patroonhulzen. De pubers met spiegelende zonnebrillen en ongeladen kalasjnikovs. De vrachtwagens die luxeartikelen vervoerden die de bevolking in geen jaren had gezien.’ Ook Vier en Negen hebben geen aantoonbare herkomst, behalve dat ze uit een rijker land komen.
Geopolitieke agenda’s
Tegelijk schuilt in dat generieke ook het enige probleem dat ik met deze roman heb: het hedendaagse Grote Infrastructurele Ontwikkelingsspel is juist niet generiek, want onmogelijk los te zien van de belangen van zowel lokale overheden als die van buitenlandse bouwers, die weer onderdeel zijn van de geopolitieke agenda’s van de grootmachten. De geopolitiek raakt door Eggers’ aanpak volledig uit zicht.
Voor grote spelers gaat het om toegang tot grondstoffen, de jackpot ligt in Oost-Congo.
Want ja, die verdwaalde weg in Rwanda had wel degelijk een helder doel, zoals zoveel door (vooral) China in Afrika en Klein-Azië aangelegde infrastructuur dat heeft. De bouw van een grote zeehaven aan de kust van Tanzania, de elektrische treinverbinding tussen het Ethiopische Addis Abeba en de haven van Djibouti, en nog allerlei andere projecten kunnen worden opgevat als een extensie van de Nieuwe Zijderoute, waarmee China een mondiale factor wil worden. Op dezelfde manier hebben andere grootmachten her en der projecten lopen. Wat een samenwerking for mutual benefit lijkt, verhult dat het lokale belang ondergeschikt is aan dat van de ‘weldoeners’. Voor lokale overheden gaat het in wisselende mate om aanzien, ontwikkeling en steekpenningen. Voor grote spelers gaat het om toegang tot grondstoffen (de jackpot ligt in Oost-Congo), om politieke invloed, bijvoorbeeld door potentiële vazalstaten in zowel morele als financiële schuldposities te manoeuvreren, en om het uitoefenen van druk op geopolitieke tegenstrevers. De naïviteit van Vier en Negen, alsook die van hun broodheer, is niet erg geloofwaardig en maakt de apotheose van De parade onbevredigend. Toch is die – vrij korte – apotheose niet de kern van de roman, die vooral drijft op de verhouding tussen Vier en Negen en de spanning van de culturele desoriëntatie. De parade is wellicht niet perfect, maar behoort zeker tot Eggers’ beste werk.