De schimmel die kikkers uitroeit

Biodiversiteit Voor het eerst zijn de gevolgen van de schimmelziekte chytridiomycose wereldwijd in kaart gebracht. Ruim 500 amfibieënsoorten zijn zwaar getroffen, bijna 100 zo goed als uitgestorven.

Door Bd gestorven vroedmeesterpadden, verzameld door biologen op een expeditie in de Franse Pyreneeën.
Door Bd gestorven vroedmeesterpadden, verzameld door biologen op een expeditie in de Franse Pyreneeën. Foto Matthew Fisher

Minstens 501 amfibieënsoorten zijn de afgelopen 50 jaar in aantal afgenomen als gevolg van de schimmelziekte chytridiomycose. Van die soorten zijn er 90 zo goed als zeker uitgestorven. Nog nooit eerder zorgde een ziekte voor zoveel biodiversiteitsverlies, concludeert een internationaal team van 41 biologen in Science, in de eerste wereldwijde analyse van de gevolgen van de schimmelinfectie.

Chytridiomycose wordt veroorzaakt door twee schimmels: Batrachochytrium dendrobatidis (Bd) en Batrachochytrium salamandrivorans (Bsal). De eerste treft hoofdzakelijk kikkers en padden, de tweede zorgt vooral onder vuursalamanders voor massale sterfte. De schimmels zelf werden pas relatief laat ontdekt (Bd in 1998, Bsal in 2013), maar hun invloed was al veel eerder zichtbaar: al in de jaren tachtig was er sprake van een massasterfte onder kikkers, vooral in natte gebieden in Noord- en Zuid-Amerika en Australië. En mogelijk vonden de eerste gevallen van chytridiomycose zelfs al in de jaren vijftig en was er toen al sprake van grootschalige sterfte onder amfibieën. Oorspronkelijk komen de schimmels uit Azië, waar de amfibieën immuun lijken voor de infectieziekte. Vermoedelijk raakten de twee varianten wereldwijd verspreid als gevolg van de internationale dierenhandel.

Schimmelziekte treft vooral Zuid- en Midden-Amerika:


Van de twee heeft Batrachochytrium dendrobatidis de meeste dodelijke slachtoffers op zijn geweten: van de 501 soorten zijn 500 soorten achteruitgegaan door een Bd-infectie. Dat maakt de schimmel een van de meest dodelijke invasieve exoten, schrijven de auteurs. Ter vergelijk: katten hebben wereldwijd, na introductie door de mens, voor de achteruitgang van 430 soorten gezorgd.

Ondanks uitgebreid onderzoek ontbrak het tot nu toe aan een grootschalige overzichtsstudie die de precieze geschiedenis en omvang van de schimmelziekte in kaart bracht. De ernst van de afname blijkt het grootst bij grotere soorten (die planten zich vaak minder snel voort), bij soorten die het hele jaar in natte omgevingen leven (de schimmel sterft als hij uitdroogt) en bij soorten met beperkte verspreiding (dan kunnen ze zich niet terugtrekken in gebieden die minder geschikt zijn voor de schimmel). Van de 501 amfibieën zijn 124 soorten meer dan 90 procent in aantal achteruitgegaan.

Annemarieke Spitzen van RAVON, zelf niet bij het huidige onderzoek betrokken, noemt de Science-studie indrukwekkend. „De auteurs geven een duidelijk beeld van de kenmerken van de soorten die het sterkst gedupeerd zijn en kijken ook naar het herstel.” Van de 124 soorten die ruim 90 procent in aantal achteruit gingen, herstelt minder dan 10 procent zich. Spitzen: „Soms worden van een uitgestorven gewaande soort toch opeens weer enkele individuen ontdekt. Hoera, ze zitten er nog, zeggen onderzoekers dan. Maar met een paar exemplaren heb je nog geen duurzame populatie.”

Chytridiomycose is sowieso nog lang niet uitgeroeid. Frank Pasmans van de Universiteit Gent, co-auteur van het Science-artikel, noemt vooral de Bsal-uitbraak die zo’n tien jaar geleden in Nederland begon zorgelijk. „Als de schimmel zich naar Zuid-Europa uitbreidt, kan dat grote gevolgen hebben voor de salamanderpopulaties aldaar.” Met het onderzoek willen Pasmans en zijn collega’s de feiten van de fabels scheiden. „Je hoort altijd alarmberichten en er zijn allerlei magische getallen over het aantal bedreigde soorten, maar vaak was er onvoldoende bewijs om chytridiomycose vast te stellen. Wij hebben ons beperkt tot de soorten waarbij ziekteverschijnselen zijn waargenomen.” De precieze interactie tussen schimmel en slachtoffer blijft vooralsnog onduidelijk, zegt hij. „Zo weten we niet hoe de schimmel de huid binnendringt. Als we dat mechanisme eenmaal kunnen achterhalen, zijn we hopelijk ook dichter bij een oplossing.”