Boekenweek Schrijft een man over schuldgevoelens ten opzichte van zijn kind, dan heet dat invoelbaar. Schrijft een vrouw het, dan is het vrouwengedoe, ervaart Jannah Loontjens.
Dat moederschap als literair thema net zo belangwekkend is als dood, verdriet en liefde, lijkt voor de hand te liggen, toch is er nog veel onwennigheid rond dit thema. In de aanloop naar de boekenweek is mij bij literaire bijeenkomsten het hemd van het lijf gevraagd over mijn moederschap. Hoe doe je dat eigenlijk, het schrijverschap met moederschap combineren? Tja, het kan soms lastig zijn, gekmakend, veeleisend, hilarisch, maar dat is nu eenmaal het leven. En juist in de moeizame momenten vind ik goed materiaal om over te schrijven.
Maar laten we het over de literatuur hebben, wil ik steeds zeggen, hoe ik zelf als moeder ben of mijn moederschap beleef doet er niet zoveel toe, het gaat erom wat je er als schrijver mee doet. Annemarie de Gee en Eva Kelder schreven in hun inleiding tot de aanbevelenswaardige verhalenbundel Ik, moeder, die onlangs verscheen, dat vanaf het moment dat zij moeder werden ze eigenlijk over moederschap wilden schrijven. Maar, vroegen zij zich af, hoe zouden ze dat voor elkaar krijgen? Ze werden gehinderd door vooroordelen: „In de literatuur gaat het over de grote onderwerpen van het leven, over liefde, relaties, de dood.” Pardon? Is moederschap geen ‘groot’ onderwerp? Gaat moederschap niet over leven – over leven geven nota bene – liefde en dood?
Natuurlijk gaat het daar wel over, dat weten De Gee en Kelder ook. „Alsof Medea niet over moederschap en liefde gaat!
Of Othello of Endgame!”, citeren ze Edna O’Brien. Maar Medea, Othello en Endgame werden door Euripides, Shakespeare en Beckett op schrift gesteld. Drie grootheden, drie mannen, natuurlijk schrijven zij niet zomaar over onbenulligheden. Dat moet ook de gedachtegang van de Stichting CPNB zijn geweest: we kiezen ‘de moeder’ als thema, maar laten dan wel mannen erover schrijven. Op die manier halen we het onderwerp uit het verdomhoekje en kan ons niet verweten worden dat we een vrouwenthema hebben gekozen.
Ik begrijp de redenering, maar juist deze verraadt hoe diep ingesleten de vooroordelen zijn die ons doen denken dat de vrouwenervaringen minder de moeite waard zijn.
Wanneer leren jongens zich met meisjes en vrouwen te identificeren?
Dat intieme belevingen van vrouwen niet als serieuze onderwerpen worden gezien, heeft een lange geschiedenis. Eeuwenlang waren het de mannen die studeerden, beroepen beoefenden, de wereld verkenden en hierover schreven. Ondertussen bleven de vrouwen thuis, zorgden voor het gezin en werden ontmoedigd te lezen, leren, of zich met wereldse zaken bezig te houden. Vrouwen bogen zich over het gezinsleven, over de emotionele beslommeringen binnen de huiselijke atmosfeer, maar mannen, ja, de mannen, die kenden het immense wereldruim en de werkelijk gewichtige levensvragen. Dáárover schrijven, daar ging het om!
Dat deze ongelijkheid in de laatste honderd jaar aanzienlijk is afgenomen, dat ook vrouwen studeren, werken en de wereld over reizen, heeft het vooroordeel over wat vrouwen bezighoudt nog niet geheel weggenomen. We lopen in onze literaire verwachtingen op de geschiedenis achter, nog altijd wordt er bij serieuze literatuur ten eerste aan literatuur gedacht die is geschreven door mannen. Dit ligt mede ten grondslag aan de structurele ondervertegenwoordiging van vrouwen bij literaire prijzen en de boekenweekgeschenken van CPNB – een ongelijkheid die CPNB na de petitie tegen het boekenweekthema heeft beloofd de komende jaren recht te trekken.
Daar komt nog bij dat het er in feite niet toe doet waarover je schrijft, het gaat om de wijze waarop je dat doet. Toch is dit ook een waarheid die met name voor mannen geldt. Als man kun je over onvruchtbaarheid, erectieproblemen, liefdesverdriet of andere intieme strubbelingen schrijven, dit zijn dan beslist grote existentiële levenszaken, maar als je als vrouw over menstruatie, kwellende onzekerheden of moederschap schrijft zijn het ineens weer knusse vrouwenkwesties.
Van jongs af aan leren wij ons te identificeren met jongens en mannen, we leven mee met Holden Caulfield, Frits van Egters, Hamlet en ga zo maar door. Ook als meisje leer je je met jongens te identificeren. Maar wanneer gebeurt het omgekeerde? Wanneer leren jongens zich met meisjes en vrouwen te identificeren? Over mijn roman Misschien wel niet, waarin moederschap tevens één van de onderwerpen vormt, zei een mannelijke collega eens: „Dit is een goed boek, het is eigenlijk jammer dat de hoofdpersoon geen man is, dan had het een veel groter publiek kunnen bereiken.” Dit is enerzijds een schokkende opmerking, maar anderzijds had hij natuurlijk gelijk. Als een man wordt gekweld door schuldgevoelens tegenover zijn kind of moedeloos op de keukenvloer ineenzakt, wit van het meel in zijn poging ‘gezellig’ cupcakes te bakken, wordt het invoelbaar en komisch gevonden, als een vrouw deze vermoeidheid verwoordt, is het algauw vrouwengedoe.
Moederschap is een belangrijk thema. We worden allemaal uit moeders geboren. Of je nou loodgieter, schrijver of de president van Oezbekistan bent, we zijn allemaal door de nadrukkelijke aan- of afwezigheid van onze moeders gevormd. De warmte die een moeder wel of niet in de kindertijd geeft, is voor ieder mens bepalend voor de rest van zijn leven. Ja, moederschap is vanzelfsprekend een groot thema. Alleen is het nog niet vanzelfsprekend om je in het perspectief van de moeder in te leven, zeker niet als het door een vrouw is opgeschreven. Hopelijk komt hier gauw verandering in.