In de lerarenkamer van het Cornelius Haga Lyceum in Amsterdam-West lopen ouders, docenten en bestuursleden af en aan. Een vrouw met een lichtblauwe hijab en hoge hakken is vrijdagochtend vroeg vanuit Den Haag naar Amsterdam-West gereden om haar twee dochters op de school in te schrijven. Een daad van verzet, zegt ze. „Dat is het enige wat je hiermee bereikt: je maakt mensen alleen maar bewuster van hun identiteit.”
Donderdagavond hoorde de 37-jarige moeder dat de islamitische middelbare school, die in september 2017 haar deuren opende, ervan verdacht wordt leerlingen „anti-democratisch onderwijs” te bieden. Leidinggevenden zouden rond 2010 banden hebben onderhouden met terreurgroep Het Kaukasus Emiraat, betrokken bij bloedige aanslagen in en rond Moskou. Door de verdenkingen loopt de school mogelijk gemeentelijke subsidies voor uitbreiding van de school mis. Sluiting is evenmin uitgesloten.
De 37-jarige moeder gelooft niets van de bevindingen die de AIVD met de gemeente Amsterdam deelde. Verscheidene keren kwam de Haagse, die niet herkenbaar in de krant wil vanwege de „hetze die tegen de school gecreëerd wordt”, naar Amsterdam om kennis te maken. Andere ouders in de lerarenkamer vallen haar bij. Het is volgens hen geen toeval dat dit net voor de verkiezingen gebeurt. De burgemeester is uit op politiek gewin, zeggen ze. En door dit vlak voor 15 maart naar buiten te brengen, de uiterste datum dat leerlingen van school kunnen wisselen, probeert de gemeente ervoor te zorgen dat de school leegstroomt. Maar het tegenovergestelde is bereikt: de ouders voelen zich gedupeerd en steunen de school juist sterker. Bestuursvoorzitter en oprichter van de school Soner Atasoy mengt zich in het gesprek. „De gemeente heeft zes jaar lang geprobeerd de school tegen te houden”, zegt hij. „Dat is niet gelukt. Nu proberen ze het zo.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/03/data42217822-a15a75.jpg)
Dag des Oordeels
Maar herkennen ouders en docenten het beeld dat de AIVD schetst, dan helemaal niet? Volgens de inlichtingendienst wordt de helft van de tijd op de mavo-, havo-, vwo-school aan het salafisme gewijd, de fundamentalistische islam. De ouders schudden hun hoofd. Drie docenten rond de tafel lachen om de vraag. „Als docent informatica praat ik over processors, computers en algoritmes”, zegt er een. „Daar komt geen Koran aan te pas.” Een collega legt uit dat de school door personele problemen juist al een tijdje geen islamlessen meer aanbiedt. „En de kinderen vinden dat jammer, die vragen er zelf naar.” Volgens een ouder laat dat het probleem zien. „De gemeente doet alsof het voor de kinderen opkomt, maar die zijn er juist de dupe van.”
Dan klinkt in de gang een versterkte stem. De leerlingen haasten zich naar de gebedsruimte, een verhoogd beige gestoffeerd gedeelte in de centrale hal van het containergebouw. De jongens zitten vooraan, de meisjes achter. Een docent roept de azan om, de gebedsoproep, de imam begint zijn preek. Hij vertelt over de acht poorten naar djenna, het paradijs, en hoe je daar na de Dag des Oordeels komt. Er zijn speciale hemelingangen voor onder meer bidders en vasters. En, zegt hij, in djenna zijn de mooiste paleizen en rivieren, mag je lekker aan de wijn en is er eten in overvloed. De kinderen luisteren half geïnteresseerd.
Khadija, Halima en Samira zijn tweedejaars. Ze voelen zich thuis op de school. Een paar klassen bestaan uit alleen maar meisjes, vertellen ze, maar de meeste zijn gemengd. Wel zitten meisjes en jongens nooit naast elkaar. De meisjes zijn blij dat ze hun „eigen cultuur” op school kunnen laten zien, zegt Samira – zwarte leren jas over zwarte hijab. Dat de helft van de tijd aan de salafistische geloofsleer wordt gewijd, doen de meisjes af als onzin. „Heel soms gaat het bij andere lessen, wiskunde of zo, over de islam, omdat iemand daar iets over vraagt”, zegt Halima. „Maar dat duurt nooit langer dan vijf minuten.” En soms beginnen ze lessen met het openingsvers van de Koran. Meestal leest de docent voor, soms een leerling. „Dat duurt nooit langer dan drie minuten.”
Ondertussen stroomt de hal rondom de gebedsruimte opnieuw vol, dit keer met ouders, zeker zo’n honderd. Atasoy doet opnieuw zijn verhaal, ditmaal voor de ouders, die voornamelijk verontwaardigd en boos zijn op de overheid, maar ook bezorgd. De kinderen hebben ’s middags vrij gekregen, zodat het bestuur vragen van ouders kan beantwoorden. „Wij willen dat jullie weten dat de school niet gaat sluiten”, zegt Atasoy. „Er zijn beschuldigingen geuit, maar die kloppen niet.”
Eén van de ouders is kritisch als Atasoy vol vuur meedeelt dat de school niet zal buigen voor de „zwartmakerij door gemeente en media”. Maar wat, zo vraagt de man, gaat Atasoy doen als het ministerie van Onderwijs doet wat het heeft aangekondigd en de financiering stillegt op het moment dat de school de onderwijsinspectie geen vrije toegang geeft. „De onderwijsinspectie kan komen, want wij gaan door met het leveren van goed onderwijs”, zegt Atasoy. „Plus, we hebben behoorlijk wat ervaring opgedaan in procederen. En voor de rest moeten we ons vertrouwen leggen in Allah.”