Nepnieuws uit de jaren dertig en reizen als een hippie

Redacteur Margot Poll signaleert welke boeken er ook nog zijn verschenen en kiest er steeds zes uit om kort te bespreken.

1. Menno ter Braak: Het nationaalsocialisme als rancuneleer

Het nationaalsocialisme als rancuneleer is een felle aanklacht uit 1937 van de Nederlandse schrijver en essayist Menno ter Braak (1902-1940) tegen het nationaalsocialisme van Anton Mussert en de NSB. In het voorwoord van deze heruitgave schetst schrijver en NRC-redacteur Bas Heijne hoe de ‘intellectueel Ter Braak’ zich gedwongen voelde tot politiek engagement: het moest gezegd worden.

In de ‘brochure’, zoals Ter Braak zijn essay noemde, wordt het nationaalsocialisme beschreven als ‘een beweging waarvan de inspiratie voortkomt uit de rancune, of, als men wil, het ressentiment’. Begrippen die onvrede wegens vermeend onrecht uitdrukken en waar het nationaalsocialisme gretig op inspeelde door onwaarheden als feiten te presenteren. Nepnieuws dus. Ter Braak schreef ‘Het zijn de formules van de haat, de stembuigingen van de nijd, de schelheid van de laster, waarop men de welwillenden steeds weer attent moet maken.’ Aan het einde van zijn aanklacht, volgt daarom een oproep die ‘vervalsingen te ontmaskeren en bulderende frasen in ‘gewone’ woorden te herhalen’.

Een summiere samenvatting van een uiterst doordachte tekst waarmee Ter Braak, zo stelt Heijne, ons ruim tachtig jaar later opnieuw een spiegel voorhoudt. Ter Braaks oproep bleek toen vergeefs en hij beroofde zichzelf van het leven toen Nederland op 14 mei 1940 capituleerde.
Laten we nu wél onder ogen zien waarom onvrede overheerst: ‘We zullen sputteren, onze blik afwenden, excuses zoeken, verontschuldigen en tegenstribbelen. Maar we zullen wel moeten. We zijn het Ter Braaks moedige, nietsontziende blik verplicht’, aldus Heijne.

Menno ter Braak: Het nationaalsocialisme als rancuneleer. Voorwoord Bas Heijne. Van Oorschot, 61 blz. € 12,50

2. Madeline Miller: Circe

De Amerikaanse schrijfster en lerares klassieke talen Madeline Miller heeft, na Een lied voor Achilles waar zij naar eigen zeggen negen jaar aan werkte en dat in 2012 de Orange Prize for Fiction (nu de Woman’s Prize for Fiction) won, wederom één persoon uit de Griekse mythologie verheven tot hoofdpersoon van haar nieuwe roman Circe. Deze dochter van zonnegod Helios en najade (waternimf) Perse wordt verketterd door haar moeder en haar oudere broer en zusje. Ze blijkt over toverkracht te beschikken en dat komt haar duur te staan: oppergod Zeus en haar vader verbannen de Pharmakis (heks) naar een onbewoond eiland. Met de zonnewagen scheert Helios langs zeeën en landen om zijn dochter op het eiland Aiaia af te zetten. Daar ontspint zich Circe’s leven waarin Miller, af en toe Homerus-onwaardig, alle sagen, metamorfosen en mythische verhalen over goden en sterfelijken tot een geheel vlecht dat leest als een serie waar je ook de volgende aflevering van wilt zien.

Op haar eiland heerst Circe en ook al verveelt zij zich (‘Er moest toch een goddelijk handigheidje zijn om de uren sneller te laten verlopen’), er komen met regelmaat schepen vol manschappen langs. Als die zich misdragen, eindigen ze als varkens met hun ‘varkensoogjes nog vochtig van hun laatste mensentranen’ in kot of op de vuurstapel. Medea komt langs, Odysseus blijft met vier dozijn mannen veel langer dan die aangekondigde maand. Hij is niet bang door haar betoverd te worden want hij beschikt over een buidel tegenkruid maar zij verleidt hem wel – zonder hartstochtelijke scènes want ‘Najaden staan erom bekend hun gevoelens te uiten als een rimpeling op het water’. Natuurlijk vertrekt ook Odysseus weer van het eiland, haar achterlatend met een ongeboren kind en na enkele dramatische ‘afleveringen’ verschijnen Penelope en Telemachos op haar eiland: de vrouw en zoon van Odysseus.

Madeline Miller: Circe. Vertaald uit het Engels door Miebeth van Horn. Orlando, 384 blz. € 23,99

3. Matthias Rozemond: Het spel van licht en donker

Een andere historische roman gaat over Rembrandt van wie dit jaar zijn 350-ste sterfdag wordt herdacht. De bijna schelmenroman Het spel van licht en donker van Matthias Rozemond begint met een sneeuwballengevecht in 1617 aan het Rapenburg in Leiden en daar wordt meteen de vindingrijke plot gesmeed voor het verhaal over vier vrienden. Hoe hij samen met schilder en meester Jan Lievens een atelier deelt aan de Breestraat en dat het daar niet alleen om jalousie de métier ging. Waarom de schatrijke vriend Marten pas later in het verhaal opduikt en hoe deze verliefd wordt op Oopjen terwijl Rembrandt vooral oog heeft voor haar vriendin Saskia. En wat er aan de doodstraf van schooier-jeugdvriend Aris voorafging. Rembrandt beloofde van allen een portret te schilderen. Van vriend Marten en zijn vrouw Oopjen maakte Rembrandt in 1634 voor hun huwelijk een portret. De meer dan tweemeter hoge portretten werden in 2016 samen aangekocht door Frankrijk en Nederland voor 160 miljoen en is nu te zien in het Rijksmuseum. Ook Aris die de galg wacht, beloofde hij een portret te maken. Uiteindelijk schildert Rembrandt zijn vriend in 1632 in een van zijn meesterwerken.

De titel van het boek komt terug in de werken die besproken worden en het zijn vooral leermeester Lievens en de moeder van Rembrandt die invloed hebben op het kleurenpalet van de schilder.

Matthias Rozemond: Het spel van licht en donker. Luitingh-Sijthoff, 365 blz. € 19,99

De schrijver geeft naar aanleiding van zijn boek op 2 maart een Rembrandt-lezing in de Amsterdamse Boekhandel en op 2 mei in Bibliotheek Noordwijkerhout.

4. Tina Rahimy: Verborgen verhalen

Iedereen weet nog – als het goed is – welke leraar vroeger het meest indruk maakte om zijn of haar manier van lesgeven of om wát hij of zij doceerde. Een juf die op de basisschool het vak geschiedenis doceert aan de hand van haar eigen reisverhalen, maakt meer indruk dan de meester die slechts jaartallen laat stampen. Dat je door elkaar verhalen te vertellen de ander inzicht geeft, bewijst de van oorsprong Iraanse, politiek-filosoof
Tina Rahimy in Verborgen verhalen. Rahimy schrijft over goed onderwijs van leermeesters en inspiratoren. Zo beschrijft zij liefdevol hoe haar vader die in Teheran ‘leraar wilde zijn omwille van het leraarschap’, gelovige en ongelovige leerlingen onderwees in dezelfde ruimte en hen vertelde dat er geen reden was voor hun uitsluiting, geen rechtvaardiging voor hun honger. Of over een ‘andere leraar’ – in de zin dat hij geëngageerd over meer dan de lesstof vertelde – die werd ontslagen omdat de autoriteiten dat andere niet dulden. Toch zullen zijn leerlingen van toen, nu juist hém aanwijzen als de inspirator die hen onderwees en tegelijkertijd hoop gaf.

Tina Rahimy: Verborgen verhalen. Ten Have, 128 blz. € 14,99

5. Han Lörzing: Grenskoorts

In zijn boek Grenskoorts reist Han Lörzing door Europa in de tijd dat er nog geen Google-maps bestond, er geen internet was (om praktische zaken vooraf te regelen) maar wel mooie oude wegenkaarten. Nee, hij rijdt met vrienden in een oude volkswagenbus die met tape bij elkaar wordt geworden, zonder autogordels want die zaten toen nog niet standaard in alle auto’s. Lörzing legt de nadruk op de ‘bikkelharde’ grenzen die toen bestonden en vooral op de tijdrovende grensovergang voor reizigers. Na de reisverhalen van een lifter van stad naar stad – want er waren nauwelijks snelwegen en je werd afgezet in het centrum van een stad – volgt een interessantere beschouwing over het Europa zonder grenzen en zonder douanecontroles waardoor het vrije verkeer van mensen en van goederen met het Verdrag van Schengen stap voor stap voor 26 landen een feit werd. Echter, die grenzeloosheid en gastvrijheid die Lörzing heeft ervaren staan nu al weer in schril contrast met het ‘Fort Europa’ dat het continent tegenwoordig wil zijn.

Han Lörzing: Grenskoorts. Athenaeum, 294 blz. € 20,00

6. Jan van Bergen en Henegouwen e.a.: De Schiedamse jaren. Herinneringen aan Gerard Reve.

Voor de gebonden bundel De Schiedamse jaren van Gerard Reve (1923-2006) verzamelden Jan van Bergen en Henegouwen en anderen, verhalen van Schiedammers die Reve tegenkwamen in de stad als hij bij zijn vriend Joop Schafthuizen verbleef. Dat levert niet heel hoogdravende anekdotes over toevallige ontmoetingen ( ‘Ik werkte bij Van Dalen’, ‘Ik was weer eens bij de Hema’, ‘Het was aan het begin van mijn carrière’) op, maar wel leuke interviews met bijvoorbeeld straatbewoners, de buren of met pastoor Mgr. Vismans bij wie Reve op de pastorie kwam.

Jan van Bergen en Henegouwen e.a.: De Schiedamse jaren. Herinneringen aan Gerard Reve. Scriptum 84 blz. € 17,95