Hoe gingen al die zeekoeten dood? Misschien hebben de bultruggen het gedaan

Biologie Wat is de oorzaak van de massale zeekoetensterfte? Zeevogelbiologie is geen eenvoudige whodunit.

Foto Theo Bosboom

Nog geen 650 gram woog hij, de jonge zeekoet die op 9 februari in Vogelhospitaal Haarlem werd binnengebracht. „Vel over been. Een lekker vet jong weegt normaal algauw tussen de 900 en 1.000 gram”, vertelt Maria Elisa Hobbelink, werkzaam bij het vogelhospitaal.

Nu zit de vogel in de hoek van een witte bak, waarvan de onderkant bestaat uit een fijnmazig net. Op het krantenpapier eronder ligt vogelpoep. „Echt aanvetten wil hij nog steeds niet. Dat schaaltje met sprot staat er al onaangeroerd sinds vanochtend. Terwijl je zou verwachten dat een vogel die zo uitgehongerd is, meteen toehapt.” Vijftig à zestig zeekoeten zijn hier in Haarlem de afgelopen weken binnengekomen, vertelt Hobbelink. In andere vogelopvangcentra langs de kust waren het er nog veel meer. En nog steeds druppelen er nieuwe slachtoffers binnen.

„Sinds begin januari regent het zeekoeten langs de Nederlandse kust”, zegt ook zeebioloog Mardik Leopold van Wageningen Marine Research (WMR). „Naar schatting spoelt er per kilometer strand een zeekoet per dag aan, verzwakt of vaak al dood. In Nederland hebben we zo’n 300 kilometer strand, dus je zit algauw op ruim tienduizend dieren in anderhalve maand.” Daarnaast sneuvelen er vele op volle zee die niet aanspoelen. Wereldwijd leven er zo’n twee miljoen zeekoeten.

Honderden containers

Tienduizenden zeekoeten: een massasterfte. Een mogelijke schuldige werd al snel genoemd: het containerschip MSC Zoe, dat op 1 januari honderden containers verloor ten noorden van de Waddenzee. Wie weet hadden er gifstoffen in containers gezeten, of microplastics.

Maar de zeevogelbiologie is geen eenvoudige whodunit, geen makkelijk te ontrafelen mysterie. Waarom waren het alleen jonge, eenjarige zeekoeten die aanspoelden? Wat zorgde ervoor dat al die zeekoeten langzaam maar zeker uitgeput raakten? En waarom leken andere zeevogels, afgezien van enkele alken en eidereenden, dan nergens last van te hebben? Hoe abnormaal is zo’n massale sterfte? „Aanvankelijk zag ik er niets uitzonderlijks in”, zegt Leopold. „Elke winter gaan er over de hele Noordzee verspreid tienduizenden jonge zeekoeten dood, dat is normaal. Het leven op open zee is niet makkelijk, zeker niet voor jonge vogels. In januari hadden we periodes met heel harde noordwestenwind – de containers van de MSC Zoe sloegen niet voor niets overboord. In zulke omstandigheden is het lastig om naar vis te duiken. Alsof ze zich in een wasmachine bevinden die op volle toeren draait, zo heftig gaat de zee tekeer. Maar nu gaat het om zulke grote aantallen dat je je afvraagt: is er meer aan de hand?”

Zeevogelbioloog Kees Camphuysen, al veertig jaar werkzaam bij het Nederlandse Instituut voor Onderzoek der Zee, noemt de berichtgeving „een kippenhok”. „Ineens moet er gehandeld worden, omdat iedereen online foto’s gaat delen van zieke of dode vogels.”

Foto Theo Bosboom

Kniediep door de zeekoeten

Maar massasterftes onder zeevogels zijn niet bijzonder, benadrukt hij in een telefoongesprek. In 1990 was er al een massastranding van alken, in 1997 spoelden er abnormaal veel kleine alken aan. „En begin 2003 waren het een paar honderd papegaaiduikers. Kon je langs de kust van die prachtige roodgele snavels vinden. Dat zorgde bij verzamelaars wel voor goudkoorts. Zeekoeten zijn wat dat betreft saaier, dus over het algemeen hoor je er ook minder over. Maar in de jaren tachtig liep je op de stranden soms bijna kniediep door de zeekoeten. In de winter van ’88-’89 zijn er zeker 6.500 zeekoeten aangespoeld in Nederland. Prove me wrong, maar volgens mij is hier niets abnormaals aan de hand.”

Veel zeekoeten hadden destijds zwarte poep, net als nu. Camphuysen. „Aanvankelijk dachten we dat het door de olie kwam, maar vaak hadden ze maar een heel klein beetje olie op hun veren. De echte olieslachtoffers waren juist gezonde dieren die helemaal onder de olie zaten. En die zwarte kleur bleek op te lossen zodra de poep met water vermengde.”

Leopold: „Dat zwarte is half-verteerd bloed, afkomstig van maag- en darmbloedingen die samenhangen met sterke vermagering en orgaanfalen. Als je vermagert, dan verbrandt je lichaam eerst je vet. Daarna zijn de spieren en de organen aan de beurt. Als een-na-laatste de lever, en als laatste de hartspier. Zodra je lever eraan gaat, ben je eigenlijk al niet meer te redden. Dan is er te veel orgaanschade.”

Gootsteenontstopper

Ondertussen zijn Leopold en zijn collega’s op zoek naar bewijs: aanwijzingen dat er wellicht toch meer aan de hand was dan slecht weer. Op 14 februari hebben veterinair pathologen Marja Kik en Andrea Gröne van het Dutch Wildlife Health Centre 123 gestrande zeekoeten opengesneden. Virologen van Wageningen Bioveterinary Research zullen de dode dieren onderzoeken op vogelgriep, toxicologen van WMR onderzoeken het laatste stukje darm op de aanwezigheid van stoffen die daarin niet thuis horen, zoals paraffine. Leopold heeft de magen en de darmen (1 meter per vogel) meegenomen om te zien of microplastics wellicht de oorzaak waren van de sterfte: „Die lossen we integraal op in kaliumhydroxide, een soort gootsteenontstopper. Plastic lost daar niet in op, dus na een week borrelen en pruttelen in de stoof zóu je in theorie microplastics kunnen terugvinden. En een vogel met plastic in zijn maagdarmkanaal heeft minder ruimte voor voedsel.” Gifstoffen acht hij niet waarschijnlijk. „Bij de containerramp met de MSC Zoe is er wel organisch peroxide in zee terechtgekomen, maar dat lost heel snel op in water en wordt dan heel sterk verdund. Bovendien zou het gek zijn als alleen zeekoeten zo sterk reageren op het gif, en andere vogels niet.”

Ook Camphuysen verwacht niet dat er gif in het spel is. „Als je in die dieren gaat roeren met een veterinair stokje en heel gedetailleerd gaat kijken, dan kom je uiteraard allerlei ziekteverwekkers tegen. Die dieren zijn chemisch afval, net als jij en ik – als je mijn lever zou opensnijden, zou het er ook niet rooskleurig uitzien.”

Foto Theo Bosboom

Onder de microscoop

Een paar uur na ons telefoongesprek stuurt Camphuysen een e-mail door van Pim Lollinga, werkzaam bij de Groningse stichting Faunavisie Wildlife Care. „Ik zei je nog, prove me wrong, en misschien doen ze dat wel.” Lollinga schrijft: „Ook wij hebben vanaf 13 januari de poep van eidereenden en zeekoeten bekeken. Onder de microscoop zagen we, zonder uitzondering, bij een vergroting van 45 en 100×, duizenden ‘balletjes’.” Nog levende zeekoeten die werden behandeld met vitamine B en K leken goed op te knappen en aten ook goed, „om na twee weken alsnog te sterven”. Bovendien vond hij kleine vlokjes paraffine en soms wormen in de poep, maar „dit is ieder jaar zo en niet ongewoon”.

De bolletjes zouden kunnen duiden op coccidiose: een ziekte door een parasiet die de darmen aantast en zorgt voor vermagering. Ook Marja Kik kwam bij enkele zeekoeten die ze tot nu toe microscopisch heeft bekeken darmparasieten tegen: „En spoelwormen, en schimmels in de luchtzakken. Maar er is niet iets waarvan je zegt: dit hebben ze allemáál. Daarom verwacht ik niet dat coccidiose de hoofdoorzaak is.”

Voedselschaarste

Aan de paraffine zal het niet liggen, vermoedt Kik. „De paar darmen die ik heb opengemaakt, bevatten geen plastic of paraffinebrokjes. Alleen urinezuur en aangedikt voedsel, wat op uitdroging duidt. Dat krijg je als de zeekoeten geen vis meer eten, dan krijgen ze ook geen vocht meer binnen.” Vooralsnog zijn er ook geen aanwijzingen voor vogelgriep. „Dat is het lastige van dit geheel. Mensen willen graag één duidelijke reden, maar die lijkt te ontbreken.”

Het zou voedselschaarste kunnen zijn, oppert Leopold voorzichtig. Zeekoeten eten minstens twintig soorten vis, waarvan sprot vooral in de winter een belangrijk onderdeel van hun dieet is. Sprotschaarste zou in theorie voor problemen kunnen zorgen, en zou ook verklaren waarom bijvoorbeeld zee-eenden nergens last van hebben: die eten schelpdieren. Maar nabij Texel, waar juist veel zeekoeten zijn aangespoeld, zwommen ook twee bultruggen die eveneens op sprot loeren. Leopold: „Dus óf die bultruggen hebben alles opgegeten, of er is iets anders aan de hand.”

Niet waterdicht

Terug naar het Haarlemse Vogelhospitaal. De zeekoet zit nog steeds in de hoek van de witte box, die afgedekt is met theedoeken. „Om stress te voorkomen”, vertelt Hobbelink. „Je moet je voorstellen: normaal leven die beesten op zee, en zien ze geen mens. Om die reden is de bodem van de box ook flexibel: de poten van jonge zeekoeten zijn niet gewend lang op een verharde ondergrond te moeten staan, ze zwemmen bijna altijd.” Als dit exemplaar voldoende aansterkt, mag hij naar buiten, de zwembassins in. En als hij dan blijft eten, dan mag hij uiteindelijk weer naar zee. „Maar tot nu toe hebben we van die ruim vijftig zeekoeten er nog maar vier teruggezet”, zegt Hobbelink. „De meeste zeekoeten redden het niet.” Veel van de vogels komen niet alleen broodmager binnen, maar ook onderkoeld.

Als deze zeekoet het wel redt, dan zal hij uiteindelijk – eenmaal volwassen – terugkeren naar de kolonie bij de Schotse oostkust waar hij vandaan komt. Daar verzamelen zich momenteel honderdduizenden volwassen zeekoeten om te gaan broeden. „Totaal op sterkte, helemaal gezond, het swingt allemaal”, zegt Camphuysen.

Een sprotprobleem, een gifprobleem, een windprobleem? Het blijft een lastige puzzel, zegt Leopold. „Ik ga voorlopig uit van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.” Er is in ieder geval ook goed nieuws: er zijn inmiddels ook alweer zeekoeten waargenomen voor de kust die kerngezond lijken, waarschijnlijk ook jonge vogels. „Die zijn iets later aangekomen, en hebben misschien meer geluk gehad met het weer.”