Opinie

De ondankbare zwarte vrouw een lesje leren

Clarice Gargard

De Amsterdamse gemeenteraad trok deze week fel van leer tegen Sylvana Simons. De Bij1-leider had een spoeddebat aangevraagd over de verwarde jongeman die twee weken geleden door de politie werd doodgeschoten bij De Nederlandsche Bank in Amsterdam. Volgens Simons was er „een onnodig hoge hoeveelheid kogels” afgevuurd wat tot „ernstige zorgen” onder Amsterdammers had geleid.

Ik wil het hier niet hebben over de inhoud van de zaak, maar over de buitensporige publieke afrekening die Sylvana Simons ten deel viel.

De Bij1-leider merkte in de raad op dat sommige mensen van kleur de politie vrezen. „Het zou u sieren als u nú gaat zitten en u nederig gedraagt”, blafte Johnas van Lammeren (PvdD) haar toe. Hij bood later zijn excuses aan. Niet voor zijn woorden, maar voor als die als „kwetsend en/of ongepast werden ervaren”.

Eric van der Burg (VVD) noemde haar suggestie „walgelijk”. Alsof hij vergat dat Amsterdam in 2016 op het punt stond om met ‘stopformulieren’ voor de politie te experimenteren; omdat agenten te veel burgers staande hielden op basis van hun huidskleur zouden ze voortaan op een formulier moeten motiveren waarom ze iemand hadden gecontroleerd.

Buiten de gemeenteraad mocht Johan Derksen in zijn programmaatje betreuren dat Simons – notabene een volksvertegenwoordiger – niet uit te roeien is, en een ongeïnspireerde columnist spuwde haar gal.

Zelfs Wesley Sneijder bemoeide zich ermee, in een vlog verwenste hij Simons naar de maan. De voetballer – die zich zelden uitspreekt over het racisme dat zijn collega’s op het veld meemaken – blijkt nu ineens gepassioneerd over het onderwerp.

Iedereen leek de ondankbare zwarte vrouw een lesje te willen leren. Dit ging niet meer over Simons en haar (on)gelijk. Dit ging erom dat Simons geacht wordt stil en dankbaar te zijn. De kritiek werd met een venijn uitgesproken dat zelfs politici als Wilders en Baudet – die van ‘kopvoddentaks’ en ‘homeopathische verdunning’ spreken – bespaard blijft.

Het is een venijn dat ik – en andere vrouwen, met name van kleur – maar al te goed ken. Als vrouw moet je namelijk niet te veel van jezelf denken, maar vooral dankbaar blijven voor de kansen die je gegeven worden.

Je moet dankbaar zijn dat je mag stemmen, ook al word je niet evenredig vertegenwoordigd. Dankbaar dat je in de boardroom zit, al word je er zo weer uitgegooid. Dankbaar dat je bevrijd wordt van de hoofddoek, die je misschien zelf hebt gekozen. En dankbaar dat je als eerste zwarte vrouwelijke partijleider überhaupt in de gemeenteraad mág zitten.

Ik moet denken aan ‘Still I Rise’, een van de bekendste gedichten van wijlen Maya Angelou. In het gedicht omschrijft de Amerikaanse poëet hoe ze met opgeheven hoofd door de wereld beweegt. Ze trekt zich niets aan van anderen die haar dat liever niet zien doen. Does my sassiness upset you?/Why are you beset with gloom?/’Cause I walk like I’ve got oil wells/Pumping in my living room.

Ik had eigenlijk een column over de dappere, spijbelende klimaatjongeren willen schrijven. Maar ik kon dit moment om mijn eigen ondankbaarheid te tonen niet voorbij laten gaan.

We hebben namelijk ook veel te danken aan ondankbare vrouwen. Zoals het recht voor meisjes om te studeren en baas in eigen buik te zijn. Deze vrouwen werden verguisd voor zaken die we inmiddels vanzelfsprekend vinden.

Dankbaar moeten zijn suggereert dat je alleen aan de ontvangende kant staat. Maar als ondankbare vrouw kom je – in de meeste gevallen – ook iets brengen. Daar word je alleen, vaak, pas als het te laat is voor bedankt.

Clarice Gargard is programmamaker en freelance journalist.