Op 28 april zullen er in Spanje parlementsverkiezingen worden gehouden. Dat heeft premier Pedro Sánchez op vrijdagmorgen in Madrid bekendgemaakt. Daarmee komt er na bijna negen maanden een einde aan de minderheidsregering van de sociaal-democraten, die in juni 2018 de macht overnamen van de conservatieve Partido Popular.
Het werd eerder in de week al duidelijk dat het einde van het tijdperk-Sánchez nabij was toen de begrotingsplannen van de regering door het parlement werden afgewezen. De premier en leider van de socialistische partij PSOE had tevergeefs geprobeerd de Catalaanse nationalisten voor zich te winnen, maar die eisten daarvoor in ruil een dialoog over het recht van zelfbeschikking. Sánchez kon niets anders dan dat van de hand wijzen.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data41338079-952004.jpg)
Minderheidsregering
De 46-jarige Sánchez werd vorig jaar verrassend de premier toen hij erin slaagde Mariano Rajoy te vloeren met een motie van wantrouwen. Daarbij kreeg hij de steun van een bonte coalitie van partijen, waaronder de Catalaanse nationalisten. In de praktijk regeerden de sociaal-democraten met slechts 84 van de 350 zetels en waren voortdurend afhankelijk van gedoogsteun.
Sánchez ging voortvarend aan de slag. Hij reisde de hele wereld rond om de internationale rol van Spanje te vergroten, wierp zich op als de barmhartige premier door het vluchtelingenschip Aquarius binnen te halen, kondigde aan oud-dictator Francisco Franco uit zijn praalgraf te halen en verhoogde het minimumloon. Ook begon de Spaanse premier een dialoog met de Catalaanse separatisten.
Sánchez maakte op 10 juli 2018 een einde aan een lange radiostilte toen hij de Catalaanse regiopresident Quim Torra in Madrid ontving. Een paar maanden later spraken de twee leiders elkaar weer in Barcelona. De ontmoetingen waren vooral van symbolische waarde.
In de praktijk bleek er vrijwel geen basis voor overleg te bestaan. Dat werd afgelopen week duidelijk toen Sánchez vergeefs steun voor zijn begroting vroeg, terwijl Catalaanse politici en actievoerders voor het hooggerechtshof moesten verschijnen op verdenking van rebellie. Zo viel de regering van Sánchez indirect over de Catalaanse crisis.