Is de westerse parlementaire democratie in problemen? Nu autocratische leiders ook in Europese landen, de Verenigde Staten en elders morrelen aan pijlers als onafhankelijke rechtspraak, persvrijheid en de rechten voor minderheden? De Hongaarse premier Viktor Orbán koketteert zelfs al openlijk met de term ‘onliberale democratie’. Een democratie met stemrecht, maar met beperkte vrijheden.
Daarmee zijn de westerse landen een illusie armer. Want na de ineenstorting van het communisme, nog geen dertig jaar geleden, leek hun model bezig met een onstuitbare opmars. Zelfs Rusland zette toen aarzelend schreden op het pad van de democratie. Het was ‘the only game in town’, heette het, en de politicoloog Francis Fukuyama sprak zelfs van ‘the end of history’. Het ideologische debat was voorbij; het westerse model had gezegevierd.
Zulke geluiden zijn verstomd. De Singaporese politieke denker Kishore Mahbubani vergeleek onlangs op een conferentie van The New York Times in Athene de inspiratie die in zijn jonge jaren uitging van president Kennedy met het ontbreken daarvan bij de huidige president Trump. „En u verwacht van ons dat we geloven dat de liberale democratie nog even aantrekkelijk is”, vroeg hij smalend. Waarna hij nog opmerkte dat niet de VS, maar het niet-democratische China met zijn enorme economische vooruitgang sinds 1989 voor „de grootste verbetering in menselijk geluk” heeft gezorgd.
Dertien jaar achteruitgang
Freedom House, een Amerikaanse organisatie die het democratische gehalte van de wereld bijhoudt, liet vorige week weten dat voor het dertiende jaar achtereen de democratie terrein heeft moeten prijsgeven. In 68 landen ging het achteruit met de politieke rechten en de burgerlijke vrijheden, terwijl in 50 landen verbetering was. Sinds de neergang in 2005 inzette, is de toestand in elk werelddeel verslechterd. Alleen wanneer in Azië/Grote Oceaan kleine eilandstaatjes worden meegeteld, is in die regio de toestand licht verbeterd.
Een andere organisatie die de vinger aan de pols houdt, The Economist Intelligence Unit (EIU), signaleerde in januari in zijn jaarlijkse overzicht: „Een aanhoudende neergang in de kwaliteit van de democratie heeft de steun doen toenemen voor anti-establishment partijen in West-Europa, zowel ter linker- als ter rechterzijde.” Op de EIU- index, aangevoerd door Noorwegen, IJsland en Zweden, zijn de VS in tien jaar van de 18e naar de 25e plaats gezakt. Volgens de EIU leeft maar 4,5 procent van de wereldbevolking, waaronder de Nederlanders, in een ‘volledige democratie’. Landen als de VS, Frankrijk, België en Italië vallen in de categorie ‘democratie met gebreken’.
Toch zag EIU één lichtpunt. Er is een grotere bereidheid bij mensen om te demonstreren en hun leiders duidelijk te maken wat ze willen. Vrouwen, geïnspireerd door de #MeToo-beweging, eisten in 2018 hun rechten wereldwijd meer op. Dankzij die actiebereidheid concludeerde de EIU dat het democratisch gehalte in de 167 gemeten landen in 2018 per saldo niet verder was afgetakeld.
Maar reden voor veel optimisme is er niet. „Op het moment lijken de vijanden van de liberale democratie vastbeslotener onze wereld naar hun hand te zetten dan de verdedigers ervan”, constateerde Yascha Mounk, politicoloog van Harvard University, vorig jaar mismoedig in zijn bestseller The People vs. Democracy. „Misschien is wel het grootste probleem,” zegt de Poolse hoogleraar Jan Zielonka telefonisch vanuit Oxford, waar hij Europese politiek doceert, „dat mensen in democratieën denken dat die erosie aan het systeem er niet toe doet.”
Onderzoek van Mounk wees uit dat in de VS minder dan een op de drie mensen die zijn geboren na 1980 het belangrijk vindt in een democratie te leven. In Europa is dat beeld gunstiger maar ook in oude democratieën als Nederland, Groot-Brittannië en Zweden zijn jongeren negatiever over democratie dan hun ouders.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/02/web-1602buidemocracy3jpg.jpg|//images.nrc.nl/CTGEb5zaEW1LX64KSZwE1RUFYUM=/1920x/smart/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/02/web-1602buidemocracy3jpg.jpg)
Protesten in Venezuela. Federico Parra
Luidruchtigste van allemaal
Het democratische westerse feestje is ruw verstoord door de opkomst van populistische leiders met autoritaire trekken als de Hongaarse premier Viktor Orbán, de Poolse leider Jaroslaw Kaczynski, de Turkse president Recep Tayyip Erdogan, zijn Filippijnse collega Rodrigo Duterte en de Indiase premier Narendra Modi. En natuurlijk de luidruchtigste van allemaal, Donald Trump, al wordt die wat meer ingetoomd dan collega’s door onder meer het Congres en de rechterlijke macht. De net aangetreden Braziliaanse president Bolsonaro lijkt hun voorbeeld te willen volgen. Ze lijken zich meer op hun gemak te voelen met autocratische leiders als Vladimir Poetin en Xi Jinping dan met traditionele democraten als bondskanselier Merkel en de Canadese premier Justin Trudeau.
Dat populisten verkiezingen winnen, hoeft vanuit democratisch oogpunt nog geen zorgen te baren. Als de meerderheid zo’n leider steunt, verdient die de kans om te regeren. Niet zelden – ook in landen als Hongarije en Turkije – is hun verkiezing een reactie op het bewind van een westers georiënteerde bestuurlijke elite die wel erg weinig oog had voor de belangen van minder bedeelden dan zijzelf.
Nieuw is het fenomeen evenmin. De recente opwinding erover verbaast Zielonka. „Ik woonde in de jaren 90 in Italië, toen Silvio Berlusconi daar opkwam. Ook die zette de media naar zijn hand. Maar waar was toen de Europese Commissie, die nu landen als Hongarije en Polen op de vingers tikt? Wat stelt iemand als Orbán, premier van een klein land, eigenlijk voor vergeleken met iemand als Berlusconi?”
Het grote probleem met veel populisten is dat ze, eenmaal aan de macht, een autoritaire koers varen en niet aarzelen democratische waarden te schenden. Vooral in relatief nieuwe democratieën, waar de instituties die het systeem schragen nog niet zo diep zijn verankerd, gaat dat vaak verrassend gemakkelijk. Voorbeelden zijn Hongarije, Polen, Servië, Turkije, de Filippijnen, Bangladesh, Nicaragua en Venezuela. Ook in West-Europa zijn ze alom in opmars – in Italië en in Oostenrijk zelfs aan de macht.
Hoe gaan ze te werk? Ze richten hun pijlen vaak op groepen die ze als een bedreiging voor het land afschilderen, waarmee alleen zij weten af te rekenen. Met name immigranten, vooral moslim-immigranten, zijn volgens hen zo’n bedreiging. Maar iemand als Orbán deinst ook niet terug voor antisemitisch getinte campagnes tegen de liberale joodse financier en filantroop George Soros. In de Filippijnen pakte Duterte drugsdealers en -gebruikers aan, ten koste van duizenden doden.
De populistische leiders hollen vaak de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht uit door stromannen als rechters te benoemen. Zo deed Orbán het in Hongarije en Daniel Ortega in Nicaragua, terwijl Kaczynski het in Polen probeerde. Duterte zette de hoogste Filippijnse rechter af, en ook Trump bediende zich tot op zekere hoogte van deze methode met de benoeming in het Hooggerechtshof van rechters naar zijn smaak. Lagere rechters die hem onwelgevallige vonnissen vellen, kunnen van Trump de wind van voren verwachten. Sommige leiders – Orbán, Erdogan – gaan verder en morrelen vervolgens ook aan de constitutie om de oppositie het leven moeilijker te maken en zelf zo lang mogelijk aan het bewind te blijven.
Een volgende stap is de media tot een spreekbuis voor zichzelf en hun partij te maken. Staatsmedia worden bemand met vrienden van de autocratische heerser. Particuliere nieuwsorganisaties worden zoveel mogelijk monddood gemaakt en, als het even gaat, opgekocht door bevriende zakenlieden. Vooral Hongarije is hiervan een schoolvoorbeeld. Vrijwel niemand wil of durft nog kritiek op de regering te publiceren. Wie dat toch wil doen, moet de kranten inmiddels in buurland Slowakije laten drukken.
Daarna komen vaak ook academische organisaties en niet-gouvernementele organisaties aan de beurt. Academici die kritiek op de regering uiten, riskeren intrekking van subsidies of zelfs sluiting van instituten. In sommige gevallen worden ook schoolboekjes herschreven en krijgen kinderen geschiedenislessen die meer op partijpropaganda lijken. Dit gebeurde bijvoorbeeld in Turkije en in India.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/02/web-1602buidemocracy1jpg.jpg|//images.nrc.nl/hz-9ntS6kS55REtXzvesI6u9VJQ=/1920x/smart/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/02/web-1602buidemocracy1jpg.jpg)
Protest tegen de Servische president in Belgrado. Vladimir Zivojinovic
Geen Zwitserse gebouwen met minaretten
Een volgende stap is de rechten van minderheden te beknotten. Democratie ontaardt zo in een tirannie van de meerderheid. In Zwitserland, soms gezien als een van de puurste democratieën ter wereld, ageerde de populistische Schweizerische Volkspartei net zo lang tot in de grondwet werd vastgelegd dat er ondanks de vrijheid van godsdienst geen gebouwen met minaretten mogen verrijzen.
Een veelheid aan factoren heeft populisten de wind in de zeilen gegeven. Een cruciaal element lijken de mondiale economische ontwikkelingen sinds de jaren 80. „Volgens mij is het allerbelangrijkste dat de financiële markten onder de controle van de democratische organen zijn weggeglipt”, zegt politicoloog Zielonka. Van die ontwikkeling profiteerde vooral een kleine groep, die heel rijk werd. Daardoor is een economische ongelijkheid in de samenleving geslopen, die het vertrouwen in de democratie bij velen ondermijnt. Democratisch gekozen bestuurders in de meeste westerse landen werkten hier decennia van harte aan mee.
Mounk wijst erop dat de steun voor het democratische systeem samenhing met de grote voorspoed. Tussen 1935 en 1985 verviervoudigde het inkomen van een gemiddeld gezin in de VS. Vanaf midden jaren 80 was er echter voor hen nauwelijks meer een toename. Wel voor de rijken, niet de ‘gewone man’. Steeds meer mensen hebben bovendien geen vaste baan meer. Dat alles zorgt voor onvrede over het politieke systeem. In Europa tekent zich eenzelfde trend af. In een interview met deze krant zei de jonge Britse politicoloog Matthew Goodwin onlangs: „Wij in Europa zullen van onze levensdagen geen stabiele, gelijkmatige, vitale economie meer meemaken. Europa vergrijst, het is niet dynamisch en productief genoeg.”
Parlementsleden met weinig opleiding
Ook andere factoren spelen mee. De parlementen zijn in de meeste landen veel minder representatief geworden dan ze waren. Zaten er enige decennia geleden nog mensen van bescheiden afkomst met lokale accenten, soms vakbondsmensen en mensen met betrekkelijk weinig opleiding in de volksvertegenwoordiging; tegenwoordig is dat steeds meer een bolwerk van een hoogopgeleide elite geworden, waarin lager opgeleiden zich niet herkennen. Ook politieke partijen vormen niet meer een stevige brug tussen de samenleving en het landsbestuur, hun ledentallen zijn nog maar een fractie van wat ze waren.
Een belangrijke factor is ook het wegvloeien van de macht van nationale regeringen en parlementen door de opkomst van machtige multilaterale organisaties, waardoor hun eigen speelruimte aanzienlijk is verminderd. Dat geldt zeker voor Europese staten die zijn aangesloten bij zowel de Europese Unie als de euro. Hoeveel speelruimte werd de laatste jaren de Griekse regering nog gegund toen ze in grote financiële problemen was geraakt?
Een van de gevoeligste factoren waar populisten van hebben geprofiteerd, is de massale immigratie naar westerse landen. „Wat de politiek in Europa bederft, is de instroom van migranten”, zei Mahbubani in Athene. Die moet volgens hem in elk geval tijdelijk aan banden worden gelegd, anders krijgen onliberale populisten vrij spel, met kwalijke gevolgen voor de democratie. Bij veel Europese regeringen zijn de grenzen overigens al vrijwel dicht.
Populisten, voorop Trump, gebruiken de sociale media om hun eigen boodschap naar buiten te brengen zonder tussenkomst van andere media. Wat ze niet bevalt in de media schilderen ze af als ‘nepnieuws’. Anderzijds kunnen sociale media ook worden gebruikt door oppositiebewegingen, zoals nu in Venezuela.
Is de westerse parlementaire democratie nog te redden? Mounk en Zielonka denken van wel, al hebben ook zij geen wondermiddel in de aanbieding. Cruciaal is dat de sociale en economische ongelijkheid wordt verminderd, bijvoorbeeld door hogere belastingen voor rijken en bedrijven. Mensen moeten niet het gevoel krijgen dat hun regering er hoofdzakelijk is om de belangen van grote bedrijven te dienen. Zielonka: „Je moet de mensen het gevoel geven dat ze meedoen en van invloed kunnen zijn.”
Bouw in grote steden ook betaalbare woningen voor mensen met een bescheiden beurs, suggereert Mounk. En investeer meer in betaalbaar onderwijs voor iedereen.
Niet-populistische politici, ten slotte, moeten veel meer weerwerk bieden aan de populisten. Zij moeten de burgers ervan doordringen dat onder de slijtageplekken van hun democratie een systeem schuilt dat door de samenleving gekoesterd moet worden. „We leven heus niet in de jaren 30 in Europa”, zegt Zielonka. „We moeten hervormen en het is nog niet te laat.”