Dé Nederlander is verslaafd aan verkleinwoorden

Redacteur Margot Poll signaleert welke boeken er ook nog zijn verschenen en kiest er steeds zes om kort te bespreken.

1. Joeri Kazakov: Teddy

De Russische schrijver Joeri Kazakov (1927-1982) had een voorliefde voor de natuur van Noord-Rusland en bezat een datsja in de kunstenaarskolonie Abramtsevo, ten noordoosten van Moskou. Voor het kleinood Teddy verplaatste hij zich in de huid van een circusbeer die ontsnapt uit het circus en zich vervolgens moet vermannen een wild beest te worden: mierennesten verorberen, ervaren de machtigste te zijn in het woud, ’s nachts jagen en juist overdag slapen.

Ook de beer loopt naar het noorden, naar ‘een miraculeuze landstreek met veel zon, voedsel, helder water en stilte’. Het is treffend hoe Kazakov het woud minutieus beschrijft met aandacht voor elke bes, struik of boom. Er komen nauwelijks mensen in het verhaal voor al loopt Teddy in de val als jagers hem in het vizier krijgen bij het haverveld. Teddy moet als aangeschoten wild op drie poten rennen voor zijn leven. Uiteindelijk vindt hij het beloofde land waar hij in vrijheid leeft, waar zijn vacht nootkleurig, donzig en glanzend wordt. De echte beer is dan klaar voor de winterslaap.

In het tweede mooie verhaal ontwikkelt de blinde dakloze hond Arktoer zich met zijn ‘zilveren geblaf’ tot begerenswaardige jachthond. Hij weet zich beschermd door de dokter die hem in huis heeft genomen. Of toch niet?

Vert. Monse Weijer. De Wilde Tomaat, 110 blz. € 12,95

2. Godfried Bomans: De honderdjarige

In de serie Literaire juweeltjes, waarin elke maand een gemakkelijk leesbare tekst verschijnt in een gebonden uitgave, is deze maand de beurt aan De honderdjarige: zes karakteristieke verhalen van Godfried Bomans (1913-1971). Het titelverhaal beschrijft de concurrentie tussen ouderen die opscheppen over hoe oud ze al wel niet zijn. Maar zo, stelt de honderdjarige in het verhaal, het gaat vanzelf en het ‘aardige van ons vak is, dat als je eenmaal een jaar vóór ligt, je niet meer bent in te halen, al doet de ander nog zo zijn best. Elk jaar dat hij ouder wordt, win ik er ook een, en ze kunnen niet inlopen. Dat knakt ze op den duur.’

Verder een verhaal over de brandweer dat eigenlijk over pyromanie gaat, over de pret van het verkleden voor carnaval (als druiventros) en een geweldige ‘causerie’ over ‘Wat een Nederlander is’. Het antwoord op die vraag is volgens Bomans alleen te geven door een buitenlander, al geeft hij aan studenten in München toch liever zelf het antwoord: ‘De Nederlander bestelt in het café een ‘kopje koffie’. Wil men werkelijk weinig koffie dan diminueert men het diminutief en vraagt een ‘klein kopje koffie’.’ We zijn dus verslaafd aan verkleinwoorden, en gebruiken humor als cement. Alleen al vanwege het antwoord – dit is slechts een fractie – en het mooie gebruik van de Nederlandse taal is dit boek een absolute aanrader.

B for Books, 64 blz. € 1,99

3. Ovidius: Metamorfosen

In de openingsverzen van de beroemde Metamorfosen geeft dichter en schrijver Ovidius (43 v.Chr- 17 n.Chr) meteen aan waar zijn beroemde epos over gaat: ‘Ik wil gaan spreken van gedaanten die in nieuwe werden veranderd.’ Zo verandert het meisje Myrrha in een zwangere boom omdat zij heimelijk haar vader verleidt. Maar ook de juist trouwe echtgenoot Picus verandert, en wel in een vogel. Koning Midas wordt half mens half ezel omdat hij de god van Delos tegenspreekt in zijn oordeel over muziek. De god kan het niet verdragen ‘dat zulke stomme oren nog op mensenoren lijken’. Daarnaast schreef Ovidius nog prachtige mythen (Daedalus en Icarus, Jason en Medea, Apollo en Daphne). Marietje d’Hane-Scheltema vertaalde in 1993 alle Metamorfosen en koos voor deze nieuwe uitgave de ‘mooiste mythen’ uit het originele werk. Samen met illustrator Floris Tilanus vormen zij al een gouden duo na hun in 2017 bejubelde Fabels van Jean de La Fontaine. En opnieuw hebben zijn de illustraties adembenemend mooi: inlevend en ook vermakelijk zoals Ovidius het vast zou hebben bedoeld.

Gekozen en vertaald door Marietje d’Hane-Scheltema en geïllustreerd door Floris Tilanus. Van Oorschot, 231 blz. € 27,50

4. Fleur van der Bij: Verkeersslachtoffer 22/10

In 2018 verscheen De Nijl in mij van schrijfster en historica Fleur van der Bij over haar spannende reis in Soedan op zoek naar de sporen van een Nederlandse ontdekkingsreiziger. Het was toen dat zij verstrikt raakte in haar eigen niet verwerkte verleden: de dood van haar drie jaar jongere zusje in 1996. Precies dát trauma is nu het onderwerp van Verkeersslachtoffer 22/10 met de veelzeggende ondertitel Op zoek naar de man die mijn zusje doodreed. Een rauw verhaal over de zoektocht, onderbroken door bijeenkomsten met andere nabestaanden van verkeersslachtoffers, statistieken, het dilemma van wel of niet hogere straffen voor daders of veroorzakers. Conclusie van Fleur van der Bij: ‘Je wilt geen wraak omdat het geen voldoening zal schenken.’ Maar ze houdt de man wel verantwoordelijk voor haar eenzaamheid als puber, het opgroeien in een rouwend gezin en uiteindelijk haar bipolaire stoornis. Wat het verhaal vooral uitdraagt is die eenzaamheid van een meisje van vijftien, aan wie, zo schrijft Van der Bij, alleen de lerares maatschappijleer een keer vroeg hoe het met haar ging na de dood van haar zusje. Het zou niet verbazen als het volgende boek gaat over de ‘ambivalentie’ die zij zegt te voelen ten opzichte van haar ouders, voor wie in beide boeken nauwelijks aandacht is.

Querido Fosfor, 175 blz. € 15,-

5. Kurt Schwitters: Auguste Bolte

Uitgeverij Vleugels heeft fraai vormgegeven werk uitgebracht van de Duitse kunstenaar en schrijver Kurt Schwitters (1887-1948). Het in 1923 geschreven verhaal Auguste Bolte lijkt een gebalanceerd verhaal over een ‘schrander meisje’ dat tien mensen volgt die allemaal dezelfde kant oplopen (daar moet dus iets aan de hand zijn), maar blijkt een theatraal schotschrift te zijn over meelopers in ‘onze ontaarde cultuur’. Ook in Bofkont Hans en andere sprookjes van Merz neemt Schwitters in klinkende woorden stelling tegen zichzelf verrijkende oplichters of, in het hilarische sprookje over een soldaat die niet ophoudt te groeien, tegen de enorme inflatie in het toenmalige Duitsland.

De naam Merz behoeft uitleg; Merz is eigenlijk een eenmansbeweging van Schwitters die alles wat hij maakte of schreef Merz noemde. Waar dat vandaan kwam? Schwitters kreeg bekendheid door zijn collages die bestonden uit alles wat hij op straat vond. ‘Want we waren in een verarmd land. Je kunt ook met troep een kreet slaan en dat is wat ik deed, door die troep aaneen te plakken en te spijkeren’, zo wordt Schwitters geciteerd in de inleiding van vertaler Jan H. Mysjkin. Op één van die collages staat het woord merz en dat is de tweede lettergreep van Kommerz. Alleen het woord merz was te lezen, uitgesneden en ingeplakt uit een advertentie van de Kommerz- und Privatbank. Zo werd Merz een zelfstandig beeldelement en werd het de verzamelnaam voor Schwitters’ eigen maatschappijkritische genre.

De meeste geschriften droeg hij voor als podiumkunstenaar. In Nederland deed hij mee aan een zogenaamde Dada-tournee en ontmoette zo ook Nederlandse kunstenaars.

Voor de oprichters van het tijdschrift Barbarber in 1958 was Schwitters een inspiratiebron. Hoe belangrijk hij voor één van hen was, de schrijver K. Schippers, blijkt uit diens onlangs verschenen roman Straks komt het: een eerbetoon aan de kunstenaar die hij zo bewondert. De afgelopen jaren maakte Schippers een aantal reizen om te zien hoe Schwitters heeft gewoond en gewerkt.

Vert. Jan H. Mysjkin. Vleugels, 112 blz. € 22,35

6. Tom Lanoye: De meeste gedichten

De Vlaamse schrijver, scenarist en performer Tom Lanoye dichtte het Poëziegeschenk (Zonder handen zonder tanden) voor de Poëzieweek 2019 die gisteren ten einde liep, al lopen veel dichtwedstrijden en tentoonstellingen nog even door. Reden voor uitgeverij Prometheus de verzamelbundel De meeste gedichten opnieuw uit te brengen met ‘de beste verzen in één band’, waaronder mooie stadsgedichten over Antwerpen en een ode aan de vuilniszak. Er zijn ook bewerkingen opgenomenvan ‘gedichten uit de groote oorlog’ van onder anderen Wilfred Owen en zijn interpretatie van het mooie gedicht van de Italiaanse dichter Giuseppe Ungaretti: Sono una creatura/Ik ben een schepsel.

Prometheus, 310 blz. € 19,99