Café Buddingh mist de apostrof en een eigen smoel

Als Kees Buddingh’ – behalve dichter, prozaschrijver en vertaler – iets was, dan was het Dordtenaar. Hij werd in 1918 in Dordrecht geboren en overleed er in 1985. In veel van zijn werk figureren de stad Dordrecht en de Dordtse kringen waarin hij zich ophield. In zijn Ode aan Dordrecht (1974) zegt hij: ‘Het prettige is, vind ik, van Dordt dat ik er helemaal / niet meer hoef te kijken, maar lekker kan denken aan alles / wat maar bij mij opkomt: de stad stoort mij niet, / zomin als ik, hoop ik, de stad stoor’.

Nu is er ineens, uit het niets, Café Buddingh (zonder apostrof – ik betwijfel of dat Buddingh’s goedkeuring had kunnen wegdragen), gevestigd in het Tomadohuis, ook een Dordts icoon. Daar moesten we het onze van weten: mijn tafelgenoot van deze avond en ik hebben Dordtse wortels en beiden hadden we het genoegen om Kees Buddingh’ te kennen. Met gastronomische genoegens zouden we hem niet onmiddellijk associëren. „Zelf smul ik nog wel eens graag / van een stevig bord boeuf bourguignon”, dichtte hij in Verzen van een Dordtse Chinees (1980) en in zijn dagboek noteerde hij op 31 augustus 1977, na „een van de allerbeste Engelse maaltijden die we ooit gehad hebben” (tong, entrecote chasseur, vruchtentaart met room en een ‘cheese board’): „[…] en dat alles voor £ 11.23. Hoe ze het ervoor kunnen maken en serveren is mij een raadsel. (Maar een van die vele raadsels waarover ik mij het hoofd gelukkig niet breek.)”

Desalniettemin dragen enkele gerechten op de kaart van Café Buddingh de naam van de dichter, ook weer met consequent weggelaten apostrof: de Buddingh Burger, de Big Buddingh en de Buddinghplank, waarop dan geen (Engelse) kaas, maar saté, gamba’s, spareribs en minihamburger. Misschien dat de runderstoof met donker bier en appelstroop in de buurt van die geliefde stevige boeuf bourguignon komt.

We kiezen vooraf het trio van eend (9,50 euro) en het duo tonijn (12,50), bij de hoofdgerechten wordt het de blackangus-entrecote (21,50 euro) en de specialiteit van de dag, een surf & turf van gamba’s en ossenhaas (24,50 euro). Maar voordat we aan tafel gaan, drinken we bij – niet aan – de bar op de herinnering aan Kees corenwijn van Rutte. Op een van de wanden is het portret van Buddingh’ aangebracht. Later vertelt de ober dat er ook nog een levensgrote foto gemaakt door Vincent Mentzel komt te hangen. „Aha”, zegt mijn tafelgenoot.

Van het kwintet aan voorgerechten wordt de eend op een leisteen geserveerd: gerookte borst, rillette en paté (op de kaart gespeld met een overbodige ‘h’) met chutney en pecannoten. De tonijn ligt op een bord: tartaar en tataki, beide bereidingen rijkelijk bestrooid met maan-en sesamzaad en voorzien van toefjes mayonaise. De chef heeft een gul hart.

Dat blijkt ook bij de hoofdgerechten, flinke porties, de entrecote op gestoofde witlof, de surf & turf met knapperige boontjes en aardappelpuree. Eigenlijk vind ik surf & turf – een combinatie van schaaldieren en rood vlees – een onzingerecht, een Amerikaans verzinsel. Ook deze Dordtse versie (met gamba’s) heeft me niet kunnen overtuigen. Gamba’s: lekker. Ossenhaas: lekker. Beide waren zonder meer goed bereid, maar maakte het samenvoegen eigenschappen los die ze anders voor zichzelf hadden gehouden? Eventuele nuance ging ook verloren in de overheersende saus.

Volgens Kees Buddingh’ (in Ars poetica, 1971) schrijf je „de beste gedichten al aardappelen schillend”, maar de extra frites (3,75 euro) die we met die regel in gedachten hadden besteld, bleken ons te veel, ook al omdat we ons het gevraagde brood hadden laten smaken.

Bij de nagerechten liet het restaurant kansen liggen. De Vlaming Paul Claes dichtte in 1994: „[…]en de pudding was bij Buddingh’ […]”. Maar niet bij Buddingh zonder apostrof.

Frank van Dijl is culinair recensent en journalist.