„Alsof je naar een conferentie van brandweermannen gaat terwijl je het niet over water mag hebben.” De metafoor die Rutger Bregman een dag eerder op zijn hotelkamer heeft bedacht, leidt op 25 januari tot gelach in het Zwitserse Davos. Het b-woord, belastingen, is volgens Bregman op het World Economic Forum de olifant in de kamer. Hij wil het noemen en gebruikt het panel over ongelijkheid als podium. „Belastingen, belastingen, belastingen. De rest is bullshit.”
Buiten de zaal ontvangt hij applaus. Nieuwsvideosite ‘Now This’ knipt het fragment uit, waarna het door de Amerikaanse politicus Bernie Sanders wordt opgepikt en inmiddels tien miljoen keer is bekeken. Bregman mag komen praten bij onder meer tv-zenders CNN en BBC en bij De Wereld Draait Door. De Britse krant The Guardian, die hem eerder al Dutch wunderkind of new ideas noemde, kopt nu: ‘Historicus in Davos wast miljardairs de oren over belastingontwijking’.
Bregman is niet de eerste op de conferentie die het belastingonderwerp aankaart: een voorstel van het Amerikaanse Congreslid Alexandria Ocasio-Cortez om het belastingtarief voor de hoogste schijf in de Verenigde Staten op 70 procent te zetten, leidt al eerder tot ophef. Maar het zijn de woorden van Bregman die blijven hangen. En dat is niet voor het eerst. Hoe weet de Nederlandse historicus steeds maar te prikkelen met zijn ideeën voor een betere samenleving?
Seculiere dominee
De utopist en historicus – vrienden noemen hem een ‘seculiere dominee’ – groeide op in Zoetermeer. Zijn vader is dominee, zijn moeder is lerares. Hij heeft twee oudere zussen. Zijn oudere zus Sigrid Bregman omschrijft hem als „een meegaand, gemakkelijk jochie, dat achter zijn zusters aan sjokte”. Voorbeeld: zijn zusters stopten met geloven, Bregman volgde. Zijn zus werd vegetariër, Bregman volgde.
Eén verschil: zijn zussen deden het geruisloos, de belezen broer maakte er een statement van. Op zijn vijftiende schreef hij voor zijn vader een traktaat over de vrije wil, en waarom die niet bestaat. Als ze met zijn vijven aan tafel zaten, voerde Bregman als kind het hoogste woord over wat hij allemaal gelezen had. Sigrid: „Mijn ouders moesten zijn spreektijd indammen. Anders kwamen de anderen niet meer aan het woord. Dan zeiden ze: ‘Rutger, je spreektijd is om. Nu is je zus’.”
Bij De Correspondent was Bregman op zijn plaats: hij kreeg een ‘basisinkomen’ en volledige vrijheid om te schrijven
Bregman studeerde geschiedenis in Utrecht, hij wilde leraar worden, maar dat deed hij nogal lui en ongeïnspireerd, zegt hij zelf. Hij begreep pas wat hij wilde zijn – publiek intellectueel – toen hij zich aansloot bij de christelijke studentenvereniging S.S.R.-N.U. Daar werd gedebatteerd over de grote vragen van het leven. „Intellectueeltje spelen”, noemt Bregman het. In zo’n omgeving wilde hij verkeren.
Hij schreef opinieartikelen, die hij naar alle kranten stuurde. Zijn beste vriend, rechtsfilosoof Jurriën Hamer: „Hij kan goed tegen afwijzing, hij zet gewoon door. Hij was overtuigd van de kwaliteit van die stukken.” Volgens Hamer is zijn vriend sterk in „het combineren van de laatste wetenschappelijke inzichten met aanstekelijk activisme”. Dit alles dankzij zijn „vermakelijke en scherpe pen”.
Bregman ging bij de Volkskrant werken, maar het pure journalistenwerk lag hem niet. Toen Rob Wijnberg in 2013 met De Correspondent begon, vroeg hij Bregman erbij als ‘correspondent vooruitgang’. Bij het nieuwe journalistieke platform was Bregman op zijn plaats: hij kreeg een ‘basisinkomen’ en kreeg volledige vrijheid om te schrijven wat hij wilde, en daar zo lang over te doen als hij wilde.
Net als Bregman heeft De Correspondent een goed gevoel voor het verpakken en verkopen van ideeën. Het platform schuift zijn eigen auteurs naar voren als submerken die bepaalde thema’s succesvol omarmen. Zoals hoofdredacteur Rob Wijnberg bekend is om zijn mediakritiek en Jesse Frederik om zijn stukken over de ‘schuldenindustrie’, zo kon ook Bregmans ster rijzen.
De uitgeverij van De Correspondent zette zich in voor het internationaal verspreiden van Bregmans bestseller Gratis geld voor iedereen (2014). En het succes van die essaybundel hielp de uitgeverij weer vooruit. Twee Tegenlicht-uitzendingen werden gewijd aan het meest aansprekende onderwerp uit het boek, het basisinkomen. De vertaling, Utopia for Realists, And How We Can Get There is inmiddels in 32 talen vertaald. De Engelse titel vat samen wat Bregman nastreeft: hij wil dat er in het debat weer ruimte komt voor utopische vergezichten.
Opvallend aan Bregmans ideeën is dat ze niet nieuw zijn. Het basisinkomen, het progressief belastingstelsel, arbeidstijdverkorting – het is progressief gedachtengoed van weleer, dat in onbruik is geraakt. „Originaliteit is wel het minst interessante criterium”, zegt hij zelf. Hij wil de beste oude ideeën oppoetsen en geschikt maken voor deze tijd. En hij wil een breder publiek bereiken dan de eigen progressieve bubbel.
Dat doet hij onder meer door de ideeën te ontdoen van hun linkse moraal. In plaats daarvan gebruikt hij juist positieve, rechtse taal, „ondernemerstaal”. Moral reframing noemt hij dat. Bregman: „Als ik schrijf over armoedebestrijding, dan gebruik ik niet de woorden ‘immoreel’, ‘onrechtvaardig’ of ‘we moeten die mensen helpen’. In plaats daarvan zeg ik: ‘Armoede is peperduur. Arme mensen geld geven is efficiënter’.”
Economische ideeën
Bregmans ideeën draaien onder meer om de bestrijding van armoede en ongelijkheid. Hij wil het denken over zaken die we als gewoon zijn gaan zien, zoals winst als objectief beloningscriterium, bevragen. In Gratis geld voor iedereen pleit hij onder meer voor een vijftienurige werkweek en een basisinkomen: het idee is dat iedereen recht heeft op een onvoorwaardelijk bestaansminimum dat wordt uitgekeerd door de staat.
Binnen de (sociaal-)economische wereld wordt verschillend gedacht over de ideeën van Bregman. Economen prijzen zijn pogingen de discussie aan te zwengelen, maar zetten tegelijkertijd vraagtekens bij de praktische uitvoerbaarheid.
Bij het basisinkomen wijzen economen onder meer op de uitgaven, die fors hoger liggen dan de bestaande kosten van het sociale zorgstelsel. Ook zouden er tegenover het voorgestelde voordeel van een onafhankelijk inkomen voor iedereen nadelen staan, bijvoorbeeld dat de armsten in de samenleving er minder van profiteren dan burgers die toch al een goed inkomen uit arbeid hebben. „Stel dat je een basisinkomen invoert van 750 euro per maand, dan gaat een alleenstaande AOW’er op dit moment zo’n 300 euro op achteruit”, zegt Raymond Gradus, hoogleraar bestuur en economie publieke sector. „Het basisinkomen kost de staat bovendien zo'n 30 miljard extra.”
Zelf is Bregman ervan overtuigd dat een basisinkomen zichzelf terugverdient, doordat de overheid bespaart op zorg en justitie als iedereen een bestaansminimum krijgt.
Opvallend aan Bregmans ideeën is dat ze niet nieuw zijn. ‘Originaliteit is wel het minst interessante criterium’, zegt hij zelf
„Bregman raakt aan uitdagingen die we allemaal voelen”, stelt Bas van Bavel, hoogleraar transities van economie en samenleving aan de Universiteit Utrecht. „We kunnen niet langer zo doorgaan, zowel economisch als ecologisch. En daartoe moeten de lasten anders worden verdeeld. Het punt dat hij maakt over belastingheffing is terecht. Je ziet dat de vermogensongelijkheid wereldwijd toeneemt en grote vermogens nauwelijks worden belast. Bovendien weet hij dit punt op een knappe manier te vertolken.”
Maar wat Bregman in zijn Davos-speech precies bedoelt, is niet helder voor Koen Caminada, hoogleraar empirische analyse van sociale en fiscale regelgeving aan de universiteit van Leiden. „Wat wil hij precies belasten: arbeid of vermogen? Allebei zijn het kapitaalbronnen. Waarschijnlijk bedoelt hij belastingheffing voor bedrijven”, vervolgt Caminada. „Dat probleem kun je op één manier oplossen: wereldwijde belastingcoördinatie. Probeer dat maar eens. Het idee is aardig, en gesprekken zijn gaande, maar het is niet zomaar geregeld.”
„In dat Davos-clipje van minder dan twee minuten heb ik het over beide”, zegt Bregman desgevraagd. „En wie de moeite neemt om mijn werk te lezen, komt erachter dat ik uitgebreid heb geschreven over het belang van met name belastingen op vermogen.”
Bregman appelleert aan gevoelens die iedereen heeft, zegt Caminada. „Met een basisinkomen armoede de wereld uit krijgen, wie kan daar op tegen zijn? Ik vraag mijn studenten weleens: wie wil er dat morgen de zon schijnt? Dan steekt iedereen zijn hand op. De volgende vraag is: maar hoe gaan we zorgen dat morgen die zon schijnt? Dat is een ander verhaal.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/01/data8469172-d5513e.jpg)
Het zijn vergezichten die Bregman oppert, zegt Caminada. „ Dat is niet verkeerd. Je helpt een discussie aan te kaarten. Maar ik ben weleens jaloers. Jarenlang schrijf je nota’s over economische onderwerpen en dan gebeurt er weinig, terwijl hij een idee aantrekkelijk verpakt en het zo op de agenda weet te zetten.”