Zo voorkom je dat nieuwe asielkinderen wortelen

De coalitie heeft een akkoord bereikt over een kinderpardon. Een memo in handen van NRC beschrijft voorstellen om te voorkomen dat kinderen van vluchtelingen ook in de toekomst ‘wortelen’ in Nederland.

De Armeense kinderen Lili en Howick voorafgaand aan de zitting bij de Raad van State over hun asielprocedure.
De Armeense kinderen Lili en Howick voorafgaand aan de zitting bij de Raad van State over hun asielprocedure. Foto Lex van Lieshout/ANP

De coalitiepartijen hebben een akkoord bereikt over het kinderpardon. Onduidelijk is nog hoe in de toekomst ‘worteling’ van nieuwe groepen asielkinderen moet worden voorkomen. Hoe zou een regeling hiervoor eruit kunnen zien?

Asieladvocaat Flip Schüller schreef enkele weken geleden een memo met verschillende voorstellen. Hij raadpleegde daarvoor wetenschappers, vluchtelingenorganisaties en ambtenaren. Dit memo diende uiteindelijk als basis voor het voorstel voor een soepeler kinderpardon dat CDA en D66 op 19 januari in het AD deden – en waarmee de politieke discussie over het onderwerp werd heropend.

De discussie gaat in essentie over twee verschillende groepen. De ene groep betreft de ‘gewortelde’ kinderen en hun gezinnen die nu al in Nederland is en leeft met de dreiging van uitzetting. Het gaat om ongeveer 700 kinderen, van wie sommigen hier geboren zijn. Als je hun gezinnen meerekent, gaat het om zo’n 1.500 personen. Onder de nieuwe afspraken krijgt vrijwel iedereen uit deze groep naar verwachting een verblijfsvergunning.

De andere groep is fictief: de kinderen die in de toekomst geworteld kúnnen raken. Het uitgangspunt van de memo, in handen van NRC, om dit te voorkomen is dat het toelatingsbeleid streng blijft, maar dat mensen sneller duidelijkheid hebben over of ze kunnen blijven of niet. Dat moet vooral door veel meer mensen in te zetten bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Nederland kent in theorie de kortste asielprocedure van Europa: acht dagen. Maar door een permanent personeelstekort zijn de wachttijden opgelopen tot zestien maanden.

Lees ook: Coalitie bereikt akkoord over kinderpardon

Vertrekplan

Een tweede voorstel is het terugkeerbeleid effectiever maken, onder andere door het opstellen van een vertrekplan in samenspraak met de asielzoeker, zijn advocaat en de overheid. Dat „behandelplan” moet ook transparant en controleerbaar zijn, zodat alle partijen zich erop kunnen beroepen. Doel ervan is ook dat duidelijk wordt wanneer een asielzoeker niet meewerkt aan zijn vertrek. Of wanneer het herkomstland niet meewerkt, bijvoorbeeld door zijn eigen burger niet terug te nemen.

Ook zou de Dienst Terugkeer en Vertrek, die verantwoordelijk is voor het uitzetten van afgewezen asielzoekers, de uitspraak van een rechter moeten afwachten voordat de dienst van mensen kan verwachten dat ze meewerken aan hun vertrek – het zogenoemde ‘meewerkcriterium’.

Toetsing door rechter

Een laatste belangrijk voorstel uit de memo is om het vreemdelingenrecht vast te leggen in wetgeving, zodat een rechter het volledig kan toetsen. Nu bestaat het vreemdelingenrecht vooral uit beleidsregels. Dat betekent dat ze veelal zonder tussenkomst van het parlement zijn opgesteld, door de staatssecretaris. Een rechter kan nu wel kijken of de regels zijn gevolgd, maar niet of de regels in zichzelf wel eerlijk en correct zijn.

Als een rechter wel volledig kan toetsen, zegt Carolus Grütters, senior onderzoeker aan het Centrum voor Migratierecht van de Radboud Universiteit Nijmegen, zullen asielzoekers zich veel sneller neerleggen bij de beslissing – omdat ze beter begrijpen waarom ze worden afgewezen. En dat geldt ook voor de staatssecretaris als de rechter een onafhankelijk oordeel heeft geveld. „Die onafhankelijke rol van de rechter in het vreemdelingenrecht is nu ondergesneeuwd.”

Toch zijn deze voorstellen, die allemaal voor de hand lijken te liggen, niet eerder ingevoerd. „De lange termijn is nooit het sterkste punt van het vreemdelingenbeleid geweest”, zegt Grütters, die 25 jaar onderzoek doet naar pardonregelingen in Nederland. „De politiek wisselt snel. En er is moeilijk electoraal voordeel uit te halen: de mensen op wie het beleid betrekking heeft, de vreemdelingen, hebben in de meeste gevallen nog geen stemrecht.”

Voorkomt dit dat vluchtelingenkinderen in de toekomst nog kunnen wortelen in Nederland? „Helemaal uitsluiten kun je niets” zegt Grütters, die het plan bestudeerde. „Maar als deze maatregelen integraal worden ingevoerd kun je er vrijwel zeker van zijn dat dit probleem zich niet meer zal voordoen.”