Reportage

Voedsel is de rode draad in dit radicaal eigenwijze privémuseum

Instapmuseum Het nieuwe LAM in Lisse doet het net even anders dan andere privémusea. De kunstcollectie van supermarktman Jan van den Broek zit vol smakelijke topstukken van bekende kunstenaars. ‘Kijk selectief, kom snel weer terug’, zo adviseert de site.

Het Lisser Art Museum ligt op landgoed Keukenhof, in de vijftiende eeuw dienden deze landerijen als jachtgebied voor de keuken van gravin Jacoba van Beieren.
Het Lisser Art Museum ligt op landgoed Keukenhof, in de vijftiende eeuw dienden deze landerijen als jachtgebied voor de keuken van gravin Jacoba van Beieren. Foto Walter Herfst

Je komt binnen bij het fruit. In de eerste zaal van het gloednieuwe LAM (Lisser Art Museum) liggen en hangen appeltjes in alle soorten en maten. Sommige zijn kubistisch geschilderd, andere in brons afgegoten, weer andere glanzend gefotografeerd. De muren hangen vol met aanlokkelijke stillevens, vol sappige druiventrossen en hyperrealistische perziken. In de vier zalen die volgen, word je langs overvloedige eettafels en guilty pleasures als bonbons en kauwgom geleid, om uiteindelijk via het fastfood de uitgang weer te bereiken.

Voedsel is de rode draad in de kunstcollectie van Jan van den Broek, de oudste zoon van supermarktgigant Dirk van den Broek. Alle kunst in het LAM gaat over kopen, eten, consumeren. Zelfs de locatie van het privémuseum, op landgoed Keukenhof, heeft een associatie met koken. Al in de vijftiende eeuw dienden deze landerijen als jachtgebied voor de keuken van gravin Jacoba van Beieren. In dit duingebied werd het hout gesprokkeld voor haar ovens, hier werden de kruiden en bessen geplukt voor haar maaltijden.

In 2008 richtte Jan van den Broek, die zelf in de Bollenstreek woont en er jarenlang de Digros-supermarkten bestierde, de Van den Broek Foundation op. Die stichting financierde een deel van de restauratie van Kasteel Keukenhof. Zo ontstond in 2012 het idee om op deze locatie een privémuseum te bouwen. Dat werd een strakke, hypermoderne blokkendoos van baksteen en glas die in schril contrast staat met de romantische tuinen, maar er ook vrij bescheiden in opgaat. In september 2015 werd gestart met de bouw, afgelopen zomer werd het LAM opgeleverd.

En nu, na een paar maanden van intensief proefdraaien, is het museum gereed voor het publiek. Vanaf februari zal het LAM vier dagen per week geopend zijn. Kaartjes dienen vooraf online gekocht te worden – op die manier wil het museum de bezoekersstroom in de hand kunnen houden. Maximaal acht mensen per kwartier is de limiet. Zo wordt het nooit te druk en heb je als bezoeker alle rust om goed te kijken. Ook stimuleert het museum zijn publiek om vooral niet te lang te blijven hangen. Een ‘kunstbelevenis van 45 minuten’ is genoeg. ‘Kijk selectief, kom snel weer terug’, zo adviseert de site.

Installatie van Itamar Gilboa.
Foto Walter Herfst
Installatie van Itamar Gilboa.
Foto Walter Herfst

Zwembad of kroeg

„In mijn ideale wereld”, zegt directeur Sietske van Zanten, „maak je de keuze om naar een museum te gaan net zo makkelijk als dat je naar het zwembad of de kroeg gaat. Je hoeft er geen halve dag te blijven. Even wat kunst kijken voor of na de lunch kan ook.” De kunsthistoricus is sinds 2012 verantwoordelijk voor alle kunstaankopen van het LAM en bedacht ook de ‘methode’ voor het museumbezoek. „Bij binnenkomst nodigen we de bezoeker uit op ons wifi-netwerk. Op je telefoon verschijnt dan een rondleiding die je langs vijf willekeurig geselecteerde kunstwerken voert. Zo proberen we je uit te dagen om anders naar kunst te kijken.”

Het nieuwe LAM is in veel opzichten een eigenwijs museum. In geen van de vijf zalen hangen bijvoorbeeld tekstbordjes. Wie meer wil weten over de kunstenaars, kan zijn telefoon raadplegen of een suppoost aanschieten. Maar liever nog laat je dat idee van kunstenaar, stroming of status helemaal los en geef je je over aan het kijken. Het LAM wil een laagdrempelig ‘instapmuseum’ zijn en richt zich nadrukkelijk op kinderen en hun families. Kennis van kunst is niet belangrijk, als je maar een beetje nieuwsgierig bent.

Installatie van Ursula Palla.
Foto Walter Herfst
Installatie van Ursula Palla.
Foto Walter Herfst

„Iedereen moet zich hier op zijn gemak voelen”, zegt Van Zanten. „Ik merk dat het vooral de kunstkenners zijn die het lastig vinden om als het ware zonder trapleuning door het museum te moeten wandelen. Die vinden dat gebrek aan houvast irritant en sputteren in het begin nog een beetje tegen. Maar uiteindelijk moeten ook zij vaak toegeven dat zo’n kijkervaring zonder labels best bevrijdend is.”

Alhoewel er veel vraag naar is, heeft Van Zanten besloten geen klassieke rondleidingen aan te bieden. „Te dwingend. In veel musea proberen wij kunsthistorici een verhaal over te brengen aan het publiek, bijvoorbeeld door middel van audiotours of lange teksten op de muur. Maar die verhalen zijn vaak best sturend, en de bezoeker wordt er passief van. In het LAM ben je zelf verantwoordelijk voor je kijkervaring.”

Toch zie je in het LAM sommige bezoekers nog wel een beetje worstelen met het radicale concept. Terwijl we voor een vitrine staan waarin een gedekt tafeltje vol morsige bordjes en etenswaar is geconserveerd, klampt een oudere dame de directeur aan: „Is dat een echte Daniel Spoerri?” En dat schilderij van een tafellaken vol fijne borduursels dat ernaast hangt, zo vraag ik me vervolgens hardop af, is dat een werk van Michael Raedecker? Van Zanten lacht en beaamt het allebei. Voor ervaren museumbezoekers is een rondgang door het LAM als een moeilijke kunstquiz, waarvan de oplossing niet altijd direct voorhanden is.

Installatie van Yinka Shonibare.
Foto Walter Herfst
Installatie van Yinka Shonibare.
Foto Walter Herfst

Geen hiërarchie, geen chronologie

Minstens zo radicaal is de keuze van Van Zanten om bij het inrichten van het museum iedere hiërarchie en chronologie los te laten. Oud hangt naast nieuw, video naast olieverf, duur naast goedkoop, superster naast zondagsschilder. „Wat een amateur maakt, kan net zoveel waarde hebben als een peperduur topstuk van een blue chip artist”, zegt ze. „Bij ons draait het niet om grote namen. We vragen onze bezoekers om actief mee te denken welke kunstwerken in het LAM zouden passen. Als wij dat kunstwerk ook treffend vinden, hangen we het op, ook als de bezoeker het zelf gemaakt heeft. Daardoor voelt het soms alsof je een buitenlands museum binnenloopt waar je geen naam herkent. Opeens moet je opnieuw leren kijken.”

Dat betekent niet dat het LAM geen topkunst in huis heeft. Wie een beetje verstand heeft van de kunstmarkt, weet dat Van den Broek diep in de buidel heeft moeten tasten voor bijvoorbeeld de immense installatie The Last Supper van de Brits-Nigeriaanse kunstenaar Yinka Shonibare. Deze hedendaagse variant op Da Vinci’s Laatste Avondmaal verbeeldt de mensheid in al zijn decadentie en hebzucht. Het kan niet op, aan deze tafel vol champagne, oesters, kreeften en spareribs. Maar kijk je onder de tafel, dan zie je dat de Jezusfiguur duivelse bokkenpoten heeft. En die vazen vol tulpen zijn er niet alleen ter decoratie, maar herinneren ons ook aan de speculatieve tulpenmanie uit de zeventiende eeuw, de eerste financiële bubbel uit de geschiedenis.

Niet alles in het LAM bestaat dus uit zoetigheid en feelgoodkunst. Dat begint al met het beeld van de Brit Ron Mueck dat je direct bij binnenkomst begroet. Het akelig realistische wassen beeld toont, half zo groot als een echt mens, een typisch Brits meisje met een bijna doorschijnend bleke huid. Ze loopt op Dr. Martens-schoenen en draagt in beide handen oranje plastic tasjes vol boodschappen. In een draagzak op haar buik hangt een piepkleine baby die hoopvol naar zijn moeder kijkt. De jonge vrouw straalt een enorme treurigheid uit, alsof ze zojuist haar laatste penny heeft uitgegeven maar nog vele monden te voeden heeft. Het is een beeld dat tegelijk aantrekt en afstoot, zegt Van Zanten. „Ik heb al verschillende bezoekers een traan zien laten bij dit werk.”

Exposities van individuele kunstenaars gaat Van Zanten niet maken in het LAM. Daar staat tegenover dat de opstelling constant wisselt. „Dit museum moet een vertrouwde plek worden waar je regelmatig naar terug wilt keren. Zoals je ook steeds weer gaat eten in je favoriete restaurant, waar de kaart steeds net een beetje anders is.”

Om het publiek te stimuleren vaker terug te komen, is de toegangsprijs van 7,50 euro relatief laag. Wie dat toch nog te duur vindt, kan zich laten sponsoren door de Van den Broek Foundation en een gratis kaartje bestellen. En nee, lacht Van Zanten, daar hoef je niets voor te doen. „Je mag zelf kiezen: sponsor jij het museum of sponsoren wij jou?”

Ze vertelt over een van de tuinmannen van landgoed Keukenhof die laatst aan haar had bekend dat hij musea eigenlijk maar niks vond. „Als ik mensen zoals hem ook over de streep kan trekken, is mijn missie geslaagd.”