Is er nog een leven denkbaar waarin je thuiskomt, de voordeur achter je dichttrekt en voor even bent losgesneden van de markt? De markt van goederen, ideeën en data? Dat je voordeur een harde scheiding betekent tussen binnen en buiten, tussen je privébestaan en dat van een consument?
Denkend aan de jaren zeventig en tachtig herinner ik me de brave pogingen van de markt om zich toegang tot onze levens te verschaffen: de advertentie in de krant, de supermarktfolder en de flyer van de politieke partij in de brievenbus. Soms belde er iemand op voor een enquête; of er al zoiets als telemarketing bestond herinner ik me niet. Ook op televisie kwam de markt de woonkamer binnen, in de vorm van reclameblokken, bescheiden in volume en duur. Nog altijd wanneer ik Van Nelle-koffie in het schap of Bona in de koeling passeer, buitelen de happy-go-lucky-liedjes door mijn hoofd die hun reclames op tv vergezelden. Soundtrack van een relatief onschuldige, analoge tijd.
Mijn dochters groeien in een andere wereld op. Ze produceren nu al oneindig veel data en worden al op jonge leeftijd voortdurend aangeraakt door consumentenbegeerte. Wanneer ze op mijn telefoon het online oefenprogramma Squla spelen, wordt het lezen of rekenen af en toe onderbroken door aantrekkelijke prijsvragen waarvoor ze toegang tot mijn e-mail vragen. Terwijl zij zich daarmee vermaken op de achterbank, houdt de geotracker van Vodafone bij waar mijn telefoon zich precies bevindt, data die het bedrijf opslaat en geanonimiseerd aan derden doorverkoopt – aan een publieke dienst als Rijkswaterstaat bijvoorbeeld die wil kunnen voorspellen wat de gevolgen zijn van een wegafsluiting op die en die dag. Ergens diep in de website van Vodafone kun je die functie bedienen, maar het is een leek niet gegeven zo ver af te dalen in dat complexe weefsel, zodat Vodafone de functie zelf maar vast standaard voor ons heeft aangezet, uitgaande van de Ja Sager die we volgens het bedrijf van nature zijn. Als gezin vormen we zo een nuttig connected object en strooien een confettiregen van persoonsgegevens in het rond.
Woensdag schreef Wouter van Noort in deze krant over populaire apps op Androidtelefoons die zonder toestemming van de gebruiker data delen met Facebook. De wet verbiedt dit zodat Facebook de schuld afschuift op de appbouwers, die echter allemaal gebruikmaken van software die ze is aangeleverd met de Facebook software development kit. Zelfs als de app uitstaat en de gebruiker geen Facebook-account bezit, gaat het versturen van gebruikersdata door – met die informatie legt het sociale netwerk ‘schaduwprofielen’ aan van mensen zonder aansluiting. Wat het bedrijf met die profielen doet, is onbekend, maar wie meent dat het dat voor de aardigheid doet, gelooft waarschijnlijk ook dat Elvis Presley tegenwoordig schoenen verkoopt bij Schoenenhuis Jan Pas in Almelo.
Het lukt Facebook al een tijd niet meer om zijn cynische mombakkes en obese datahonger te verbergen – maar zolang de consument de zogenaamd gratis verstrooiing boven zijn privacy verkiest, is er geen noodzaak om de bedrijfsstrategie wezenlijk te hervormen.
Het is vrijwel onmogelijk om aan de greep van de techreuzen te ontkomen, maar als begin installeerde ik op 1 januari Startpage.com als zoekpagina, waar je zoekgeschiedenis niet wordt opgeslagen en je anoniem kunt doorklikken op de zoekresultaten. Daags na Kerst werd ik in de Volkskrant op die zoekmachine gewezen door Startpage-adviseur Ancilla van de Leest. (Van de Leest is een voormalig fetisjmodel dat privacy-voorvechter werd – een intrigerend amalgaam van een Bond-girl en een Houellebecq-personage.) Omdat Startpage geen data onthoudt, onttrek je je volgens Van de Leest ook aan de filterbubbel: „Die bubbel is een onderschat probleem. De huidige polarisatie is voor een deel te verklaren uit de echokamers.”
Zodra het kan, zal ik me ook aanmelden voor een datakluis bij Solid, een hoopvol initiatief onder leiding van internetpionier Tim Berners-Lee, waarbij persoonsgegevens eigendom blijven van de gebruiker – alles om weer met mezelf en mijn data alleen te kunnen zijn.