Interview

Hanne Arendzen: Ik blijf altijd op mijn hoede

Rijzende ster Actrice Hanne Arendzen kreeg veel lof voor haar rol in ‘Van de koele meren des doods’. „Het gaf me een groter verantwoordelijkheidsgevoel.”

Foto Merlijn Doomernik, illustratie Olf de Bruin

‘Een van de eerste spelregels van acteren is nooit nee zeggen.” Toneel-, televisie- en filmactrice Hanne Arendzen (31) wijst op haar cappuccino in een koffiebar op het Westergasfabriekterrein in Amsterdam. „Als ik zeg dat dit witte kopje een roze ballon is, dan moet je daarin meegaan. Anders ontstaat er geen spel. Acteren is een speeltuin voor volwassenen, een speeltuin waarin je moet geloven.”

Met haar vertolking van Hedwig in de toneelversie van Van de koele meren des doods, naar de roman van Frederik van Eeden uit 1900 door Hummelinck Stuurman, oogstte ze alom lof. Hanne Arendzen combineert de stijl en allure van een klassieke actrice met een ongekende hedendaagse emotionaliteit. De wanhoop van de suïcidale Hedwig vertolkt ze in grootse gebaren, zoals dat in de late negentiende eeuw aan het toneel hoorde: armen geheven, het lichaam laten knakken als een lelie, een breuk in haar stem. Maar haar spel is nooit geëxalteerd of melodramatisch, altijd glashelder.

In eerdere rollen als Eline inEline Vere (1889) van Louis Couperus, viel ze ook op door haar stijlvaste benadering van extreem emotionele personages. „Ik blijf altijd op mijn hoede”, zegt ze. „Ik speel niet een hysterische, laat-negentiende-eeuwse vrouw die seksueel gefrustreerd is en verlangt naar een hartstochtelijk leven. Daar zijn veel voorbeelden van, Anna Karenina, Madame Bovary. Het grote conflict is dat tussen gebondenheid en vrijheid, tussen burgerlijk huwelijk en sensualiteit, dat is niet per se van toen.”

Zielepijn moet je niet spelen, de kijker moet dat zien

Hanne Arendzen actrice

Er is nog zo’n indringende Arendzen-rol: Eva uit de recente theaterbewerking van de roman Vele hemels boven de zevende (2013) van de Vlaamse auteur Griet Op de Beeck. Eva is de spil in een tragisch familiedrama over incest, schuld, boete en verlangen naar geluk. Arendzen: „Evenmin als bij Hedwig moet je de zielepijn zelf spelen, de kijker moet dat zien. Ik vertolkte Eva monter en met een puur verlangen naar geluk. De toeschouwer ziet achter mij haar vader, verscholen achter een rij drankflessen. Hij heeft een levensgevaarlijke uitstraling. Dat zegt genoeg.”

Regisseur Ger Thijs bewerkte Van de koele meren des doods tot een vertelling waarin alle personages opgeroepen worden door Arendzen. Ze verschijnen als droombeelden. Naar aanleiding van haar spel schreef de Volkskrant na de première in oktober: „Geef die vrouw een Theo d’Or.” Arendzen kon aanvankelijk niet geloven wat er stond, het was „zo bijzonder”. Ze vervolgt: „Na deze recensie merkte ik aan de zaal dat men kwam met hooggespannen verwachtingen. Men wilde het wel eens zien, die belofte. Het gaf me een groter verantwoordelijkheidsgevoel.”

Ze haalt een scène aan die altijd moeilijk was: „Die met dat kussen”, zegt ze. „Om de zwangerschap van Hedwig aan te geven, stop ik omslachtig en nadrukkelijk een kussen onder mijn jurk. Iedereen ziet dat het fake is. Mensen gniffelen erom. Even later baar ik dat kussen als een kind en sluit het in mijn armen. Het wordt stiller in de zaal. Dan gaat het dood en stop ik de baby in een tas. Au, dat doet pijn. De ontroering is groot. Dat is de magie van het theater: van gegniffel naar diep meeleven.”

Gif in een oor

De carrière van Arendzen begon al op haar achtste in de Stadsschouwburg van Groningen. Haar ouders namen haar mee naar musea, theater, muziekuitvoeringen. Ze zag, ergens in 1995, een jeugdtheatervoorstelling van Hamlet. Wekenlang had ze het over niets anders, zegt ze nu: „Ik herinner me dat iemand gif in het oor van een slapende man druppelde om hem te vermoorden. Ik dacht: gif? In een oor? En ja, de man ging dood. Ik kon het niet geloven en geloofde het toch, want het was voor mijn ogen gebeurd. Bij de voorstelling De heksen van Roald Dahl overkwam me dezelfde verbazing: eerst zie je drie knappe vrouwen die achter een scherm verdwijnen. Als ze weer tevoorschijn komen, zijn ze veranderd in lelijke wezens. Hoe kan dat?”

Sinds die kennismaking wilde ze naar het theater. Eerst volgde ze de Vooropleiding Theater in Groningen, daarna ging ze naar de Amsterdamse Toneelschool. Ze zegt: „Daar heb ik pijnlijke herinneringen aan overgehouden. Na mijn eerste jaar kreeg ik zelfs het advies weg te gaan van school, want het theater werd toch niets. Ik heb dat niet gedaan, gelukkig maar. Wat me vooral hinderde, was de hyperfocus op jezelf en op de andere studenten. We waren elkaars materiaal en in feite ook elkaars concurrenten, toen al. Elk moment moest je een mening hebben over elkaar, formuleren waarom iets niet of wel goed was, oordelen over jezelf. Van de verschillende regisseurs en docenten kregen we opdrachten die elkaar tegenspraken: de een zei zus, de ander zo. Dat zorgde voor kortsluiting in mijn hoofd.”

Een regisseur als Peter de Baan, die een nieuw stuk schreef voor haar en Jeroen Spitzenberger, is geboeid door haar spel: „Zij is een actrice naar wie je blijft kijken, door die intrigerende mengeling van onzekerheid en schitterende scènes. Zij is een actrice van wie je denkt: ‘Houd meer van jezelf. Wat je doet is goed.’”

Dat Arendzen het gered heeft in het toneel, is vooral te danken aan enkele stages, zoals in De Avonden van Léon van der Sanden en De Meeuw van Gerardjan Rijnders. Ze zegt: „Toen vond ik de vrijheid te doen waarvan ik dacht dat het goed was, zonder de oordelende blik van de ander.”

Hanne Arendzen is in januari nog te zien als Hedwig in Van de koele meren des doods. Ook speelt ze in tv-serie Flikken Maastricht en deze zomer in de herneming van Vijand van het volk door Theatergroep Suburbia. De première van De hond is dit najaar.