Vlees eten, hoe gek is dat?

Psychologie Ooit wilde de wetenschap begrijpen waarom iemand vegetariër zou willen worden, nu ook waarom iemand vlees blijft eten.

Illustratie MAT

Hoe verschillen vegetariërs van mensen die wel vlees eten? Hebben die groepen mensen verschillende persoonlijkheidseigenschappen? Bij zulke vragen is het moeilijk om niet meteen aan het ‘vleeshuftersonderzoek’ uit 2011 te denken: berucht, want verzonnen. Maar wat is er wél over bekend?

Eerst even dit. Vegetarisme lijkt een helder afgebakend begrip, maar er bestaat geen universeel geldige definitie van. Volgens Van Dale is een vegetariër „iem. die zich uitsluitend met plantaardige spijzen voedt of die zich alleen onthoudt van spijzen die door het doden van dieren zijn verkregen”. Dat zijn al twee verschillende definities. Volgens het tweede deel kunnen vegetariërs zelfs dieren eten die aan bijvoorbeeld ouderdom zijn bezweken. Daar zullen lang niet alle vegetariërs zich in herkennen.

Verder eet een deel van de mensen die zich vegetariër noemen (soms) wel vis. Of zelfs vlees, maar bijvoorbeeld maar een paar keer per jaar. En eten alle vegetariërs louter kaas die met plantaardig stremsel is gemaakt? Nooit de enige ‘vegetarische’ soep in de kantine, die misschien toch vleesbouillon als basis heeft? En ook nóóit, halfdronken, een stiekeme bitterbal waar toch amper vlees in zit op een feestje waar niemand aan vegetarische hapjes heeft gedacht? In een Amerikaans onderzoek uit 2014 zei 28 procent van de mensen die zich vegetariër noemde weleens vlees of vis te eten.

Het onderscheid tussen vegetariërs en omnivoren is niet scherp afgebakend. Onderzoekers die mensen willen indelen in vegetariërs en omnivoren komen er meestal op uit dat een vegetariër iemand is die zegt nooit of vrijwel nooit vlees of vis te eten. Veganisten, die helemaal geen dierlijke producten gebruiken, worden in onderzoek ook tot de vegetariërs gerekend. Maar flexitariërs weer niet; mensen die een paar dagen per week geen vlees eten bij de warme maaltijd. In Nederland kom je er dan op uit dat ongeveer 4 procent van de bevolking vegetariër is, meldde de Vegetariërsbond in maart dit jaar. Dat aandeel stijgt, maar vegetariërs vormen dus nog steeds een kleine minderheid: minder dan één op de twintig Nederlanders.

Vegetariërs zijn net mensen

Van oudsher vonden onderzoekers dan ook dat eerder de psychologie van vegetariërs verklaard moest worden dan die van omnivoren: waarom willen sommige mensen geen vlees eten? In de westerse wereld (waar veruit het meeste onderzoek naar vegetarisme is gedaan) noemen vegetariërs als belangrijkste redenen dierenwelzijn, gezondheid en milieu-overwegingen, blijkt uit twee recente overzichtsartikelen (uit 2018 en 2012).

In Nederland staan die redenen ook in de top-drie, volgens de Vegetariërsbond: in een onderzoek uit 2013 onder 210 vegetariërs noemde 86 procent dierenwelzijn en dierenrechten, 63 procent milieu en 51 procent gezondheid als motief om geen vlees te eten (mensen konden inderdaad meer dan één reden noemen). In onderzoek zijn de ethisch gemotiveerde vegetariërs meestal in de meerderheid en ze zijn ‘strenger’ dan de gezondheidsvegetariërs. Ze vinden vlees ook vaker vies.

Vegetariërs zijn qua motieven dus een diverse groep – het zijn net mensen. Maar wat voor mensen? Om te beginnen valt op dat vrouwen vaker vegetariër zijn dan mannen. In twee recente representatieve steekproeven onder de Duitse bevolking ruim tweeënhalf keer zo vaak (Appetite, 2018). In 2014 zei 3,8 procent van de Duitse vrouwen en 1,5 procent van de Duitse mannen vegetariër of veganist te zijn, en in 2015 zei 8,5 procent van de vrouwen en 3,1 procent van de mannen overwegend of uitsluitend vegetarisch of veganistisch te eten.

Ook in Nederland eten vrouwen minder vlees dan mannen. Volgens de recentste Voedselconsumptiepeiling van het RIVM (2012-2016) eten mannen gemiddeld 115 gram vlees per dag en vrouwen 81 gram. Mannen eten dus 1,42 keer zoveel vlees als vrouwen, terwijl ze volgens het CBS maar 1,2 keer zoveel wegen en volgens het Voedingscentrum ongeveer 1,25 keer zoveel calorieën nodig hebben.

In de wetenschappelijke literatuur zijn verschillende mogelijke verklaringen te vinden voor het sekseverschil in vegetarisme en vleesconsumptie. Wat betreft dierenwelzijn: soms (niet altijd) wordt in onderzoek gevonden dat vrouwen empathischer zijn dan mannen – en, in onderzoeken specifiek daarnaar, dat vrouwen meer empathie met dieren hebben. En wat betreft gezondheid: vrouwen zijn meer bezig met gezond eten dan mannen. Bovendien is vlees in de westerse wereld een ‘mannending’. Psychologen hebben bijvoorbeeld beschreven hoe het idee dat rood vlees iets is voor ‘echte mannen’ voorkomt in tv-reclames en in mannenbladMen’s Health. Ook in experimenten associëren mensen vlees sterker met mannelijkheid dan met vrouwelijkheid (Journal of Consumer Research, 2012).

Wat zijn vegetariërs verder voor mensen? In het Duitse onderzoek bleken ze gemiddeld wat jonger (47 jaar) dan omnivoren (52 jaar), en wat hoger opgeleid. Ook bleek uit dit (en ander) onderzoek dat vegetariërs gemiddeld meer openstaan voor allerlei nieuwe ervaringen dan omnivoren. Klinkt logisch: vegetariërs zijn bereid om ‘ander’ voedsel te kiezen dan de meeste mensen. Verder zijn vegetariërs politiek relatief links, ook niet verrassend: conservatievere mensen staan meestal minder open voor nieuwe ervaringen (Political Psychology, 2008).

Naarmate mensen váker vlees eten, zijn ze ook politiek rechtser, blijkt uit een ander Duits onderzoek (eveneens in Appetite, 2018). En naarmate mensen vaker vlees eten blijken ze ook het prettiger te vinden dat er een pikorde bestaat tussen verschillende groepen in de samenleving (social dominance orientation, SDO). En scoren ze iets hoger op vragenlijsten die right-wing authoritarianism (RWA) meten, een combinatie van sterke behoudzucht en een voorkeur voor strenge, agressieve leiders. Dat is allebei vaker in onderzoek gevonden, bijvoorbeeld onder Nieuw-Zeelanders (The Journal of Social Psychology, 2000). RWA en SDO zijn beruchte eigenschappen. Ze hangen samen met discriminatie en vooroordelen tegenover bijvoorbeeld homo’s, moslims en dikke mensen.

Misschien zag u al dat het in de vorige alinea ineens gaat over mensen die vlees eten in plaats van over vegetariërs – dat vlees eten daar kennelijk het gedrag is dat een verklaring behoeft. Die verschuiving zie je ook in de wetenschappelijke literatuur, vast doordat de afgelopen jaren steeds duidelijker is geworden dat vlees eten, in de mate waarin dat nu in de westerse wereld gebeurt, ongezond is en heel slecht voor het klimaat. Bovendien is in de westerse wereld de laatste decennia de empathie met dieren sterk toegenomen.

De meeste mensen willen dieren geen kwaad doen, maar laten die dieren wel lijden om ze te kunnen eten – dit noemen psychologen de ‘vleesparadox’. In hun artikelThe Psychology of Eating Animals’ (Current Directions in Psychological Science, 2014) beschrijven Australische psychologen het onderzoek ernaar. Als je je bewust bent van de vleesparadox geeft die een onprettig gevoel van ‘cognitieve dissonantie’. Dat kun je kwijtraken door geen vlees meer te eten, maar die oplossing kiezen de meeste mensen niet. Je kunt ook ontkennen, al dan niet bewust, dat dieren pijn voelen of überhaupt een geestesleven hebben. In onderzoek vonden mensen die net een rundvleessnackje hadden gegeten bijvoorbeeld dat koeien een minder morele behandeling verdienen in vergelijking met een controlegroep die nootjes at (Appetite, 2010). En je kunt verdringen dat vlees van dieren komt.

Al kan één vegetariër omnivoren daar alweer aan herinneren. Een verhaaltje over een vegetariër riep bij hen al dat gevoel van cognitieve dissonantie op, vergeleken met lezen over iemand die glutenvrij eet (Appetite, 2014). Dat vervelende gevoel verklaart ook deels waarom omnivoren vaak zo gretig proberen om vegetariërs op inconsequent gedrag te betrappen. Wat die inderdaad vaak vertonen, zagen we al.

Dominante carnistische ideologie

Er zijn meer manieren om het onprettige gevoel dat de vleesparadox met zich meebrengt, te verminderen. Recent zijn er verscheidene vragenlijsten ontwikkeld om te onderzoeken hoe omnivoren hun vleesconsumptie verantwoorden. Zo bepaalt de 4N-schaal in hoeverre mensen vlees eten ‘noodzakelijk, natuurlijk, normaal en nice’ vinden.

De makers van de Carnism Inventory zien vlees eten zelfs als een ideologie, die grotendeels onbewust is en bestaat uit verdedigingsmechanismen om vlees eten goed te praten én uit het idee dat mensen beter zijn dan andere dieren en die dus mogen doden. In Belgisch onderzoek werd vlees eten ‘de dominante carnistische ideologie’ genoemd, en bleek de frequentie van vlees eten gerelateerd aan SDO, RWA, en het idee dat mensen superieur zijn aan andere dieren en die mogen gebruiken zoals ze willen (Personality and Individual Differences, 2014).

Je zou bijna gaan denken dat ‘vleeseters’ toch vleeshufters zijn. Maar dat is te kort door de bocht. Aangetoond is dat naarmate mensen vaker vlees eten, ze minder tégen het uitbuiten van dieren zijn; gemiddeld waren mensen tegen. En dat naarmate mensen vaker vlees eten ze de mens wat meer boven andere dieren stellen. En dat ze over het algemeen rechtser – of minder links – scoren op vragenlijsten. Die verbanden zijn niet eens heel sterk.

Laten we dus weer even uitzoomen. In het eerder genoemde Duitse onderzoek waren omnivoren politiek niet links en niet rechts – logisch: het gaat om meer dan 94 procent van de ondervraagden. Ook Nederlandse omnivoren (ruim 95 procent) zitten natuurlijk niet vol vooroordelen. Omnivoren zijn nog diverser dan vegetariërs. Misschien moet je omnivoren dus ook op verschillende manieren benaderen als je wilt dat ze minder vlees gaan eten. En misschien moet je hun niet vertellen dat ze ‘carnisten’ zijn. Maar dat is een andere kwestie, die een andere keer besproken moet worden.

Reageren

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement. Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.