De noodzakelijke maatregelen voor een Klimaatakkoord moeten voor iedereen haalbaar en betaalbaar zijn. „Het verdelingsvraagstuk is een politiek vraagstuk dat in de Tweede Kamer thuishoort.”
Dat zei voorzitter Ed Nijpels vrijdag bij de presentatie van het ‘Ontwerp van het klimaatakkoord’. De verdeling van de lasten was donderdag een van de redenen voor de milieubeweging en vakbond FNV om zich te distantieren van het klimaatakkoord in wording.
Volgens Nijpels is het kabinet bij alle maatregelen betrokken geweest. „De maatregelen zijn grosso modo maatschappelijk aanvaardbaar”, aldus Nijpels.
De afgelopen negen maanden hebben vijf klimaattafels het plan opgezet om in twaalf jaar de CO2-uitstoot in Nederland met de helft terug te brengen. De tafels industrie, elektriciteit, mobiliteit, gebouwde omgeving en landbouw kregen elk een opdracht om tot reductie van broeikasgassen te komen. De gesprekken waren „intensief en emotioneel”, zei voorzitter van het klimaatberaad Ed Nijpels tijdens de presentatie.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/12/data39574528-aef4cc.jpg)
Niet groen genoeg
Het ontwerp-akkoord raakte donderdag voor een groot deel zijn glans kwijt, toen de milieubeweging en vakbond FNV besloten zich te distantiëren van de uitkomsten. Een van de argumenten om hen aan de tafel uit te nodigen was juist het vergroten van draagvlak.
Volgens deze partijen is het ontwerpakkoord niet groen genoeg om te voldoen aan het Akkoord van Parijs en is ook de lastenverdeling niet eerlijk. De grote bedrijven zouden te veel buiten schot blijven, waardoor de kosten voor de benodigde transitie vooral op huishoudens en kleine bedrijven zouden worden afgewenteld. Met name de plannen voor CO2-heffingen voor de elektriciteitssector en de industrie zijn afgezwakt ten opzichte van eerdere plannen.
Voorzitter Nijpels liep er in zijn aanbiedingsbrief al op vooruit dat er in 2019 nog verder wordt onderhandeld, als blijkt dat de plannen onvoldoende zouden zijn om de CO2-uitstoot in 2030 met 49 procent te reduceren ten opzichte van 1990. „Telt het niet op, dan gaan we door tot het wel optelt.” De milieubeweging en FNV kijken voor de oplossingen van hun bezwaren „ook nadrukkelijk naar het kabinet”, was Nijpels’ boodschap aan de coalitie.
De milieubeweging had gehoopt op een CO2-heffing die aan bedrijven wordt opgelegd. In plaats daarvan moeten vervuilende bedrijven vanaf 2019 elk een individueel plan maken voor verduurzaming. Er is subsidie beschikbaar voor bedrijven die CO2 besparen of innovatieplannen hebben. Wie geen goed plan maakt of zijn belofte niet nakomt, krijgt een boete. Ondergrondse CO2-opslag maakt nadrukkelijk wél deel uit van de verduurzaming van de industrie, en bedrijven kunnen er ook subsidie voor aanvragen. De totale extra kosten voor de industrie worden geschat op 375 miljoen per jaar, maar de jaarlijkse subsidie waarvoor de fabrieken in aanmerking komen, loopt op tot 550 miljoen euro.
Van de tafel gebouwde omgeving, waar de verduurzaming van uiteindelijk alle 7 miljoen huizen centraal staat, komt het voorstel om vóór 2030 1,5 miljoen huishoudens aan een warmtenet te koppelen of van warmtepompen te voorzien. Om dit te financieren – vaak is ook isolatie nodig – wordt jaarlijks gerekend op zo’n 400 miljoen euro. Omdat woningcorporaties een voortrekkersrol moeten spelen, krijgen zij 100 miljoen korting op de verhuurdersheffing die zij jaarlijks moeten betalen. Door de subsidies moet zoveel mogelijk voorkomen worden dat huiseigenaren extra kosten maken. Voor het eind van de kabinetsperiode (2021) zouden maximaal 50.000 huizen aardgasvrij moeten worden.
Het kabinet wil dat in 2030 alleen maar auto’s zonder schadelijke uitstoot worden verkocht. De tafel mobiliteit verwacht dat het elektrische wagenpark de komende twaalf jaar tot 2 miljoen toeneemt en dan zijn 1,8 miljoen laadpalen nodig. De aanschaf van elektrische auto’s (tot 60.000 euro) wordt in 2021 met 6.000 euro per auto gesubsidieerd en dat bedrag loopt in negen jaar terug tot 2.200. De subsidie wordt vooral verkregen uit hogere accijns en hogere motorrijtuigenbelasting.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/07/data33772765-0562e3.jpg)
Ontwerp-akkoord
Bij de voorstellen in juli kwam de elektriciteitstafel al tot concrete maatregelen. Met name windmolens op zee moeten voor meer duurzame stroom zorgen en er komen ook meer zonne- en windparken op het vasteland. Uiteindelijk moet in 2030 70 procent van de benodigde stroom uit zon en wind komen. Opvallend is dat in het voorstel de minimumprijs voor de uitstoot van CO2 voor stroomproducenten lager is dan in het regeerakkoord was afgesproken. Daardoor zal die in de praktijk vermoedelijk weinig effect hebben. De Nederlandse minimumprijs heeft alleen effect als die hoger is dan de Europese CO2-prijs.
De stukken gelden als een ‘ontwerp voor een akkoord’, maar in 2019 zal hoe dan ook veel moeten gebeuren om het klimaatbeleid voor 2030 in de steigers te zetten. Zo moet er een plan voor de Noordzee worden gemaakt om te bepalen of en waar er nog meer windparken bij kunnen komen naast wat nu is ingetekend; moeten alle vervuilende bedrijven een CO2-reductieplan maken; en moet er een ‘routekaart’ met algemene duurzaamheidscriteria voor biomassa (planten en hout) worden geschreven.
Het Planbureau voor de Leefomgeving gaat de komende weken beoordelen of de huidige plannen de uitstoot voldoende beperken, terwijl het Centraal Planbureau naar de (verdeling van de) kosten en de gevolgen voor de arbeidsmarkt kijkt. De uitkomsten worden voorzien voor eind februari. En dat is niet het enige: het kabinet zal dan ook een besluit moeten nemen over de circa 10 miljoen ton CO2 die het naar verluidt al in 2020 moet besparen vanwege de Urgenda-zaak. Beide klimaatdiscussies zullen hoe dan ook een rol spelen bij de verkiezingen voor de provinciale staten (Eerste Kamer) die op 20 maart plaatsvinden.