De oudste slagerij en de oorsprong van het vleeseten

Menselijke evolutie Duizenden botten en werktuigen op één plek: het oudste vleesfestijn is 2 miljoen jaar oud. Het symboliseert een grote omslag in de evolutie van het geslacht Homo. Het dieet wordt flexibeler, en samen opgegeten.

Het is teruggevonden op de oostelijke oever van het Victoriameer, op een soort schiereilandje in een baai. Dáár, midden in het uitgestrekte heuvellandschap van Oost-Afrika, was ooit de oudste slagerij van de mensheid: Kanjera South. In Keniaans-Amerikaanse opgravingen vanaf de jaren negentig zijn er ruim drieënhalfduizend botresten teruggevonden, van minstens tachtig dieren. Antilopen, rietbokken, zebra’s en knobbelzwijnen en zelfs een nijlpaard.

Op ruim 450 botten zijn snij- en slagsporen teruggevonden. Bij de botten lagen duizenden resten van stenen werktuigen. De beste werktuigen waren gemaakt van een steensoort die van tenminste 10 kilometer verderop moest worden gehaald. En ook vrijwel al die dieren moeten elders gevangen zijn. Deze plek was een goed georganiseerde slachtplek. Het oudste vleesfestijn, twee miljoen jaar oud.

Nooit eerder lieten menselijke voorouders zoveel werktuigen en zoveel botten met véél snijsporen op één plek achter. Uit eerder tijd zijn een enkele keer 700 werktuigen teruggevonden, zoals in Gona, Ethiopië (2,6 miljoen jaar oud). Daar lagen ook maar enkele tientallen botten bij, met slechts een enkel snijspoor. Of er liggen helemaal geen botten bij, zoals bij de ruim 100 héél primitieve (en omstreden) werktuigen in Lomekwi (3,3 miljoen jaar oud). In Hata Member, Ethiopië (2,5 miljoen jaar oud) werden zo’n 400 botresten teruggevonden, een paar met snijsporen.

Niet alle geslachte dieren in Kanjera en Olduvai zullen door mensen zelf gedood zijn. Op zo’n 20 procent van de botten in Kanjera, vooral op de grotere, zitten ook bijtsporen van roofdieren, overigens soms óver snijsporen heen. In ieder geval lijken de kleinere antilopes door de mens bejaagd, zo schrijven de archeologen in een overzichtsartikel over de plek in PLOS ONE (april 2013). Kleinere dieren worden vaak door roofdieren heel snel opgegeten, voor aaseters, mens of dier, is er dan weinig meer aan te beleven.

In Kanjera South zijn ook opvallend veel koppen van grotere rundachtigen ‘verwerkt’. Die zijn waarschijnlijk van roofdieren gepikt, want die laten die schedels vaak liggen. Alleen met hyena-tanden of met slagstenen is het vette brein tevoorschijn te halen.

Pas vanaf 2 miljoen jaar geleden lijkt vlees eten belangrijk te worden voor de menselijke voorouders, of zoals archeologen dat zeggen: ‘ondubbelzinnig bewijs van gevestigd carnivoor gedrag over een langere tijdschaal’. Want het blijft niet bij één plek aan het Victoriameer. Slechts vijfduizend jaar jonger is de eveneens Keniaanse site ‘FwJj20’ (1,95 miljoen jaar oud), aan het Turkanameer: zebra’s, antilopes, zwijnen, nijlpaarden en zelfs twee giraffes. En circa 1,85 miljoen jaar oud, zijn ‘DK2’ en ‘FLK Zinj’ beide in Olduvai, Tanzania.

Homo krijgt vaart

Al die slachtplaatsen verschijnen op een interessant moment in de menselijk evolutie. Want vanaf twee miljoen jaar geleden loopt in Afrika de ‘aapmensperiode’ (met de kleine rechtoplopende maar nog chimpansee-achtige Ardipithecus en Australopithecus) op zijn einde – al sterven de laatste Australopitheci (in de Paranthropus-variant) pas rond 1,1 miljoen jaar geleden uit. Het geslacht Homo waartoe ook wij behoren, net als de aanrichters van vleesfestijnen, krijgt dan juist vaart. Het oudste fossiel van Homo is al van 2,8 miljoen (mln) jaar geleden: een smalle onderkaak uit Ethiopië, met kleinere tanden en dunner glazuur. De eerste Homo-soort waar we wat meer van weten is Homo habilis, die leefde van 2,3 tot 1,4 mln jaar geleden. Hij is al wat rijziger dan zijn ‘voorganger’ Australopithecus, en zijn brein is iets groter. En midden in de eerste vleesfestijnen, rond 1,9 mln jaar, verschijnt de soort Homo erectus, het begin van grote veranderingen. Vanuit Oost-Afrika trekt erectus snel de wereld in. Rond 1,8 mln jaar geleden zijn ze in Dmanisi, Georgië, kort daarna in China, en 1,6 mln jaar geleden zelfs al in Java. Ook verschijnen spoedig (ca.1,75 mln jaar geleden) geavanceerdere werktuigen, met onder meer de beroemde vuistbijlen. Aanvankelijk is deze nieuwe mensensoort niet zo heel veel groter dan habilis, maar rond 1,5 mln jaar geleden bereikt hij al een lengte van 1,65 meter en een herseninhoud van 900 cc (moderne mensen hebben gemiddeld zo’n 1300 cc).

Is het toeval dat de oudste slagerij verschijnt vlak voor die nieuwe groei-fase van vooral Homo erectus ? Heeft vlees eten soms de doorslag gegeven in de evolutie naar de moderne mens? Vlees is tenslotte veel makkelijker verteerbaar dan het meeste plantaardige voedsel, het is een haast ideale energiebron. In veel modieuze paleodiëten staat daarom vlees op het menu.

Maar de tijd van de ‘Grote Vleestheorieën’ lijkt al weer voorbij. Het was vooral in de jaren vijftig en zestig dat de verschijning van Homo werd gezien als de opkomst van de Killer Ape of van Man the Hunter .

Simpele theorie

Vraag nu aan drie op dit gebied vooraanstaande wetenschappers in hoeverre vlees eten de drijvende kracht in de menselijke evolutie was en je krijgt van álle drie vrijwel letterlijk hetzelfde te horen: ‘ga weg joh, dat is zo’n veel te simpele theorie waarvan uitgevers willen dat je er een bestseller over schrijft’.

De werkelijkheid is ingewikkelder. Niemand ontkent dat vanaf – zeg – twee miljoen jaar geleden meer vlees gegeten werd door menselijke voorouders. De grote vraag is: wat betekent dat?

Antropoloog Daniel Lieberman (Human evolutionary biology, Harvard): „Ergens tussen twee en drie miljoen jaar geleden begon de verandering, naar het ‘hoge energie-geslacht’ Homo. Dat kenmerkt zich door een hoger kindertal, een groter brein, kleinere tanden, een kleinere kaak, een grote leefgebied en een groter lichaam dat geschikt wordt om lange afstanden te rennen. Die verandering werd mogelijk omdat tegelijkertijd een nieuw systeem van jagen en verzamelen ontstond: veel vaker opgraven van energierijke knollen, werktuiggebruik, arbeidsverdeling, samenwerking, en inderdaad: jagen en vlees eten. Maar dat vleeseten is maar één onderdeel van het hele pakket.

Lieberman: „En zelfs nu nog is vlees belangrijk, maar niet zaligmakend. Vraag aan huidige jager-verzamelaars, voor zover die er nog zijn, wat zij het liefste eten, en wat zullen ze zeggen? Honing. Vlees komt op de tweede plaats. Er is geen magic bullet in de menselijke evolutie.”

En wat zegt Amanda Henry (Archeologie, Universiteit Leiden)? „Verkijk je toch niet op de archeologische vondsten. Die botten met snijsporen vind je veel gemakkelijker terug dan het plantaardige voedsel dat die mensachtigen veel váker aten. En wat is vlees? Zeker in het begin was het dierlijk vetvéél interessanter als extra energiebron dan het rode vlees. Dat vet haalde je uit kapotgeslagen botten en schedels. De oudste werktuigen werden heel vaak gebruikt als hamers, om de botten die de roofdieren lieten liggen kapot te slaan.”

Zo snel ging die ontwikkeling naar meer vlees eten niet. Henry vermoedt dat pas rond een miljoen jaar geleden vlees een integraal onderdeel van het dieet werd. „Echt fijnzinnig en complex slachten van dieren zie je zelfs pas vanaf 500.000 jaar geleden, met Homo sapiens, de neanderthalers en hun gemeenschappelijke voorouder Homo heidelbergensis. Het hangt een beetje van het leefgebied af, maar dagelijks vlees eten zal er ook toen niet vaak bij zijn geweest. Altijd zijn planten basisvoedsel gebleven. Dat blijkt uit isotopenonderzoek van fossiele mensenbotten. Maar je ziet het ook in restjes die nog tussen fossiele tanden zitten, en tegenwoordig zelfs in ‘faecal biomarkers’ in sediment: poepresten. Dat vlees eten in de menselijke evolutie vrijwel nooit domineerde, is ook begrijpelijk. Want jagen is spectaculair, maar vol risico. De kans op succes is niet groot. Zelfs bij moderne jager-verzamelaars is de kans maar een paar procent per dag dat je met groot wild terugkomt.”

Hadden de menselijk voorouders die grotere hersenen wel nodig om te jagen en te slachten? Henry: „Je zou ook kunnen volhouden dat juist dat verzamelen belangrijk was voor de groei in hersencapaciteit. Om telkens weer in nieuwe omgevingen te ontdekken wat er eetbaar is en hoe je dat veilig kan testen. Kort na dat punt van twee miljoen jaar geleden zie je dat de mensachtigen Afrika verlaten, zo veel nieuwe planten en landschappen waarin je gezond moet zien te blijven!”

Grote klimatologische verandering

Aan de universiteit van Arkansas werkt antropoloog Peter Ungar. Hij publiceerde vorig jaar het boek Evolution’s Biteover zijn specialiteit: het prehistorisch dieet. Hij moet hard lachen om de vraag naar vlees eten als drijvende kracht van de evolutie. „Welnee, dat is een zinloze gimmick om aandacht te trekken, alsof je op de kermis op één been staand de bijbel uit je hoofd gaat opzeggen. Bij het geslacht Homo is cruciaal dat het ontstond in een tijd van grote en onvoorspelbare klimatologische veranderingen. Het antwoord van Homo was: flexibiliteit van dieet. Vlees komt erbij omdat de mens veel gevarieerder ging eten. Meer flexibiliteit betekent dus óók meer vlees eten.

„Al die botten met snijsporen zijn dus niet een signaal van het belang van vlees, maar van het belang van flexibiliteit. Toevallig zijn die botten zo ongeveer het enige dat we terug kunnen vinden. De enige magic bullet die het geslacht Homo deed ontstaan is veelzijdigheid. Kijk naar de laatste jager-verzamelaars die we kennen, wat een verschillen! Aan de noordkust van Alaska komt zo ongeveer iedere calorie van vis en zeezoogdieren. Maar in de Kalahariwoestijn leven de San op 70 procent suikermeloenen en koolhydraatrijke wortels. De mens verloor twee miljoen jaar geleden juist zijn specialisatie. Wat moet ik dus in vredesnaam al die mensen antwoorden die mij tegenwoordig bijna dagelijks per mail om voedingsadviezen vragen, op zoek naar het perfecte paleodieet?”

Uit de slachtkampen die vanaf 2 miljoen jaar vaker opduiken in het archeologisch archief, is nog een heel andere ontwikkeling af te leiden: een intenser sociaal leven. Ungar schrijft in zijn boek: behalve de bekende verschillen met dieren (taal, ruilhandel, extreem werktuiggebruik, samenwerking) is er nog iets anders. Alleen mensen gebruiken samen een maaltijd. „Andere primaten eten niet samen, ze eten waar en wanneer ze voedsel vinden.” Geen dier brengt zijn jachtopbrengst naar een gezamenlijke slachtplaats. Misschien is dat wel de belangrijkste conclusie uit de oudste slagerij: onze voorouders gingen meer samen doen.