‘Herman, je bent zo somber’, hoort Herman Tjeenk Willink (76) soms. ‘Zo slecht gaat het toch niet?’ Hij zal, zegt hij, daarom proberen „niet als een oude mopperpot te klinken”. Maar zijn boodschap is, ondanks zijn montere toon, bezorgd. „We zijn de democratische rechtsorde aan het uithollen. Die is me te dierbaar, ik wil niet het verwijt krijgen dat ik niks heb gezegd.”
Tjeenk Willink (PvdA) was tussen 1997 en 2012 vicepresident van de Raad van State. Hij was betrokken bij de formatie van vele kabinetten. Kritisch over politiek en ambtelijk Den Haag is Tjeenk Willink al die tijd geweest. Maar geluisterd werd er lang niet altijd. Deze week verscheen zijn boek Groter Denken, Kleiner Doen. Het is een beknopt, pamfletachtig boek, dat waarschuwt voor de uitholling van de democratische rechtsorde, na de ontzuiling en ontkerkelijking „ons enig overgebleven gemeenschappelijk fundament”. Hij maakt zich zorgen over groeiende maatschappelijke onvrede, politieke vervreemding, het verdwijnen van het politieke midden.
Tjeenk Willink zit in de wachtruimte van zijn oude werkgever, de Raad van State, in Den Haag. „Ik praat hier al over sinds 1985. Mijn invloed in Den Haag was wat dit betreft beperkt.” Frustreert hem dat? Tjeenk Willink weegt zijn woorden en zegt dan: „Het fascineert me. Hoe kan dat? Welke dynamiek zit er achter politici en bestuurders? Dat probeer ik te begrijpen.”
U heeft het over betonrot in de publieke sector. Waar is die rot zichtbaar?
„In de groeiende ongelijkheid, de sterkere greep van bestuurders op de rechterlijke macht, en de publieke dienstverlening. De vaste postbode die elke dag door je wijk loopt is verdwenen. De conducteurs zijn van de tram gehaald. Niemand die erover nadacht dat een conducteur niet alleen kaartjes controleert, maar ook een bindende functie heeft. Kleine gemeenten zijn opgeheven. Niet uit domheid, maar uit bestuurlijke rationaliteit. Een hele generatie is opgevoed met het idee dat de overheid een bedrijf is en dat marktwerking goed is in de publieke dienstverlening. Die weg loopt dood. De taal van democratie en recht is voor velen in Nederland een vreemde taal geworden. Politiek kan dat niet alleen veranderen. Dat moet van onderop gebeuren.”
Hoe kon dit proces ontstaan?
„De verzuiling had beperkingen, maar werkte als systeem verbindend. We waren het ideologisch en godsdienstig oneens, maar we wisten ook dat alles uit elkaar zou vallen als we elkaar de tent uit zouden vechten. De gevolgen van de ontzuiling hebben we niet doordacht. Die gevolgen hebben we gemaskeerd door in de jaren tachtig en negentig te gaan depolitiseren.
„We vroegen ons af wat economisch goed was, of efficiënt. Wat consultants sindsdien allemaal hebben aangericht. Je kan wel politiebureaus sluiten omdat je digitaal aangifte kan doen. Maar het menselijke gezicht is verdwenen.”
Wat is daar het gevolg van?
„Door het ontbreken van debat grijpt politiek vaak te laat in. Stel dat de hypotheekrenteaftrek twintig jaar geleden was aangepakt. Dat was een zegen voor de huizenmarkt geweest. Stel dat we eerder iets aan de pensioenleeftijd hadden gedaan, of aan de CO2-uitstoot. Dan hadden we geleidelijk maatregelen kunnen nemen, in plaats van grote maatregelen op het moment dat het te laat is. Daardoor voelen burgers zich overvallen.”
Heeft het verdwijnen van het debat polarisatie in de hand gewerkt?
„Er worden drastische maatregelen opgelegd, en van burgers wordt verwacht dat ze begrijpen dat die nodig zijn. Hoezo? De essentie van politiek is ook dat je ontwikkelingen tijdig signaleert. Politiek heeft de plicht vooruit te denken en burgers te betrekken bij hun besluiten. Dat is niet gebeurd. Kijk naar de discussie over klimaatverandering. Politici wachten tot de klimaattafels met plannen komen en legitimeren die achteraf politiek.”
Twee dingen gebeuren tegelijk: maatschappelijke polarisatie en politieke kleurloosheid. Hoe kunnen die hand in hand gaan?
„Ik heb in de jaren zeventig dit van het kabinet-Den Uyl geleerd: door maatschappelijke tegenstellingen onderdeel te maken van het politieke debat, kun je de tegenstellingen verminderen. Debat is goed, het draagt bij aan de acceptatie van politieke compromissen. Nu gebeurt het omgekeerde: tegenstellingen worden aangejaagd doordat het debat gemeden wordt.”
Is de politiek onbetrouwbaar geworden?
„Nee. Kijk naar iedere kabinetsformatie: er zijn nog altijd partijen die willen samenwerken.”
Maar u zag als informateur van Rutte III hoe lastig formeren is.
„Ja, want bewindslieden krijgen zelden applaus op sociale media. Partijen weten dat ze afgestraft kunnen worden door de kiezer. Toch nemen ze hun verantwoordelijkheid nog wel. Mensen zeggen vaak: ‘Ons systeem deugt, maar de mensen leveren slecht werk.’ Ik zeg: ‘De mensen deugen wel, maar het systeem is aan slijtage onderhevig’. Politici zijn van goede wil, maar daaronder zit de betonrot.”
Maar dat is een nog somberder conclusie. Dan is een snelle oplossing niet voorhanden.
„De roep om een snelle oplossing is vals. Het is een structureel probleem, dat niet alleen van bovenaf kan worden opgelost.”
Wat vindt u van het resultaat van samenwerking, regeerakkoorden?
„We moeten uitkijken voor een herhaling van de formatie van 2012 [tussen VVD en PvdA], toen standpunten werden uitgeruild. Dat is een zot systeem. De ene partij krijgt dit, de ander dat, om iedereen tevreden te houden. Regeerakkoorden worden op die manier dik en instrumenteel en sluiten debat uit. Het regeerakkoord wordt zo een samenstelling van minderheidsstandpunten.”
Is daarmee een voedingsbodem gecreëerd voor volkswoede, zoals bij de ‘gele hesjes’ of Geert Wilders?
„Ja. Gele hesjes ontstaan als we langdurig de democratische rechtsorde aan onze laars lappen.”