Het kabinet wil het aantal verkeersslachtoffers reduceren tot… nul. Een „nieuwe impuls” in het beleid is nodig, schreef minister Cora van Nieuwenhuizen (Infrastructuur, VVD) woensdag aan de Tweede Kamer.
De daling van het aantal verkeersdoden, de laatste tien jaar gemiddeld 2,2 procent per jaar, is de afgelopen drie jaar gestagneerd. Het aantal gewonden laat een stijgende lijn zien, de laatste tien jaar 1,9 procent per jaar. Vorig jaar kwamen in het verkeer 613 mensen om en raakten 20.800 mensen zwaargewond.
Verschillende Nederlandse provincies streven al naar nul verkeersdoden. Ook andere landen hebben een „nulbeleid”, zoals Zweden, Noorwegen, Denemarken en Slowakije. Tot de landen met het minste aantal doden per miljard gereden kilometer behoren enkele van deze landen. Peter van der Knaap, directeur-bestuurder van Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid, is dan ook blij met het kabinetsplan: „Ik ben enthousiast.”
Is het wel realistisch, zo’n nulbeleid?
„Het is niet zo raar, het helpt echt. Een nulbeleid helpt de aandacht voor verkeersveiligheid te vergroten. Het is ook een moreel appèl. En het leidt tot een betere score.”
Is het wel nodig, zo’n plan?
„Jazeker. Er is sprake van stagnatie in de daling van het aantal slachtoffers. Als die er niet was geweest, hadden we de afgelopen drie jaar honderdvijftig levens kunnen sparen.”
Kunnen we ooit de nul halen?
„Helemaal terug naar nul is – denk ik – niet realistisch. Tegen de tijd dat je het allerlaatste slachtoffer hebt voorkomen, is er geen verkeer meer in het land. Die keuze zal de samenleving niet maken.”
Maar…
„Je kunt heel ver gaan. Het is zinvol om er voldoende middelen voor vrij te maken. De maatschappelijke kosten voor verkeersonveiligheid bedragen jaarlijks 14 miljard euro; 2 procent van het bruto nationaal product. Er is dus geld. Het Centraal Planbureau heeft eens berekend dat alle investeringen die de overheid in verkeersveiligheid steekt zich met een factor drieënhalf tot vier terugbetalen.”
Hoe ver kun je komen?
„Mensen zullen in het verkeer altijd fouten blijven maken, en we zijn als verkeersdeelnemers ook altijd kwetsbaar. Wat we moeten doen, is de kans op botsingen met hoge snelheden verkleinen. Een rotonde is een goed voorbeeld. Die dwingt bestuurders snelheid te minderen, zodat het fysiek onmogelijk wordt om hard te botsen. In de steden zijn te veel wegen zonder vrijliggende fietspaden waar je vijftig mag rijden in plaats van dertig. De impact bij een botsing van vijftig is vergelijkbaar met vallen uit de derde verdieping van een gebouw. Bij dertig kilometer is dat vergelijkbaar met een val vanaf de eerste verdieping.”
Zit het kabinetsplan goed in elkaar?
„Ik ben enthousiast. Niet alleen de weggebruiker wordt op het gedrag aangesproken. Er is veel aandacht voor de infrastructuur. Je moet het systeem zo inrichten dat de weggebruiker weet wat er van hem wordt verwacht. Je moet het ook niet aan de mensen zelf overlaten steeds het batterijtje van een fietslampje te vervangen. Alle fietsen moeten gewoon goede verlichting hebben. Het komt nu aan op concrete maatregelen.”
Wat kan al meteen veel helpen?
„Er is geen laaghangend fruit. Maar veruit de meeste slachtoffers vallen op provinciale en vooral op gemeentelijke wegen. Daar moet je dus met voorrang de infrastructuur verbeteren. Ook zou je met slimme technieken veel beter de snelheid kunnen handhaven. Dat is hard nodig. Gemeenten bezuinigen nu vaak op verkeersveiligheid.
„Waar ook veel te halen valt, is bij ongevallen met snorfietsen en snorscooters. Daarbij ontstaat veel hoofd- en hersenletsel. Voor deze groep is geen helmplicht. Dat zou je wel kunnen overwegen.”
En een helm voor alle fietsers?
„Daarvoor ontbreekt in ons land het draagvlak.”