Het werk is allerminst klaar, toch wil Dhaka van textieltoezicht af

Bangladesh Accord ziet voor westerse bedrijven toe op de veiligheid in Bengaalse textielfabrieken. Maar nu vindt de overheid het welletjes.

Reddingswerkers bij Rana Plaza in 2013. Het instorten van de textielfabriek in Dhaka kostte ruim 1.100 mensen het leven.
Reddingswerkers bij Rana Plaza in 2013. Het instorten van de textielfabriek in Dhaka kostte ruim 1.100 mensen het leven. Foto Abir Abdullah/EPA

De ontslagbrieven zijn al geschreven, de bijbehorende vergoedingen apart gezet. Joris Oldenziel, adjunct-directeur van Accord, een internationale inspectiedienst die rampen in de kledingfabrieken van Bangladesh moest voorkomen, zegt toch hoopvol te zijn. „Maar je moet op alle scenario’s voorbereid zijn.”

Het beste scenario: het Hooggerechtshof in Bangladesh besluit donderdag dat Accord in beroep mag tegen de opgelegde sluiting van zijn kantoor in de hoofdstad Dhaka. Het slechtste scenario: alle 250 medewerkers op straat, Accord het land uit.

Terwijl het werk allerminst klaar is, benadrukt Oldenziel. „Er werken nog zeker 2,5 miljoen mensen onveilig in fabrieken”. Als de organisatie Bangladesh moet verlaten, zullen de honderden inspecties per maand vanuit Nederland gecoördineerd moeten worden. Accord – voluit: Accord for Fire and Building Safety in Bangladesh – doet die inspecties onder meer voor winkelketens als H&M, Zara en De Bijenkorf. In Nederland heeft de organisatie slechts zeven man personeel, zegt Oldenziel.

Het is niet de gewenste aftocht voor de organisatie die, net als het vergelijkbare Amerikaans Alliance, werd opgericht na de ramp met Rana Plaza. Het instorten van deze textielfabriek in Dhaka kostte in 2013 ruim 1.100 mensen het leven. Zo’n 200 westerse afnemers verenigden zich daarop in Accord en verplichtten zich minimale veiligheidsnormen te handhaven bij hun toeleveranciers.

Verkiezingen

De afspraak was eerst: voor vijf jaar. Daarna zou de overheid er de inspecties overnemen. Vorig jaar werd dat mandaat met drie jaar verlengd.

Maar in mei besloot een rechtbank in Bangladesh anders. Die oordeelde, na een klacht van een fabriekseigenaar, dat het Accord-kantoor in Dhaka per december dicht moest. Bangladesh kon het nu zelf wel af, vonden de rechters. Ook de regering sloeg met het oog op de naderende verkiezingen een andere toon aan. „We zijn een natie die zichzelf respecteert, en Accord en Alliance zijn niet meer nodig”, zei minister van handel Tofail Ahmed na de uitspraak.

Niet alleen Oldenziel en zijn Accord-collega’s zijn het daar niet mee eens. Het Europees Parlement, minister van Buitenlandse Handel Sigrid Kaag (D66), de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO), Human Rights Watch, kledingbedrijven H&M en Esprit: allemaal drongen ze er daarna bij de regering van Bangladesh op aan de organisatie niet het land uit te zetten.

Esprit, dat een derde van zijn kleding in Bangladesh laat maken, schreef zijn leveranciers dat uitzetting de reputatie van de textielindustrie zal ondermijnen. „In plaats van het werk gemakkelijker te maken, zou sluiting van het Accord-kantoor in Dhaka onze werkzaamheden bemoeilijken.” Onze toezeggingen nakomen, wordt een stuk lastiger, aldus Esprit. Accord heeft aangesloten bedrijven gewaarschuwd dat ze dan mogelijk de inkoop moeten staken bij zo’n 500 fabrieken die in de laatste waarschuwingsfase zitten.

Ook in de jaren voor ‘Rana Plaza’ kwamen in Bangladesh honderden arbeiders om doordat illegale bouwwerken instortten of door kortsluiting in brand vlogen. Van de regering hadden de textielfabrieken, goed voor 80 procent van de export, weinig te vrezen. En als toch optreden dreigde, was er altijd nog wel corruptie.

Verbeterde veiligheid

Maar de inspecties van Accord en Alliance hebben veel verbeterd. Gevaar voor herhaling van het drama in Dhaka is zienderogen afgenomen: in ieder geval wat de 2.300 fabrieken betreft die voor westerse klanten werken. Waren er in 2013 zeventien incidenten met ten minste vijf doden, vorig jaar telde de Stern School of Business in New York er nog vier.

‘Dodental in kledingfabrieken Bangladesh is drastisch minder’

Toch is er ook kritiek op Accord. „Niemand ontkent de enorme bijdrage die ze heeft geleverd aan de verbeterde veiligheid”, zegt Zia Ahad, die voor Reebok en Phillips-Van Heusen Corporation (onder meer Tommy Hilfiger) toezicht hield op de toeleveranciers in Zuidoost-Azië. „Maar over een exit is niet nagedacht. Vanaf dag één had het helpen versterken van de overheid onderdeel van de strategie moeten zijn. Dat is niet gebeurd.”

Die overheid zat overigens niet stil. Met hulp van de ILO zijn 1.500 fabrieken gecontroleerd die niet onder Accord en Alliance vallen. Een nieuwe inspectie moet er op toezien dat gevonden misstanden worden verholpen. Lokale activisten hebben echter weinig vertrouwen in de betrouwbaarheid van die inspecteurs.

Dan is er nog de machtige koepel van fabriekseigenaren, de BGMEA, waarvan diverse leden in het parlement zitten. Die weigert vooralsnog maatregelen te nemen tegen fabrikanten die op de vingers zijn getikt wegens uitblijven van verbeteringen. Er is „meer tijd nodig” om eventuele schadelijke gevolgen te bestuderen.

„Vanwege de verkiezingen op 30 december willen ze niet hard optreden”, geeft de inspecteur-generaal verrassend eerlijk toe. En de regering, kan die de koepelorganisatie niet dwingen? „Geen commentaar.”

Precies waar Oldenziel en zijn collega’s voor waarschuwen: wat hebben inspecties voor zin als er geen prikkels zijn om te verbeteren? Eerder sprak Accord met overheid en fabrikanten af in Bangladesh te blijven tot de regering dit werk kon overnemen. Daar horen ook sancties bij.

„Na vijf jaar is 90 procent van onze aanbevelingen doorgevoerd”, zegt Accords adjunct-directeur. Die laatste 10 procent is „hardnekkig”. Zo heeft nog altijd minder dan de helft van de ‘Accord-fabrieken’ een adequaat systeem voor brandbeveiliging. Oldenziel: „Die 90 procent waren vooral de easy fixes, een sprinkler en alarm zijn duur. Fabrikanten zijn er moeilijk toe te brengen die te installeren.”

Ja, zegt hij, uiteindelijk is wat Accord doet een taak van de overheid. „Maar die heeft nog niet laten zien dat ze er klaar voor is. Het werk moet wel worden afgemaakt.”