Op 9/11, vertelde Erik Akerboom, zat hij de hele dag opgesloten in de operations room van de geheime dienst.
Hij was destijds directeur Democratische rechtsorde bij de AIVD. Ze „zagen al enige tijd hoe het terrorisme zich ontwikkelde”. En nu gebeurde het: sombere vermoedens werden bewaarheid.
Hij ging er volledig in op. Hectisch, spannend, meeslepend. „Het kwaad aan het werk zien”, zei hij, „is ook verleidelijk.’’
Dus Erik Akerboom wilde in die operations room alles weten. Alles volgen. „Aan de rand van de afgrond is het uitzicht het mooiste.”
Toen ging zijn telefoon. Zijn dochter: ‘Pap, de cavia niest.’
„Ik was even in de war”, lachte hij. „Ik ging zo in mijn werk op dat ik het contact met de normale wereld totaal kwijt was.”
Hij is nu twintig jaar een cruciale Haagse speler inzake de nationale veiligheid. Erik Akerboom, 57, sinds twee jaar baas van de Nationale Politie, is een lange man, bijna twee meter, die vooral mildheid uitstraalt.
Hooggewaardeerd door bewindslieden, het type dat liever op de achtergrond blijft. Hij kan dagelijks, zei hij, de voorpagina van het AD of De Telegraaf halen. „Maar mijn mensen kopen er meer voor als ik het kabinet overtuig.”
Zijn carrière is uitzonderlijk veelzijdig. Na de AIVD (1998-2003) werd hij, na een intermezzo als korpschef in Den Bosch, Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (2009-2012) en secretaris-generaal van Defensie. Sinds 2016 jaar leidt hij de nationale politie, het métier waarin hij in de jaren tachtig begon.
Al in zijn afstudeerscriptie op de Politie Academie had hij een boodschap voor de politie: wees politiek bewust. „Ik vond: politici nemen besluiten over ons, dan moeten wij ons bemoeien met politieke besluiten.”
Nog steeds. „Het zegt iets dat tijdens ‘Rutte II’ alle vertrokken bewindslieden sneuvelden op uitvoering van beleid.”
Er is verbetering. Op dinsdagochtend vind je Akerboom meestal op Algemene Zaken, waar de meest betrokken bewindslieden, geleid door Rutte, de nationale veiligheid doornemen in het bijzijn van inlichtingenchefs, commandant der strijdkrachten en Akerboom. „Tien jaar geleden gebeurde dit niet”, zei hij.
Al het politiewerk begint bij straatwijsheid, benadrukte hij: Akerboom leerde het als beginnend politieman in Utrecht. Op straat regeert de reflex. „Op straat heb je geen tijd om nota’s te schrijven of naar huis te bellen’’, zei hij.
Zijn toenmalige korpschef, de legendarische Jan Wiarda, maakte hem zijn persoonlijk assistent en later chef binnenstad. Zo woonde hij als broekie gesprekken met burgemeesters en politiechefs bij. „Op je dertigste was je gelouterd.”
Bij de AIVD was Rita Verdonk zijn naaste collega: zij directeur Staatsveiligheid (D2 binnen de dienst), hij Democratische rechtsorde (D1). „Een strijdbare dame.”
Akerboom won respect toen hij met collega’s de toenmalige PKK-leider Öcalan, die stilletjes vanuit Wit-Rusland wilde landen op Schiphol, met gelijke munt terugbetaalde: ze achterhaalden zijn plan en sloten stilletjes het luchtruim. Dick Schoof, die hem later opvolgde als terrorismecoördinator, hielp als baas van de immigratiedienst.
In 2002 had hij een vormende ervaring met premier Kok. Hij bezocht Algemene Zaken om Kok te laten tekenen voor enkele tapbevelen.
„Ik trof een man in pijn’’, vertelde hij. Zijn kabinet zou even later vallen over Srebrenica. Kok praatte anderhalf uur tegen Akerboom aan. „De verantwoordelijkheid die hij voelde voor de doden. De vertwijfeling over zijn rol. Ik kreeg er kippenvel van.’’
Dit, dacht Erik Akerboom later, was nou leiderschap. „Leiderschap moet geen trucje zijn. Het moet niet om jou draaien.”
Na 9/11 verlegde het inlichtingenwerk zich: van verzamelen naar voorkomen. Left of bang blijven, zoals Amerikanen zeggen: wees erbij voordat de terrorist een klap uitdeelt.
„We zijn in de haarvaten van de maatschappij gaan zitten, we volgen scholen, ouders, gemeenten; we bekijken gedrag, omgeving, omstandigheden.”
Bij de NCTV volgde hij Tjibbe Joustra op, een gelouterde topambtenaar. „Hij kent elke Haagse sluipweg.’’
En hij verleidde geheime diensten tot samenwerking. „Informatie delen is ook een middel om macht te krijgen.”
Akerbooms vuurdoop kwam in zijn eerste maand: Karst T. die in 2009 in Apeldoorn de koningin dood had kunnen rijden. Ontnuchterend. „We volgden terroristen tot in Afghanistan, maar waren vergeten dat roadblocks soms effectiever zijn.”
Terrorismepreventie werd ook samenwerking met de geestelijke gezondheidszorg. De verwarde man. „Huur van auto’s, aankoop van wapens, volgen van bepaalde plekken – we gingen veel breder kijken.”
Het relatieve succes, het uitblijven van nieuwe aanslagen, had een keerzijde. In 2012 schrapte Rutte II ineens eenderde van het AIVD-budget: het buitenlandse inlichtingenwerk werd opgedoekt.
Zijn les: de dienst had te weinig draagvlak. „Dit krijg je als de politiek niet weet wat voor werk je doet.”
Zelf had hij datzelfde jaar de omgekeerde ervaring: ministers vochten om hem. Hillen wilde hem als hoogste ambtenaar op Defensie, vertelde de oud-minister me. Opstelten zei: hij blijft op Justitie, bij de NCTV.
Uiteindelijk vertrok hij onder minister Hennis toch naar Defensie. Een klotetijd. „We moesten 4.000 functies krimpen.” Hij ontmoette mensen die in 28 jaar bij Defensie alleen bezuinigingen hadden meegemaakt. Hij hoorde dat militairen huilden toen, voor zijn komst, alle tanks verdwenen. „Heftig.”
Hij prijst het apparaat. Militairen die ondanks diepe weerzin tegen budgetkortingen tóch vol overtuiging op internationale missie gingen. „Echt indrukwekkend.”
Zijn terugkeer bij de politie, in 2016, was voorbestemd: hij werd al jaren getipt.
Hij wist de politiek te overtuigen dat het korps meer zelf mag bepalen hoe het budgetten aanwendt. En hij blijft de politiek terechtwijzen: toen de NOS deze week meldde dat er 16.000 aangiften blijven liggen, zei hij dat dit moet verbeteren, „maar politiesterkte is een politieke keuze”.
Zo ook met vuurwerk, waar het kabinet zijn advies – verbiedt vuurpijlen en rotjes – in de wind sloeg. Onverdedigbaar, zei hij. Zijn mensen komen in steeds gevaarlijkere situaties.
„We hebben de eerste slag van de politiek verloren, maar niet de oorlog: dan maar volgend jaar naar nul”, zei Akerboom.
Het nettoresultaat van die twintig jaar oogt lang niet slecht: dalende misdaadcijfers, investeringen in defensie, geen aanslagen sinds 2004. Toch waarschuwt hij tegen ‘de illusie van veiligheid’: ook hier kan het terrorisme op een dag toeslaan.
Hij werkte met drie premiers – Kok, Balkenende, Rutte – en ontelbare ministers. Hij leerde ervan dat de buitenwereld het belang van politieke opvattingen, of het belang van politieke visie, vaak overschat.
„Besturen is een vak”, zei Akerboom. „Een land heeft stabiliteit nodig, onderling vertrouwen, en ik heb gezien dat politici op het hoogste niveau vooral effectief zijn als ze verschillen kunnen overbruggen.”
Zo ziet hij ook het werk van politie en veiligheidsdiensten – zeker nu de maatschappelijke polarisatie toeneemt.
„De politie hoort in het midden”, zei hij. „Talrijke krachten proberen ons daaruit weg te trekken. Wij mogen daar niet in meegaan. Nóóit.”
Tegengaan van polarisatie is ook in het belang van de nationale veiligheid. „Achter alle polarisatie zit angst, en onze taak is: angst zo veel mogelijk wegnemen”, zei hij.