‘Is een Ghanees die Shakespeare leest ineens westers?” Identiteiten zijn gecompliceerd, wil de Brits-Ghanees-Amerikaanse filosoof Kwame Anthony Appiah (1954) maar zeggen. In de huidige wereld woekeren veel grote identiteiten: ras, geloof, nationaliteit, cultuur, sociale klasse. Mensen voelen zich met hun identiteit verbonden, ontlenen er regels aan en worden er ook op afgerekend. Zo van: ‘Hé, witte Hollander, jij zal wel voor Zwarte Piet zijn.’ Of: ‘Dag moslim, jij eet natuurlijk geen varkenvlees!’
Onzin, al die grote identiteiten zijn leugens, schrijft Appiah in zijn nieuwe boek The Lies That Bind. Het zijn verzinsels en overdreven stereotyperingen. De werkelijkheid is oneindig complexer. Hierover praten we urenlang in de lobby van een hotel op de zuidoever van de Theems. „In theorie kun je een waarachtige identiteit hebben, maar in praktijk bevatten alle grote identiteiten onwaarheid.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/11/0211cul-kwame-fukuyama21551642.jpg)
En ze worden enorm misbruikt. Dat zie je overal. Onlangs reikte Appiah als juryvoorzitter de belangrijke Man Bookerprize uit aan de roman Milkman van de Noord-Ierse schrijfster Anna Burns. „Die roman beschrijft hoeveel macht mensen kunnen krijgen dankzij gedwongen loyaliteit aan identiteiten. De katholieken steunden de IRA maar kregen er onderdrukking voor terug. Fatsoenlijke mensen gingen het neerschieten van protestanten en verraders goedkeuren. Dat was echt identity gone crazy.”
Je kunt niet met een hakenkruis op je arm door een Duitse stad lopen en zeggen: ‘Ik bedoel er niets mee’
Appiah is uiterst beschaafd, écht Brits zou je bijna zeggen – „Ik ben een paar kilometer verderop geboren”, zegt hij met een armgebaar over de Theems. Maar Brits zou hij zichzelf niet noemen. Zijn boek is één tirade tegen het belangrijk maken van al die identiteiten. „In de negentiende eeuw wisten ze het al: de studie van de geschiedenis is de vijand van het nationalisme. Wie mensen op grote schaal wil samenbrengen moet feiten verzwijgen.”
En misschien nog belangrijker: iedereen heeft meerdere identiteiten tegelijk. Appiah is daar het levende voorbeeld van. Het huwelijk van zijn Ghanese vader en Britse moeder was voorpaginanieuws in de jaren vijftig. In zijn jeugd woonde hij lang in Ghana, waar zijn vader antikoloniaal activist was én lid van de koningsfamilie van de Asante. Dat is een oud Afrikaans rijk dat deel was geworden van de Britse kolonie Ghana („mijn oom was toen koning”). In Engeland was zijn grootvader Labour-minister van financiën („zijn bijnaam was de Red Squire, hij werd als een klasseverrader gezien”) en ging hij naar de middelbare school en de universiteit. En, o ja, Appiah is homo en getrouwd met een joodse Amerikaan. Inmiddels is hij Amerikaans staatsburger.
Hij is moeilijk te plaatsen, wat mensen érg lastig vinden. In São Paulo wordt hij in het Portugees aangesproken, in Parijs denkt een taxichauffeur dat hij een Belgische Noord-Afrikaan is. In Rome is hij Ethiopiër en een Londense cabbie weigert te geloven dat hij geen Hindi spreekt.
Religieuze identiteit, zo betoogt Appiah, is een hutspot van oud en nieuw. „Hoe kan je nu denken dat jouw geloof hetzelfde is als dat van een gelovige die 500 of 1.000 jaar geleden leefde?” Nationale identiteit is een leugen, vol historische verzinsels. Ras-identiteit is bedacht in de negentiende eeuw. Culturele identiteit dan? Cultuur is geen organisch geheel, legt Appiah uit, „maar een voortdurend veranderende verzameling van de meest uiteenlopende gedachten en gewoontes die niemands bezit zijn”. Wordt Shakespeare’s werk niet ook Afrikaans als het door een Ghanees gelezen wordt?
Kunnen we al die ‘labels’ dan maar beter weggooien?
„Nee. We kunnen niet zonder. Ja, er zijn verschrikkelijke dingen gedaan in naam van leugenachtige identiteiten. Maar onwaarheden zijn óók nodig om die sociale identificaties hun goede werk te laten doen: het creëren van solidariteit in een wereld vol vreemdelingen.
„Ooit, toen we jagers-verzamelaars waren, leefden we in groepen van hooguit tweehonderd mensen. Die kende je allemaal. Nu is een land een gemeenschap van vreemden die bij elkaar worden gehouden door taal, politiek en religie. Een eigen nationale identiteit moet ervoor zorgen dat 1,5 miljard Chinezen elkaar helpen. In feite is ook het hele maatschappelijk werk en de verzorgingsstaat met al zijn uitkeringen op die solidariteit gebaseerd. Zelfs in Amerika vinden ze: arme Amerikanen moeten toch wel op de een of andere manier geholpen worden!
„Je ziet dat een identiteit zo positief kan worden gebruikt. Wat dat betreft is jullie land interessant, met zijn verzuilingssysteem. Hélemaal gebaseerd op absoluut gemaakte identiteiten! En je kan zeggen, dat voorkwam burgeroorlog en dat is áltijd goed. Ook in Singapore wordt de identiteit van verschillende groepen gekoesterd, en juist daardoor is er geen segregatie. Om nationale eenheid te bevorderen worden daar hele huizenblokken zelfs zorgvuldig verdeeld over bewoners van verschillende etnische afkomst.”
Maar inmiddels zijn onze zuilen ingestort en maakt iedereen ruzie over Zwarte Piet. Jenny Douwes, een pro-Zwarte Piet-activist werd vergeleken met Jeanne d’Arc.
„Ja, die twist ken ik. Daar zie je de gevaarlijke, polariserende kant van identiteiten. Het is óók een mooi voorbeeld van een symbool dat bij toeval een enorme culturele waarde krijgt toegedicht. Maar als het Rode Piet was geweest, was er waarschijnlijk wel andere conflictstof opgedoken.”
Toeval of niet, hoe los je dit op? Moet je tegen Jenny Douwes zeggen dat haar Friese identiteit eigenlijk een leugen is?
„Nee, dat zou averechts werken. Het is beter om op scholen, in televisieprogramma’s, op de radio te vertellen waar Zwarte Piet vandaan komt. Wat is er gebeurd in het verleden? Waarom is hij zwart? Je moet de geschiedenis uitleggen, vertellen dat identiteiten voortdurend veranderen. Het is helder dat een deel van de Nederlandse bevolking Zwarte Piet als belangrijk onderdeel van de Nederlandse cultuur ziet. Daar heb je mee te maken. Maar je kunt het debat erover kalmeren door het te ontdoen van historische leugens.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/11/data38073942-d6928a.jpg)
Jenny Douwes zal zeggen: we hebben geen racistische bedoeling, dus Zwarte Piet is geen racistisch symbool.
„Ook zij zal begrijpen dat de betekenis van symbolen niet wordt bepaald door intenties. Symbolen hebben een eigen betekenis. Je kunt ook niet met een hakenkruis op je arm door een Duitse stad gaan lopen en zeggen: ‘Ik bedoel er niets mee, ik vind het gewoon een mooi patroon met oude Keltische symboliek.’
„Ik zie die identificatie met het verleden ook bij mijn Afro-Amerikaanse studenten. ‘We zijn hier op slavenschepen heen gebracht’, zeggen ze dan. Nee, denk ik dan, jij bent met de bus naar Brooklyn gekomen. Jij bent hier geboren. Het is niet jouw geschiedenis, het is de geschiedenis van je voorouders. Je moet je identiteit vederlicht dragen.
„De emotie in de debatten is wél echt. Van beide kanten. Het moet dus gaan over de problemen die tot die emoties leiden. Als je alleen op de identiteit focust, zoals nu vaak gebeurt, verhardt die. In reactie op de minachting voor hun emotie ontstaat bij zwarte mensen óók weer nieuwe bewustwording, die het conflict verder verdiept.”
En bij moslims?
„Die hebben het idee dat hun identiteit en geschiedenis gebulldozerd zijn door het Westen. Dan kun je als moslim kiezen om op te gaan in de massa. Of je kunt oude symbolen oppakken. Kijk hoeveel hoofddoeken je nu ziet in de moderne, westerse steden. Ook in Noord-Afrika dragen vrouwen nu allemaal een hijab. In de jaren vijftig vonden Egyptische vrouwen dat iets voor boerenvrouwen.
„Het enige wat wij tegen identiteitsverharding kunnen doen, is het gecompliceerde verhaal blijven vertellen. Revolutionair zijn door lastig te zijn, revolutionary by being annoying. Neem de slavernij, een centraal onderwerp in de felle strijd om ras-identiteit. In de Afrikaanse taal van mijn vader zijn er maar liefst drie woorden voor slaaf. Slavernij was in Ghana al lang heel normaal. Blanken kochten hun slaven voor Amerika van Afrikaanse zwarte leiders. Voor het huidige debat is dat verwarrende informatie.
„De les is: jij bent niet die geschiedenis. Neem de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring. Prachtig. Het gaat over vrijheid. Maar slavernij was toen geaccepteerd. Moeilijk! Veel mensen willen daar niet aan herinnerd worden. Maar de kern is dat die tekst nú geldt voor álle rassen. Er is geen mens nu verantwoordelijk voor de daden van toen.”
Komen we ooit van dat hele identiteitsgedoe af?
„Nee. Maar we kunnen het wel bijsturen. Kijk naar de gender-discussie, denk aan het feminisme. Het is revolutionair dat mensen zijn gaan inzien dat vrouwen en mannen gelijke rechten hebben. In de jaren vijftig was de huidige Amerikaanse opperrechter Ruth Ginsburg de beste van haar jaar op Cornell University. Maar toen ze daarna naar Harvard ging, vroeg de decaan van de Law School waarom ze de plaats van een man wilde innemen. Nu is ze een van de negen hoogste rechters van het land. Daar is toch echt wel wat verschoven.”
Je moet je invechten, zei premier Mark Rutte ooit tegen Nederlandse jongeren van niet-westerse afkomst die zich gediscrimineerd voelen.
„Heel goed! Dan heeft hij door dat er een probleem is. En die uitspraak leidde tot veel discussie? Helemáál goed! In de Verenigde Staten zou niemand van zo’n uitspraak opkijken. Veel Amerikanen zijn er zelfs van overtuigd dat rassendiscriminatie niet bestaat. Het idee dat je succesvol wordt met talent en door hard werken is nu zo dominant dat wordt vergeten dat je óók geluk moet hebben. Heb je goede genen van je ouders gekregen? Ben je goed opgevoed? Hadden je ouders geld? De plek waar je wieg stond maakt veel uit. Als wiskunde-genie in de binnenlanden van Ghana zal je talent je niet veel verder brengen.
„Alleen al door geluk krijgt de een veel eer en veel geld en de ander bijna niks. Neem de zogenaamde selfmade man Bill Gates. Dat is een Harvard-drop-out. Hij zát dus op Harvard. Vergelijk dat met de mensen die in dit hotel de kamers schoonmaken, keihard werken, dag in dag uit. Mensen als Gates kunnen tijd nemen voor koffie of een museum. Schoonmakers hebben daar geen tijd voor, en missen waarschijnlijk ook de opleiding of opvoeding om het mooi te kunnen vinden.”
Moet je gevoel voor nationale identiteit trainen? Nederland kent een inburgeringscursus.
„Het is goed als mensen weten wat de mores zijn van de maatschappij waarin ze terecht komen. In de VS wordt bij het inburgeringsexamen gevraagd naar de Burgeroorlog. Veel Amerikanen weten daar niets van. Zij zouden zakken. Migranten weten het wel. Ze hebben ook geleerd dat die oorlog over slavernij ging. Dat is het overheidsstandpunt. De cursus is vaak een simplificatie van de nationale cultuur.”
Aan inburgeraars in Nederland wordt uitgelegd dat vrouwen hier topless kunnen zonnen en dat je één koekje bij de thee krijgt.
„Als de overheid de inhoud van de cursussen bepaalt, wordt het vaak kolderiek. Je moet leren hoe beslissingen worden genomen. En hoe je met elkaar omgaat. Als jij zonder uitleg weigert mijn hand te schudden, voel ik me gekwetst. Als jij een diepreligieuze reden hebt, moet je dat uitleggen. Mij lijkt het een uiting van ongelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen. Dat zal de ander niet overtuigen, maar je kan erover praten. Mannen hebben zussen en daar zullen ze toch het beste voor wensen.”
Uw boek is één lang pleidooi voor onderling respect. Is dat uiteindelijk het belangrijkst?
„Respect tonen en ontvangen is heel belangrijk. Onderdrukking is zo desastreus omdat het zelfrespect ondermijnt. Maar het is soms lastig. Ik zag twee mannen met op hun T-shirt: ‘I would rather be a Russian than a Democrat.’ Behoorlijk bizar. Je toont geen respect voor Democraten, en ook niet voor de Russen. Maar als je met ze praat, merk je wellicht dat het ook vaders zijn, dat ze naar de kerk gaan. Misschien zijn het racisten, maar geven ze in de kerk wel geld voor Afrika. They are full people. Dat blijven zien is respect geven.”
Verdienen zelfs Republikeinen uw respect?
„Ik ken veel Republikeinen. Sommigen vind ik zelfs aardig. Tegenover mijn oma in Londen woonde een héél rechts conservatief parlementslid. Hij bleek een fijne buurman, vriendelijk voor mijn oma, aardig tegen mij. Hij hielp me een goed college in Cambridge uitzoeken, we gingen samen vissen. Hij veranderde mijn denkbeelden niet, ik niet de zijne. We konden wél goed met elkaar overweg.
„Het is goed om met andersdenkenden om te gaan. Het behoedt je voor generalisaties. We wonen nu zo gesegregeerd dat we geen andersdenkende buren hebben, dat maakt het lastig. Het beste komt die verbinding tot stand bij de voetbalclub of bij de scouting.”
Wanneer voelde u zich voor het laatst écht Ghanees?
„Bij de begrafenis van mijn moeder in Ghana. Ik voelde me Ghanees omdat ik het ritueel kende en wist wat er zou gaan komen.”
En écht Amerikaan?
„Bij de verkiezingen in 2016. Toen Trump werd gekozen, dacht ik: ‘We did the wrong thing.’ Toen de Britten voor Brexit stemden, dacht ik: ‘They did the wrong thing.’ Je ziet, mijn Britse identiteit is een beetje aan het verbleken.”