Bert Olivier (51) zit zoals altijd aan de houten tafel tegenover de bar, zodat hij met de medewerker van dienst kan praten. „Ik ben werkloos”, zegt Olivier, een grote man met kleine ogen. Hij verbetert zichzelf: „Nee! ‘werkzoekende’, hoor je te zeggen.”
Olivier woont honderd meter verderop en komt bijna iedere dag in ’t Houkje. Meestal is hij er nog voor de buurtkantine officieel opengaat. De mintgroene bar is gedoneerd door de lokale voetbalclub die niet meer bestaat. Een kartonnen bekertje koffie kost iets meer dan een euro, Olivier krijgt het in ruil voor vrijwilligerswerk, zoals het bijwerken van de site.
Olivier groeide op in Delfzijl-Noord. Vanuit zijn flat kijkt hij nu uit over een kale, groen-bruine vlakte die in de jaren tachtig nog vol stond met bruine appartementencomplexen.
De inwoners van deze plaats hebben het minste vertrouwen in hun medemens, berekende het Centraal Bureau voor de Statistiek. 54 procent van de inwoners van Delfzijl en omgeving geeft in een enquête aan dat „je niet voorzichtig genoeg kunt zijn in de omgang met anderen”.
In heel Nederland ligt het percentage dat vertrouwen heeft in de medemens op 62 procent. Het CBS weet niet precies wat aan het wantrouwen in Delfzijl ten grondslag ligt, maar Olivier vindt het niet lastig te verklaren. Hij groeide op in Noord toen de gemeente haar bewoners een zonnige toekomst voorspiegelde. Delfzijl zou verdrievoudigen en uitkomen op 80.000 inwoners. Huizen werden gebouwd, maar de groei bleef uit – mede door de economische crisis van de jaren tachtig. Er kwam leegstand, banen verdwenen. Sinds het einde van de jaren negentig tot een paar jaar terug zijn er in Delfzijl 1.600 sociale huurwoningen afgebroken; er waren geen bewoners voor. De flat van Olivier wordt misschien ook nog gesloopt. „Je krijgt een brief: de beslissing is uitgesteld. Maar welke beslissing dan? Wordt het platgegooid of juist opgeknapt?” In Delfzijl-Noord hoor je het van veel mensen op straat: hun leven is meermaals bepaald door de beslissingen van anderen. „Ons vertrouwen is vaak beschaamd.”
Aan de randen van de leegte ziet Olivier de terracottakleurige koop- en huurwoningen in een duurder segment, die de afgelopen jaren zijn gebouwd. Daar wonen ook mensen die in dure auto’s rondrijden. Dat is soms confronterend. „Waar halen zij dat geld vandaan?”
Olivier heeft lang zijn geld verdiend als productiemedewerker, nu is hij aan het solliciteren. ’s Zomers is hij vrijwillig bootsman op een tweemaster. Dáár zou hij graag zijn beroep van maken. Olivier leeft van de bijstand. Onlangs had zijn energieleverancier de kosten verkeerd berekend, waardoor Olivier ineens 1.300 euro moet betalen. Hij hoopt dat in delen te mogen doen. „Als de wasmachine kapot gaat kan ik voorlopig geen nieuwe kopen.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/11/data38643885-d03331.jpg)
Moestuinen
Silly Udema (64) is voorzitter van de bewonersvereniging. Ze heeft net in hetzelfde gebouw, het wijkcentrum is geopend in 2016, een vergadering gehad en komt nu nog iets drinken. Udema en Olivier kennen elkaar alleen van gezicht. Udema, een kleine vrouw met kort grijs haar en een rode bril, heeft gezien dat er tijdens de herstructurering veel vertrouwen verloren is gegaan. „We hebben hier jaren in de rotzooi gewoond”, zegt ze. Zelf had ze lange tijd geen buren. De woningen werden vrijgehouden om te slopen als iedereen was vertrokken. „’s Nachts werd er ingebroken in die lege huizen, alles werd eruit gesloopt.” Veel mensen die hun woningen moesten verlaten, wilden dat helemaal niet.
’s Nachts werd er ingebroken in die lege huizen
Silly Udema buurtbewoner
Udema voelde zich door al die veranderingen in de wijk aangespoord iets te doen. Ze begon moestuinen aan te leggen op de braakliggende grond, samen met de bewoners van het azc in de buurt. Zij ging haar medemens in zekere zin méér vertrouwen. Als Udema naar Delfzijl-Noord kijkt, ziet ze een wijk die na een lange periode van onrust aan het stabiliseren is, waarin mensen hun best doen om met elkaar overweg te kunnen.
Tegenwoordig luistert het gemeentebestuur goed naar de bewoners, zegt Udema. Er is geld vrijgemaakt voor bewonersinitiatieven. Olivier: „Dat hoor ik voor het eerst.”
Bert Olivier gaat regelmatig een paar dagen naar Ameland, samen met zijn broer. Ze blijven er logeren bij een kennis van vroeger. Op het eiland voelt het leven anders, minder zwaar. „Kijk”, zegt Olivier in de auto terug vaak tegen zijn broer, „het wordt weer donker”.