De aanleiding
Onlangs werd Alex Brenninkmeijer, oud-ombudsman en lid van de Europese Rekenkamer, door NRC geïnterviewd over het politieke klimaat in Nederland. De interviewer hield hem voor dat de ‘gewone man’ vaak in een buurt woont die hij multicultureler heeft zien worden. Daarop antwoordde Brenninkmeijer onder meer: „Het is bekend dat de aanhang van rechts-populistische partijen in gebieden woont waar geen vreemdeling te bekennen valt.” Dit verbaasde NRC-lezer Eelco Bruinsma. Hij vroeg NRC te controleren of Brenninkmeijer gelijk heeft.
Waar is het op gebaseerd?
In een reactie laat Brenninkmeijer weten dat een uitspraak zoals deze in een interview geen „wetenschappelijk geformuleerde stelling met onderbouwing” is. Hij stelt een „eenvoudige formulering” te hebben gekozen, omdat de wetenschappelijke variant te gecompliceerd zou zijn voor een interview. Op basis van onderzoek door het Sociaal en Cultureel Planbureau stelt Brenninkmeijer dat steun voor ‘populistisch radicaal-rechts’ voortkomt uit een gevoel van onbehagen dat op veel plaatsen in onze samenleving voorkomt. „Terwijl het voor de hand lijkt te liggen dat in stadswijken met veel ‘vreemdelingen’ de irritatie bij ‘niet-vreemdelingen’ groot is. Dat beeld klopt niet en ik heb dat kort willen aanduiden”, aldus Brenninkmeijer.
Een rechts-populistische partij als de PVV scoort inderdaad goed in delen van plattelandsprovincies als Groningen en Drenthe, waar weinig niet-westerse migranten wonen. We kiezen ervoor deze groep niet-westerse migranten gelijk te stellen aan de ‘vreemdelingen’ waar Brenninkmeijer aan refereert. Zelf spreekt hij behalve van ‘vreemdelingen’ en ‘mensen met een migratie-achtergrond’ namelijk ook van ‘mensen met een islamitische achtergrond’, wat doorgaans niet-westerse migranten zijn. Zit in die gebieden waar weinig niet-westerse migranten wonen ook „de aanhang”, oftewel de bulk van de stemmers op rechts-populistische partijen als de PVV en het FvD, zoals Brenninkmeijer in zijn oorspronkelijke uitspraak zei?
En, klopt het?
Rond de Tweede Kamerverkiezingen van maart 2017 verzamelde de Stichting Politieke Academie alle uitslagen per stembureau. Gecombineerd met buurtgegevens van vorig jaar over niet-westerse migranten van het Centraal Bureau voor de Statistiek valt precies te zeggen in wat voor buurten kiezers wonen.
Als we de uitspraak van Brenninkmeijer „waar geen vreemdeling te bekennen valt” letterlijk nemen, dan is de volgende observatie het meest relevant: slechts 6,6 procent van de PVV-aanhang en 6,2 procent van de FvD-aanhang woont in een buurt met minder dan 1 procent niet-westerse migranten. Het gaat hier om de stemmen die zijn uitgebracht in een stemlokaal dat staat in een buurt met dat percentage migranten. Zo bezien heeft Brenninkmeijer dus ongelijk.
Als we wat soepeler zijn, blijkt 36 procent van de PVV- én FvD-aanhang in een buurt te wonen met minder dan 5 procent niet-westerse migranten. Een flink deel van de aanhang woont dus in een wijk met weinig niet-westerse migranten. Dit neemt niet weg dat het merendeel van de rechts-populistische aanhang woont in buurten met meer dan 5 procent niet-westerse migranten. Bovendien woont 29 procent van de PVV-stemmers en 25 procent van de FvD-stemmers in een buurt met meer dan het landelijke gemiddelde (13 procent) van deze groep migranten. Dit komt mede doordat deze partijen ook kiezers met een niet-westerse achtergrond trekken.
Bovendien kunnen in een buurt wel weinig niet-westerse migranten wonen, maar dat wil niet zeggen dat die daar niet „te bekennen” zijn. Uit analyse van de cijfers blijkt dat een flink deel van de PVV-stemmers (37,5 procent) en FvD-stemmers (38 procent) binnen vijf kilometer van de eigen buurt een wijk heeft met meer dan de helft niet-westerse migranten.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data37337317-61e788.jpg)
Slechts 6,5 procent van de PVV’ers en 6 procent van de FvD’ers heeft alleen buurten in een straal van vijf kilometer rond het stembureau waar hooguit 5 procent van niet-westerse afkomst is.
Conclusie
Volgens Alex Brenninkmeijer woont de aanhang van rechts-populistische partijen in gebieden „waar geen vreemdeling te bekennen valt”. In werkelijkheid blijkt slechts 6,6 procent van de PVV-aanhang en 6,2 procent van de FvD-stemmers in een buurt te wonen met minder dan 1 procent niet-westerse migranten. Het merendeel woont in buurten met meer dan 5 procent niet-westerse migranten. 29 procent van de PVV- en 25 procent van de FvD-stemmers woont in een buurt met meer dan het landelijke gemiddelde (13 procent) aan niet-westerse migranten. Zo komen we tot de conclusie onwaar.