Kate Moore

Foto Lars van den Brink

Interview

Componist Kate Moore: ‘In mijn muziek streef ik naar een chemie tussen klanken’

November Music Kate Moore is ‘componist in focus’ bij November Music in Den Bosch en kreeg carte blanche voor vier concerten in het Amsterdamse Muziekgebouw aan ’t IJ. „Mijn werk is nauw verbonden met de aarde, met de mineralen, de planten, de dieren en de synergie daartussen.”

Klopt, het gaat een stuk beter met haar Nederlands, glundert Kate Moore. Onlangs bracht de Australisch-Nederlandse componist een week door in het Clarissenklooster te Megen, vlakbij waar haar moeders familie vandaan komt. Bij de zusters moest ze wel en leerde ze snel. Toch schakelt ze voor het interview liever over op haar moedertaal. Anders raakt ze hopeloos „stuck between languages”.

Wie haar levenswandel kent, snapt waarom. Kate Moore (1979) groeide op bij het Engelse Oxford en verhuisde op haar zevende naar Australië, het geboorteland van haar vader. Op haar 22ste kwam ze voor het eerst naar Nederland om in Den Haag compositie te studeren bij onder anderen Louis Andriessen.

Inmiddels woont ze in Amsterdam en gaat het haar voor de wind. Vorig jaar won ze, als eerste vrouwelijke componist ooit, de prestigieuze Matthijs Vermeulenprijs en maakte ze haar debuut op het Holland Festival. Dit concertseizoen kreeg Moore als ‘Zielsverwant’ van het Muziekgebouw aan ’t IJ in Amsterdam carte blanche om vier concerten te programmeren en is ze componist in focus bij November Music. In opdracht van het muziekfestival schreef ze dit jaar het Bosch Requiem.

Lux Aeterna: Vivid heet het driedelige werk voor koor en ensemble dat op 2 november in Den Bosch in première gaat. Een traditionele dodenmis is het niet geworden, zegt Moore. Eerder een „Umberto Eco-achtig mysteriestuk” over visioenen en helderziendheid, waarvoor ze zich grondig verdiepte in de eeuwenoude katholieke geschiedenis van Den Bosch.

Afgelopen zomer ondernam ze een bedevaart naar de Brabantse hoofdstad, hittegolf of niet. In januari struinde ze, net terug van een kersttrip naar Italië, met een stadsgids het historische centrum af. Ze bezocht de Sint-Janskathedraal, vergaapte zich aan het beeld van de Zoete Moeder, staarde naar het Alziend Oog bovenin de koepel, en had een wonderlijke ervaring in een van de oude straatjes rondom de kerk.

Moore: „We liepen langs een pand en ik weet niet waarom, maar ik voelde meteen dat ik daar naar binnen moest. Ik werd er als het ware naartoe getrokken.” Wat bleek: vanaf de veertiende eeuw was in het gebouw het Clarissenconvent gevestigd, de kloosterorde van de Heilige Clara.

„Typisch”, zegt Kate Moore. „Want een paar dagen eerder had ik in Assisi nog voor haar graf gestaan. Maar het werd nog vreemder. Toen het klooster begin zeventiende eeuw werd gesloten, trokken de zusters naar Megen, dichtbij waar mijn opa en oma woonden voordat ze naar Australië emigreerden. Toen wist ik heel zeker dat mijn requiem ook over Clara moest gaan. Het derde deel, ‘Clarity’, is aan haar gewijd.”

Zonnegrot

In het werk van Kate Moore bestaat een frappante wisselwerking tussen muziek en locatie. Plaatsen ‘spreken’ tot haar, zoals ze het zelf verwoordt, en worden dikwijls tot het onderwerp van haar composities. Het is alsof ze een extra zintuig heeft voor zoiets als de ziel van een plek, voor de historische verhalen, de legendes en mythen die boven een stad of landschap zweven. Vluchtig, ongrijpbaar, maar toch onmiskenbaar aanwezig.

Kate Moore

Foto Lars van den Brink

Voor Sacred Environment (2017), een groot oratorium over de Australische wildernis, maakte ze een tiendaagse trektocht door het Yengo National Park, waar sinds jaar en dag verschillende Aboriginal-stammen samenkomen voor hun heilige riten. „Onderweg merkte ik dat ik flarden van die geschiedenis kon teruglezen in het terrein. Ik vond rotstekeningen van sterrenbeelden en dieren die naar een volmaakt ronde grot leidden. Intuïtief wist ik dat het een zonnegrot moest zijn. Toen ik een hoopje bladeren aan de kant veegde, stuitte ik inderdaad op een tekening van de zon. Ronduit bizar was het, de gewaarwording dat je de omgeving kunt lezen als een groot geschiedenisboek.”

Het is verleidelijk om Moores ontvankelijkheid voor plaatsen in verband te brengen met haar jeugd die zich aan weerszijden van de planeet afspeelde. Al op jonge leeftijd werd ze zich bewust van de onverwisselbare identiteit van een locatie. „Elke plek op aarde spreekt haar eigen taal, door de natuur en de mensen die generaties lang het landschap hebben gevormd. Hun verhalen, hun tradities, hun oorlogen en rituelen liggen er letterlijk opgestapeld in de bodem. Als je ergens vandaan komt, dan is die taal vanzelfsprekend. Je bent als het ware een native speaker. Maar wanneer die vertrouwdheid wegvalt, dan kun je je knap verloren voelen.”

Veilige fantasiewereld

Moore spreekt uit ervaring. Ze weet nog hoe ontheemd ze zich voelde toen ze als jong meisje plotseling naar Australië verhuisde: „Het was een shock. Ik was zeer gehecht aan de streek van mijn vroege jeugd. Mijn hele fantasiewereld was gebouwd op de middeleeuwse sfeer van Oxford en omgeving. Ik was er kapot van toen ik hoorde dat er in Sydney geen kastelen waren.”

Om zich haar nieuwe omgeving eigen te maken begon de jonge Kate schatkaarten te tekenen en stukjes te componeren. „Niet dat ik al noten opschreef”, zegt ze. „Ik zat gewoon aan de piano en bedacht spelenderwijs verhalen. De hoge toetsen waren de feeën en de elfjes, de lage registers verklankten duistere dingen. Ik schiep een fantasiewereld, een plek waar ik me veilig voelde. Ja, misschien wel een thuis.”

Ruim dertig jaar later is er niet zo gek veel veranderd, erkent Moore. „Ik stap nog steeds een imaginaire wereld binnen als ik een nieuw stuk schrijf. Die wereld is dieper geworden, maar het is dezelfde plek. Ik zie componeren meer en meer als een vorm van story telling, als een manier om mijzelf en de wereld om mij heen beter te begrijpen.”

Neem Lux Aeterna. „Daarvan heb ik zoveel geleerd. Over de stad Den Bosch, over de religieuze geschiedenis van Nederland, maar ook over mijn moeders familie en daarmee over mijn eigen wortels. In zekere zin vulde ik de gaten in mijn eigen voorgeschiedenis terwijl ik componeerde. Bij ons thuis werd zelden over Nederland gesproken. Op school leerde ik maar mondjesmaat over Europa. Zo realiseerde ik me pas veel later dat Anne Frank uit hetzelfde land kwam als mijn moeder.”

Zwevende oogbollen

Toch is Moore niet de protagonist van haar eigen werk, zegt ze stellig. In haar oeuvre zoek je tevergeefs naar persoonlijke ontboezemingen, een autobiografische subtekst, of uitdrukkingen van haar gevoelsleven. „Mijn composities gaan niet over mij. Ze wortelen in de wereld om mij heen en de vragen die ik stel, terwijl ik in die wereld rondloop. Natuurlijk, dat is een persoonlijk pad, maar de blik is naar buiten gericht in plaats van naar binnen.”

Sterker: „Ik heb vaak het gevoel dat ik fysiek helemaal niet aanwezig ben, dat ik slechts besta als een paar zwevende oogbollen, als een perspectief. Wellicht omdat ik vroeger vaak de buitenstaander was. In Engeland was ik anders omdat mijn ouders Australisch waren, in Australië omdat ik Engels was. Die ervaring is heel bepalend geweest. Ik neem de wereld het liefst van een afstandje waar, als een stille observator. Niemand die me ziet, niemand die vragen stelt. Die onzichtbaarheid ervaar ik als een ongelooflijke vrijheid.”

Maar is Moore, gezien de recente aandacht voor haar werk, eigenlijk nog wel zo onzichtbaar? „Laat ik eerlijk zijn, het afgelopen jaar vond ik soms best moeilijk. Plotseling waren alle ogen op mij gericht, het voelde alsof de fly on the wall was ontmaskerd. Toch overheerst het positieve. Ik voel me gezegend dat ik een podium heb om mijn verhaal te mogen doen. Dat is een groot voorrecht, maar het brengt ook verantwoordelijkheid met zich mee. Ik bedoel: muziek is geen luxe- of genotsartikel, en hoewel componeren over schoonheid gaat, is het meer dan een esthetische bezigheid. Ik wil ook ethische thema’s aan kunnen snijden. Ik denk dat onze tijd, in het licht van een dreigende ecologische crisis, daarom vraagt.”

Technokritiek

In Moores werk resoneert inderdaad een grote liefde voor de natuur en een diep bewustzijn van de schade die de mens erin aanricht. In haar ensemblewerk Days and Nature worden organische groeipatronen ruw overstemd door het onheilspellende geratel van betonijzeren muziekmachines. Ook het nog te schrijven Space Junk, in april te horen in het Muziekgebouw, heeft een technokritische ondertoon. Moore baseert het werk op onderzoek naar menselijk ruimteafval.

„De natuur is de plek waar ik ongestoord kan dromen”, vertelt ze. „Ik hoor er letterlijk muziek, in de geluiden van vogels of in de wind die door de bomen waait. Mijn werk is nauw verbonden met de aarde, met de mineralen, de planten, de dieren en de synergie daartussen. In mijn muziek streef ik naar een chemie tussen klanken. Noem het een muzikale ecologie.”

Waarvan akte in het voornoemde oratorium Sacred Environment. Je zou het werk een epische lofzang op de natuur kunnen noemen, in vijf delen die elk een andere niche van ons ecosysteem bezingen: de bomen, de mineralen, de dieren, de sterren en het oerelement water.

Terwijl de sopraan en het koor in het Latijn encyclopedische opsommingen geven van flora, fauna en hemellichamen, woekeren in het orkest canons als klimop door de instrumentgroepen. Met elke vertakking doen zich kleine mutaties voor: het ritme verandert en subtiele variaties splitsen zich af. Binnen de kortste keren luister je naar een gelaagd pulserende klankrimboe. Ondertussen spelen twee ritmisch raspende shakers voor cicadenkoor en klinken geluiden van vogels en dieren op uit de percussiesectie. Moore: „Deze muziek is opgetrokken uit de klanken van de wildernis.”