Opinie

Op één na beste discofilm ooit

Disco kent een opmerkelijke herwaardering: werd de muziek vroeger gezien als inhoudsloos en hedonistisch, nu wordt een liedje als ‘Da Ya Think I’m Sexy’ gezien als een van de beste songs ooit. De weemoed en melancholie van ‘The Last Days of Disco’ past in die trend.

Peter de Bruijn

Met cultureel prestige kan het raar lopen. Toen disco op zijn hoogtepunt was, werd de muziek vaak verketterd als leeg, hedonistisch en inhoudsloos. Maar tegenwoordig wordt er alleen nog maar met warmte en nostalgie op teruggekeken. Rod Stewarts ‘Da Ya Think I’m Sexy?’ is door het tijdschrift Rolling Stone opgenomen in de lijst van beste songs aller tijden. Nile Rodgers gaf in augustus met Chic op Lowlands ‘Le Freak’ en ‘Good Times’ ten beste. Barry Gibb stond een jaar daarvoor op het hippe Britse festival Glastonbury met Bee Gees-nummers als ‘Stayin’ Alive’ en ‘Night Fever’.

Als iemand die opmerkelijke herwaardering van disco niet zal verbazen, is dat regisseur Whit Stillman. Hij bracht twintig jaar geleden al een onweerstaanbare ode aan het disco-tijdperk met zijn film The Last Days of Disco. Te vroeg misschien, want de film flopte. De beste discofilm ooit? Nee, dat moet natuurlijk Saturday Night Fever zijn. Maar The Last Days of Disco is wel een goede tweede.

Stillman liet zich inspireren door zijn nachten in de beroemde New Yorkse discotheek Studio 54, waarover momenteel een documentaire te zien is in de bioscoop. Hij baseerde zijn verhaal ook losjes op het belastingschandaal dat een vroegtijdig einde maakte aan de glorietijd van de club. Maar dat is alleen maar een kapstok. Stillman – niet voor niets een verklaard bewonderaar van J.D. Salinger – idealiseert in zijn film vooral de jeugd. Bij hem komen nauwelijks decadente uitspanningen en excessen voor, zijn focus ligt in The Last Days of Disco juist op het tegendeel daarvan: naïeve onschuld.

Kate Beckinsale en Chloë Sevigny spelen twee net afgestudeerde New Yorkers met een eerste baan bij een uitgeverij. Ze zijn op zoek naar een appartement, een carrière en een grote liefde. Ze zijn meer op elkaar aangewezen om de huur te delen dan dat ze echt vriendinnen zijn. De klassieke kritiek op disco – leeg, hol, hersenloos – wordt hier verwoord door een op zich niet onvriendelijke eersteklas zeurkous, die eigenlijk gewoon bang is dat de portier hem niet door zal laten. Geen van de stelletjes die zich in de loop van de film vormen tijdens het eindeloze uitgaan, is bestemd voor de eeuwigheid.

De film was geen succes in 1998. Dat gold ook voor het gelijktijdige, concurrerende 54 – eveneens geïnspireerd op de New Yorkse club. Die film werd door producent Harvey Weinstein aan gort gesneden, maar is inmiddels in de ‘director’s cut’ van regisseur Mark Christopher aan een tweede leven begonnen. Ook The Last Days of Disco kent een weliswaar bescheiden, maar hardnekkige schare fans.

Stillman maakte zijn film zo’n vijftien jaar na de discotijd. De film speelt zich ook nog eens af in de nadagen van disco – niet in 1977, maar in ‘the very early 1980’s’. Het einde is nabij – misschien ook voor het zoekende, tastende nachtleven van de personages. Dat geeft de film een prettige weemoed. Of misschien zit ’m dat toch vooral in de muziek zelf, die onder de euforie van de dansvloer vaak een melancholieke onderstroom heeft. Hoe dan ook, disco leeft nog steeds.

Peter de Bruijn is filmrecensent.