‘Op veel verzoeken voor een activiteit of optreden van minister-president Kok schreef de Rijksvoorlichtingsdienst het korte, krachtige advies: ‘niet verenigbaar met de waardigheid van het ambt’. Het is vaker opgemerkt, Wim Kok was een belichaming van Nederlandse spreekwoorden en gezegden en het zijn sterke schouders die die weelde kunnen dragen. Hij was een man uit een stuk. Op de achterbank van de auto of voor de camera, in de Trêveszaal of op straat, in Den Haag of in Washington, of je erbij was of niet, je kon ervan op aan. Het was niet de waardigheid van het ambt, de waardigheid zat in de man zelf.
Zijn waardigheid ging gepaard met vakmanschap. Wim Kok was voor mij de Roger Federer van de Nederlandse politiek, al hield hij meer van voetbal. (Dit stuk schrijf ik als ongegeneerd lid van de harde kern van de Wim Kok-fanclub.) Zijn zichtbare toernooiprestaties waren mede het resultaat van noeste arbeid op de trainingsbaan. Achter een schijnbaar eenvoudige uitleg gingen complexe afwegingen en eindeloos oefenen schuil. Het resultaat mocht er zijn, al kan niemand elke wedstrijd winnen, ook Federer niet.
Wim Kok was zelf de eerste om zijn beperkingen te erkennen. Want in de beperking toont zich de meester, nietwaar? Geen man van vergezichten. Wie naar Wim Kok zijn houvast in het leven zoekt, moet niet de ogen ten hemel richten maar kijken naar de grond onder Wims voeten. Naar het stevig fundament. Geen hemelbestormer, wel diepgang. Wim blies je niet omver. Geen valse bescheidenheid, wel relativeringsvermogen en een gezond zelfvertrouwen.
Dertig jaar boegbeeld van achtereenvolgens NVV, FNV, PvdA en paarse kabinetten brengt een zekere eenzaamheid met zich mee. Het woord ‘boegbeeld’ zegt het al. En tot Wims diepgang en beroepsmatige eenzaamheid (want in de huiselijke kring voelde hij zich gesteund en gesterkt), behoorde ook een gevoel voor het tragische. Daarom heeft de fanclub, na de verwerking van de schok van 2002 en zijn afscheid van de politiek, kunnen genieten van Wim in het wild. Geen boegbeeld meer, geen kapitein op het schip maar een van de beste stuurlui aan wal, met alle relativering en humor van dien.
Als ik het Torentje binnenstapte met een niet geheel voldragen concepttekst, vroeg Wim weleens: ‘Wat vind je er zelf van, Arend?’ Dan wist ik wel hoe laat het was. Ik zal hem vreselijk missen.