‘Ramp bedreigt wereld’ luidde de kop op de voorpagina van NRC Handelsblad op 31 augustus 1971. Het was een wereldprimeur. Wetenschapsredacteur A. de Kool had het ontwerprapport in handen gekregen dat onderzoekers van het vermaarde Massachusetts Institute of Technology (MIT) hadden geschreven voor de Club van Rome, een losjes georganiseerde internationale denktank over milieu onder leiding van de Italiaanse industrieel Aurelio Peccei.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data37257746-3967df.jpg|https://images.nrc.nl/PbJGOY517inhP00V0IzULKO__FI=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data37257746-3967df.jpg|https://images.nrc.nl/6gdjxsOvyOyY_IGwPcxVkJgbM3I=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data37257746-3967df.jpg)
Het stuk in NRC Handelsblad op 31 augustus 1971.
NRC
Van het rapport, dat een jaar later verscheen als Aula-pocket met de titel Rapport van de Club van Rome, De grenzen aan de groei, werden alleen al in Nederland 300.000 exemplaren verkocht. De onderzoekers hadden verwachtingen over bevolkingsgroei, vervuiling, industrialisatie, landbouwproductiviteit en grondstofgebruik in één samenhangend computermodel gestopt en waarschuwden dat de rek er snel uit zou zijn. We kunnen niet oneindig blijven groeien op een eindige planeet.
Volgens De Kool voorspelde het rapport ‘een geweldige catastrofe’ die zich binnen enkele decennia zou aandienen. ‘De enige vraag daaromtrent is of de catastrofe wordt veroorzaakt door honger, door uitputting van essentiële grondstoffen of door de vervuiling van de aarde.’ Het rapport was volgens De Kool een waarschuwing: ‘Er zijn – nu! – ingrijpende maatregelen nodig om dat onheil te voorkomen.’
Vijftigste verjaardag
Deze week viert de Club van Rome zijn vijftigste verjaardag met een congres in zijn geboortestad. Wetenschappers, politici en mensen uit het bedrijfsleven buigen zich over min of meer dezelfde vragen als een halve eeuw geleden.
Is dat nog wel nodig? De voorspelde catastrofe bleef tenslotte uit. Grondstoffen lijken een stuk minder snel op te raken dan verwacht. De angst voor milieuvervuiling is langzaam weggeëbd. Water, bodem en lucht werden alleen maar schoner – in ieder geval in Europa. Waar maken we ons eigenlijk druk over?
„De manier waarop we omgaan met grondstoffen is niet fundamenteel veranderd”, zegt de Zweedse oud-parlementariër Anders Wijkman. Hij deelt het voorzitterschap van de Club van Rome met de Duitse oud-politicus Ernst von Weizsäcker. Samen schreven ze een nieuw rapport, getiteld Come On! Capitalism, Short-termism, Population and the Destruction of the Planet. „Nog steeds gebruiken we hulpbronnen overwegend lineair: we nemen, we maken en we gooien weg”, zegt Wijkman in de zonovergoten lobby van een hotel op Terschelling, waar hij vorige maand te gast was op het duurzaamheidsforum Springtij.
Jaarlijks circuleren 80 miljard ton aan materialen over de aarde. Door welvaartsgroei en bevolkingstoename zal die hoeveelheid de komende 25 jaar verdubbelen. Dat geeft een enorme druk op het ecosysteem, watergebruik en de hoeveelheid broeikasgassen in de atmosfeer. „Dat is niet vol te houden.”
Toch weer diezelfde waarschuwing als vijftig jaar geleden.
Volgens Wijkman is destijds onvoldoende uitgelegd wat de eindigheid van grondstoffen eigenlijk betekent. Hij noemt koper als voorbeeld, een metaal dat steeds schaarser wordt. „Rijke kopermijnen zijn uitgeput. Maar dat betekent niet dat er geen koper meer te vinden is. Het is niet echt op, maar het vraagt steeds meer energie en steeds meer water om nog koper te delven. En daarmee leidt het tot steeds meer vervuiling.”
Hernieuwbare grondstoffen zijn cruciaal, zegt Wijkman, belangrijker dan ijzererts of olie. Water, schone lucht, bodemvitaliteit – dat zijn de grondstoffen waar we zuinig op moeten zijn. „De aarde verliest jaarlijks 1 procent van zijn vruchtbare bodem. Zolang we onze landbouw op de huidige manier voortzetten, blijft dat zo. We moeten stoppen met het voortdurend omploegen van de grond. Geen monoculturen meer, wisselende beplanting, zorgen dat de bodem bebouwd blijft. We weten hoe we erosie moeten stoppen, maar we doen het niet.”
Ook dat lijkt een herhaling van de geschiedenis. Het eerste rapport zorgde voor een schokgolf, maar er veranderde niets. „Tja, het is als met autorijden”, zegt Wijkman. „Ook met een klein beetje benzine rijdt de auto gewoon door. En dan ineens is de benzine op.”
Is niet het echte probleem dat de benzine maar niet wil opraken en dat daarmee de voorspellingen niet zijn uitgekomen? „De grootste fout in De grenzen aan de groei is dat de relatie tussen industriële productie en vervuiling werd beschreven als een lineaire ontwikkeling”, legt Wijkman uit. „De computertechnologie was vijftig jaar geleden niet zo vergevorderd als nu. Het gebruikte model was statisch en kon weinig met zoiets als innovatie. Technologische vernieuwing en efficiency hebben gezorgd voor een enorme verbetering van het gebruik van grondstoffen.”
Neoliberale revolutie
Maar de waarschuwing van de Club van Rome is, volgens Wijkman, ook verkeerd geïnterpreteerd. „Mensen dachten dat het binnen vijf tot tien jaar zou gebeuren. Maar het rapport spreekt van de komende vijftig tot honderd jaar.”
Misschien wel het belangrijkste is de neoliberale revolutie die een paar jaar na de publicatie van het rapport over de wereld denderde. „Het neoliberalisme heeft het thema milieu en klimaat verder gemarginaliseerd”, vindt Wijkman. „Dat krijgen we nu op ons brood, in de vorm van milieuvervuiling, het leeghalen van de oceanen, bodemerosie, opwarming van de aarde, de plastic soep.”
„Markten hebben geen ethiek”, zegt Wijkman. „Ze zijn gericht op de korte termijn. Als vervuiling de goedkoopste optie is, dan wordt het vervuiling. Daarom zei het rapport: we hebben slimme politici nodig, goede regels en wetten. Maar wat gebeurde er? Thatcher en Reagan kwamen en zeiden: weg met de politiek, we willen een kleinere overheid en minder regels. Hoe dat uitpakt, hebben we gezien aan de deregulering van de financiële sector.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data23692459-beddbc.jpg)
Omgekeerd vonden traditionele economen dat de Club van Rome te weinig vertrouwen had in de markteconomie. Als een grondstof schaars wordt, wordt die vanzelf duurder en dan zoekt de markt een goedkoper alternatief.
„Economen zijn geneigd de natuur te beschouwen als een constante”, zegt Wijkman. „Ik heb zelf economie gestudeerd, maar het blijft me verbazen dat veel economen niet begrijpen waar natuur over gaat. Het is niet alleen een bron van grondstoffen. Biodiversiteit of een stabiel klimaatsysteem kun je niet in een model stoppen als iets van vraag en aanbod.”
In Rome presenteert de Club deze week een onderzoek van Jørgen Randers, die ook meewerkte aan het eerste rapport, en Johan Rockström, de ontwerper van de fameuze planetary bounderies, over de ecologische grenzen van de planeet. „Zij vragen zich af of de duurzame ontwikkelingsdoelen die de Verenigde Naties voor 2030 hebben gesteld haalbaar zijn binnen die grenzen. Het antwoord is: nee, tenzij we de economie reorganiseren. Wij moeten de homo economicus ter discussie stellen, meer nadruk leggen op de positieve kant, de liefhebbende kant van ieder mens, en niet alleen op de gierige kant.”