Hoogleraar gebarentaal Onno Crasborn maakt het gebaar voor het begrip echt en voor werken.

Foto DANIEL NIESSEN

Interview

Iedereen aan de gebarentaal!

Onno Crasborn, hoogleraar gebarentaal

De nieuwe hoogleraar gebarentaal barst van de energie. Het is goed voor de samenleving als iedereen gebarentaal zou leren.

Natuurlijk ging het niet lukken. Ze waren twee weken van tevoren pas begonnen met het aankondigen van de actie; die vond plaats tijdens de kinderboekenweek, en in het zuiden van het land was het ook nog de laatste dag voor de herfstvakantie. Maar het was wel een droom van Onno Crasborn: dat op de dag van zijn oratie, vrijdag 12 oktober, álle kinderen tussen 7 en 14 jaar in Nederland een les gebarentaal zouden krijgen in hun eigen klas.

In zijn werkkamer op de achtste verdieping van een Nijmeegs universiteitsgebouw laat Crasborn meteen het vrolijke lesboekje zien, waaruit kinderen onder meer begroetingen in Nederlandse gebarentaal kunnen leren en waarin ze aangemoedigd worden een naamgebaar voor zichzelf te bedenken. Het boekje is gemaakt door het (horende) echtpaar achter gebaren.nl, dat ook voorlichting en cursussen geeft voor bedrijven, zorgverleners en ouders van dove kinderen. Er zijn zo’n 1.700 lesboekjes verkocht.

„In Nederland zijn naar schatting 12.000 gebarende doven”, begint Crasborn al te praten voordat hem een vraag gesteld is. „Die hebben nog eens zo’n 30.000 gebarende mensen om zich heen, van een beetje tot vloeiend. Maar er zouden anderhalf miljoen mensen in Nederland zijn met gehoorproblemen. Allerlei ketens storten zich daarop, audiologen, zelfs opticiens. Terwijl de hele samenleving ervan zou profiteren als iedereen gebarentaal kent. Veel ouderen zijn zo slechthorend dat ze denken: die verjaardag van mijn dochter, laat maar. Mensen die goed kunnen horen hebben trouwens ook last van rumoerige omgevingen, en als je afscheid neemt van iemand die met de trein gaat kun je nog een hele tijd door het raam heen met elkaar praten. En het zou voor doven zó fijn zijn als mensen ook eens hún kant opkomen. Ze zouden qua werk, onderwijs, zorg eerder serieus genomen worden. Nu moeten doven heel veel extra moeite doen.”

Professor Onno Crasborn maakt het gebaar voor ‘doorgaan, door en door, verder’: „Het zou voor doven zó fijn zijn als mensen ook eens hún kant opkomen.”

Foto DANIEL NIESSEN

Op gebarentaalinelkklaslokaal.nl staat dat gebarentaal goed is voor de ontwikkeling van het jonge brein. Hoe dan?

„We hebben gebarentaalles in kinderdagverblijven laten geven, aan horende kinderen. Dat sloeg enorm aan. Kinderen werden er vrolijk van. Helaas hadden we geen geld om het effect goed te onderzoeken, maar ik heb ook van genoeg ouders gehoord dat hun kinderen al voor hun eerste jaar veel kunnen zeggen met gebaren. Woordjes, zinnetjes. Dat zijn ouders die gehoord hebben dat je met gebarentaal eerder met je kind kunt praten. Het kan niet anders dan dat eerdere interactie tussen ouder en kind goed is. Of ze er op lange termijn slimmer of gelukkiger van worden, is een open vraag.

„En bij dove kinderen blijft het natuurlijk zeer zorgelijk dat sommige ouders er nog steeds voor kiezen om geen gebarentaal aan te bieden. Bijna alle dove en zeer slechthorende kinderen krijgen tussen 6 en 12 maanden een CI, een implantaat dat de gehoorzenuw prikkelt. Veel ouders denken of krijgen te horen dat dat het probleem oplost en dat gebarentaal dan niet meer nodig is. Maar die kinderen blijven slechthorend, of doof, als dat ding uit staat. En ze lopen een enorme achterstand op als ze pas na het eerste levensjaar taalaanbod krijgen. Kinderen leren al veel taal voordat ze zelf kunnen praten. Zuigelingen kunnen al horen of hun moedertaal of een vreemde taal wordt afgespeeld. Dat is voor doven niet haalbaar, maar vanaf de geboorte wil je toch alle ontwikkelingsmogelijkheden bieden die er zijn. Taal is heel wezenlijk voor de sociale en emotionele ontwikkeling. Het is niet: doe je je kind op een sportclub of niet.”

Maar horende ouders moeten hun dove kind dan een taal leren die ze zelf niet beheersen.

„Ja, dat is de kern van het probleem. In het begin houd je de taalontwikkeling van je kind nog redelijk bij, maar op een gegeven moment halen kinderen hun ouders in. Maar de conclusie dat je het dan maar niet moet doen is bizar.

„De infrastructuur voor ouders om goed gebarentaal te leren is wel heel beperkt. Ik zie het ook wel als mijn taak als hoogleraar om dat te veranderen, om gebarentaal zichtbaarder te maken.”

Werken er doven op uw vakgroep?

„Ja, we hebben één dove promovendus, eindelijk! En twee dove student-assistenten, en nog twee dove vaste medewerkers. Bijna alle overleg hier op de werkvloer is in gebarentaal.”

Er bestaat geen universele gebarentaal. Toch, daar doet u onderzoek naar, communiceren doven uit verschillende landen makkelijker met elkaar dan horenden uit verschillende landen. Hoe kan dat?

„Dat is een combinatie van eigenschappen van talen en van mensen. Doven leren om communicatief creatief te zijn. Sommigen spreken goed Nederlands, anderen niet, maar als doven in contact komen met horenden hebben ze geleerd om er toch uit te komen. Internationaal gebruiken doven diezelfde vaardigheid. En gebarentalen bevatten veel iconische gebaren, dus waaraan je kunt zien wat het betekent. Dat is geen garantie, maar als het niet werkt kun je aanwijzen wat je bedoelt, een foto laten zien… Doven hebben daar veel meer mee geoefend en zijn er ook veel sneller in dan horenden. Dat is de ene kant. Anderzijds kun je je afvragen: gaat het allemaal wel zo goed? Je weet vaak niet hoe goed iemand je begrijpt. Ik moet straks ook uit jouw geschreven tekst afleiden hoe goed je mij begrepen hebt.”

In de film ‘Doof kind’, die vorig jaar de publieksprijs won op het IDFA, zit een mooie scène waarin een dove jongen en een horende campingeigenaar totaal langs elkaar heen praten.

„Ja, en ze zijn allebei heel blij met het gesprek! Maar veel echtparen zijn ook blij dat ze samen zijn terwijl ze helemaal langs elkaar heen praten. Dat zal wel vaker voorkomen. Wij willen nu voor doven gaan onderzoeken hoe dat werkt – hoe goed dove Nederlanders communiceren met doven uit Shanghai en uit België. We zouden ook best voor horenden willen weten hoe het werkt, maar we gaan het nu eerst bij doven onderzoeken.”