Opinie

Polarisatie en radicalisering kan van de politie een zondebok maken

Radicalisering maakt politiewerk moeilijker. Politici zouden hun toon ook daarom moeten matigen, schrijft Piet van Reenen in de Veiligheidscolumn.
Demonstratie van Pegida in 2016 bij het Amsterdamse operagebouw.
Demonstratie van Pegida in 2016 bij het Amsterdamse operagebouw. Foto Niels Blekemolen

In de hal van de Politieacademie in Apeldoorn hing lang een groot spandoek met de tekst „Politie en Polarisatie”. Daaronder werd  polarisatie binnen de samenleving schematisch weergegeven. In het midden de „silent majority”, aan de beide uiteinden de „pushers”, de leiders van radicaliserende groepen, in hun kielzog hun volgers („joiners”). De politie prijkte in het midden. Haar opdracht: verbinden, tegenstellingen helpen overbruggen, maatschappelijk conflict hanteerbaar houden, excessen onderdrukken. Niet altijd gemakkelijk, maar de moeite waard.

Je kon die manshoge banner bij de ingang niet missen. Maar steeds als ik erlangs liep dacht ik: dit is heel mooi allemaal, maar ik mis een belangrijke factor in het schema. De mensen die het politieke midden in stand houden en vormgeven, die verbinding mogelijk maken, de mensen die de condities scheppen voor gemeenschappelijkheid en die gemeenschappelijkheid vormgeven, die een gedeeld beeld van de toekomst weten te vormen en op pad gaan om dat te realiseren.

Hanteerbaar houden

Naar die mensen zat ik onlangs te kijken bij de Algemene Politieke Beschouwingen. De meeste volksvertegenwoordigers deden hun best om  binnen de kaders van het fatsoen te blijven. Maar de taal van het conflict  heeft zich meester gemaakt van de Tweede Kamer-debatten. Tom-Jan Meeus noemde het onlangs in zijn rubriek in NRC “een escalerende vergroving van omgangsvormen. Ruzie zoeken als doelstelling”.

De politie is, wil ze die verbindende rol in de samenleving kunnen blijven vervullen, afhankelijk van het politieke vermogen om radicalisering hanteerbaar te houden. Daar ligt de opdracht om maatschappelijk conflict beperkt te houden en te voorkomen dat vleugelgroepen  uitgroeien tot elkaars onverzoenlijke vijanden. Het midden moet voldoende groot en aantrekkelijk blijven en dat is de taak van de politiek. Het is een centrale conditie voor de verbindende rol van de politie die zo pontificaal op de banner ‘Politie en Polarisatie’ prijkte.

Onvermijdelijk partij

Op die banner prijkt ook een tweede schema en daarin is het maatschappelijk conflict verdiept. De silent majority is heel klein geworden, de pushers hebben succes en aanhang, de samenleving is gepolariseerd. In het midden van het schema prijkt nog steeds de politie, maar die is nu de „scape goat” geworden, de zondebok. Dat is haar lot in een sterk gepolariseerde samenleving. Zij wordt onvermijdelijk partij in conflicten waarin ze het nooit meer goed kan doen. Goed en slecht worden in ieder optreden geframed naar de eigen opvattingen van radicaliserende partijen en niet naar een consensus over goed optreden. Die is er niet meer. Ze wordt afwisselend vriend of vijand.

Wie de moeite neemt om het functioneren van politie in de Weimarrepubliek van het Duitsland tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog te bestuderen zal zien hoe dramatisch moeilijk dat is. Er zijn Nederlandse politiechefs die naar de wederwaardigheden van de politie in de Weimarrepubliek gekeken hebben.  Niet dat daarmee onze realiteit kan worden vergeleken, maar de richting waarin we bewegen baart zeker zorgen; die worden ook gedeeld door sommige politiechefs.

Radicalisering maakt politiewerk moeilijker en volksvertegenwoordigers doen er goed aan om zich dat te realiseren, ook in hun debatten. Ruzie zoeken als stijl helpt zeker niet. En wat zegt een politiechef die zijn mensen aanspreekt op hun taalgebruik als die  vervolgens verwijzen naar de discussiestijl in onze volksvertegenwoordiging?

Buiten de orde

Hoe mooi zou het zijn als Geert Wilders (PVV) en ook Tunahan Kuzu (Denk) hun toon zouden matigen, of dat een Kamervoorzitter dat gedrag buiten de orde plaatst. Normstelling en normhandhaving, niet gemakkelijk maar wel het dagelijks werk van politiemensen. Het zou de politie helpen. In feite is die eis aan de Kamer een eis voor het behoud van fatsoenlijk politiewerk. Het zou volksvertegenwoordigers sieren als ze dat belang ook tot het hunne maakten. Het zou wellicht ook de lage waardering van ‘de’ politiek onder politiemensen kunnen veranderen.

Maar ook politiemensen zelf zijn niet machteloos. Integendeel. Degenen onder hen die op de PVV of op Denk stemmen, en ik ben er niet gerust op dat er geen aanzienlijke Wilders-aanhang is binnen de politie, maken hun eigen werk moeilijker en tenslotte nagenoeg onmogelijk door op radicale politieke voormannen te stemmen. Zo helpen politiemensen hun eigen politiële graf te graven en  brengen ze hun toekomst als zondebok dichterbij.

De Veiligheidscolumn wordt geschreven door criminologen en politiedeskundigen. Piet van Reenen was politieman, onderzoeker, directeur van de Politieacademie en hoogleraar Politie en Mensenrechten.