In een beroemde scène in de film Apocalypse Now (1979) valt de luchtmobiele brigade van luitenant-kolonel Kilgore een Vietnamees dorp aan. Wagners ouverture ‘Der Walkürenritt’ schalt uit de luidsprekers van de gevechtshelikopters. Om de Vietcong te intimideren, legt Kilgore uit. „And my boys love it!”
Het verzinsel van regisseur Francis Ford Coppola werd later realiteit: bij de Amerikaanse inval op Grenada van 1983 klonk ‘Der Walkürenritt’ al uit Blackhawks, tijdens operatie Desert Storm in 1991 en in de slag om Mogadishu van 1993 eveneens. In Vietnam werd de Vietcong in het kader van psychologische oorlogvoering bestookt met demotiverende soundscapes, zoals boeddhistische begrafenismuziek.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data36965039-2e913c.jpg)
Nederlandse militairen in Jordanië mogen geen muziek meer monteren onder de filmpjes die de camera's van F-16's tijdens de bombardementen van IS-doelen produceren, zo deelde Defensie aan NRC mee. Dit verbod komt na vragen hierover van NRC. Maar muziek en oorlogvoering zijn al sinds de prehistorie innig met elkaar verbonden. Zo stortte de stadsmuur van Jericho volgens bijbelboek Jozua in door het blazen van ramshoorns.
Muziek dient militaire communicatie en coördinatie, versterkt het moreel en intimideert de vijand. De muziek die Defensie verbiedt, werd vooral ten gehore gebracht om de onderlinge band te versterken en stoom af te blazen over de stress van de strijd tegen een wrede tegenstander.
‘Good morning, Vietnam!’
Vietnam, waar Coppola zijn film aan wijdde, geldt als de eerste oorlog waar popmuziek haar intrede deed. Dankzij transistorradio’s en cassettetapes klonk overal waar Amerikanen waren rock en soul. De legertop ging met eigen radiozenders – „Good morning, Vietnam!” – de heimwee tegen. Al dreigden protestsongs het moreel te ondergraven en kregen apolitieke liedjes – ‘Chain of Fools’, ‘Leaving on a Jet Plane’, ‘We Gotta Get Out of this Place’ – gaandeweg een dubbele betekenis onder de troepen.
Qua muziek bleef het Amerikaanse leger een gangmaker. De sterkste en muzikaalste strijdkrachten ter wereld gaven in 2017 437 miljoen dollar uit aan muziek voor ceremonies, goodwill en moreel.
Al in de jaren tachtig omhelst ook de legertop masculiene muziekgenres. Toen in 1986 Top Gun uitkwam, een uiterst effectieve rekruteringsfilm, gniffelden sommige filmcritici over scènes waarin gevechtspiloot Tom Cruise ten strijde trekt met power rock – ‘The Danger Zone’ van Kenny Loggins – op de koptelefoon.
Inmiddels zijn heavy metal en hiphop met het Amerikaanse leger vergroeid geraakt en heeft elke oorlog zijn soundtracks: van AC/DC, Iron Maiden, Megadeth en Metallica bij operatie Desert Storm in 1991 tot Slayer en ‘Bodies’ van Drowning Pool bij de Irakoorlog van 2003.
Sinds de komst van iPods en oordopjes werd de muziekbeleving wel minder collectief. Zie Michael Moores documentaire Fahrenheit 9/11 uit 2004, waar soldaten de straten van Bagdad binnenrijden met ‘Fire Water Burn’ van Bloodhound Gang in hun oren. Het bonkende refrein „Burn motherfucker, burn” zou volgens een Nederlandse militair collectief uit de speakers in Jordanië geklonken hebben eind 2014, in het heetst van de strijd tegen IS.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/09/data35635503-ba8952.jpg)
Regisseur Jerzy Skolimowski zet vraagtekens bij het nut van muziek in gevechtssituaties. In zijn speelfilm Essential Killing (2010) ontsnapt een Talibaanstrijder uit een black site in Polen. Hij blijft bij de les, terwijl zijn Amerikaanse bewakers juist afgeleid worden door keiharde muziek. Skolimowski zei daarover tegen NRC: „We weten dat het Amerikaanse leger het machtigste ter wereld is. Maar winnen ze oorlogen? Ik tel alleen moeizame aftochten en patstellingen. Waar ligt dat aan?”