‘Hé blindoog!’ Er is een vroeg Nederlands woord ontdekt: ‘blinn auga’

Taalkunde ‘Blinn auga’, zo schreef een monnik in de zevende eeuw in een woordenlijst. Dat is heel vroeg Nederlands voor ‘blindogig’.

Zestiende-eeuws manuscript met begin van zevendeeeuwse Oudierse woordenlijst De origine Scoticae linguae, ook O’Mulconry’s Glossary genoemd, naar de zestiende-eeuwer Seán Ó Maoil Chonaire.
Zestiende-eeuws manuscript met begin van zevendeeeuwse Oudierse woordenlijst De origine Scoticae linguae, ook O’Mulconry’s Glossary genoemd, naar de zestiende-eeuwer Seán Ó Maoil Chonaire. Foto UNIVERSITY COLLEGE DUBLIN MS A 12

In een Ierse tekst uit de zevende eeuw is een Oudnederlands woord ontdekt. Dat is bijzonder. Want uit de periode van vóór 800 is er maar één andere tekst bekend met Oudnederlandse woorden erin. Het gaat om: blinn auga. Dat lijken twee woorden, „blind” en „oog”, maar uit de context blijkt dat het om een samengesteld woord gaat: „blindoog” of „blindogig”. En dat betekent natuurlijk: „blind” of „blinde”.

Het woord komt voor in de O’Mulconry’s Glossary, een curieuze Ierse woordenlijst uit de vroege zevende eeuw, die het een en ander probeert te vertellen over de etymologie van het Oud-Iers. Daarbij worden een heleboel Latijnse, Griekse en Hebreeuwse woorden verklaard. En dus ook dit Germaanse woord, blinn auga.

Letterlijk staat er: „Blinn auga .i. dallsuilech in lingua Galleorum.” Oftewel: „Blinn auga, dat is blindogig in de taal van de Galliërs.” De uitleg van het woord wordt voor een deel geformuleerd in het Oudiers („dallsuilec” = „blindogig”) en voor een deel in het Latijn („in lingua Galleorum” = „in de taal van de Galliërs”).

Dit drietalige zinnetje is al een eeuw bekend. In 2013 suggereerde de Canadese taalkundige Michael Herren terloops – in een artikel dat over iets anders ging – dat het wel eens kon gaan om een Oudnederlands woord. Vervolgens duurde het nog vijf jaar voordat iemand in het Nederlands taalgebied het idee oppikte en verder aannemelijk maakte: de Leidse taalkundige Peter Alexander Kerkhof. Hij bracht het nieuws deze maand naar buiten.

In 1900 was het Oudnederlandse woord ‘Blinn auga’ in de zevende-eeuwse tekst al gezien, maar niet herkend als Nederlands. Fragment uit Whitley Stokes, ‘O’Mulconry’s glossary’, Archiv für celtische Lexikographie 1 (1900).

Kerkhof promoveert dinsdag op de geschiedenis van het Germaans en het Romaans in Noord-Frankrijk in de vroege Middeleeuwen (400-700).

Lees ook: Oudste Nederlands is 1200 jaar oud

De vondst van blinn auga was bijvangst.

Dat het Oudnederlands door de zevende-eeuwse Ierse schrijver „de taal van de Galliërs” genoemd wordt, hoeft niet te verbazen. De voorloper van het Middelnederlands en het moderne Nederlands werd tot in de zevende eeuw in een groot deel van de noordelijke helft van Frankrijk gesproken, naast de „Gallische variant” van het Romaans, die het Nederlands daar uiteindelijk zou verdringen.

De vorm van het woord „blinnauga” is een beetje vreemd. Als je het vergelijkt met wat er verder bekend is over Oudnederlandse woorden, zou je „blindaugo” verwachten. De mannelijke uitgang van een bijvoeglijk naamwoord was in die tijd een „-o”. Dat Oudnederlands had nog uitgangen met mooie, volle klinkers erin.

Kerkhof denkt dat het woord „op zijn Iers” is gespeld. In het oude Iers werd ‘-nd’ aan het einde van een woord hetzelfde uitgesproken als ‘-nn’. En onbeklemtoonde klinkers klonken in die taal vaak hetzelfde, er was geen verschil tussen een onbeklemtoonde ‘-o’ en een onbeklemtoonde ‘-a’. Dat zou kunnen verklaren waarom er niet ‘blind augo’ is opgeschreven, maar ‘blinn auga’.

Lees ook: Het oudste Nederlandse woord is ‘wad’, in het jaar 107 genoemd in de plaatsnaam `Vadam' (het huidige Waddenooijen)

Het origineel van de zevende-eeuwse tekst waarin dit fraaie woord vermeld, is er niet meer. We moeten het doen met vijftiende- en zestiende-eeuwse kopieën.

De allervroegste bronnen van het Nederlands zijn wel vaker kopieën, of zelfs kopieën van kopieën. De oudste tekst met Oudnederlandse woorden erin is ‘de Salische Wet’, die in de zesde eeuw in Noord-Frankrijk in het Latijn werd opgesteld, en daarna vele malen gekopieerd werd. In die Latijnse tekst werden soms, ter verduidelijking, Oudnederlandse termen gebruikt, zoals morther (moord) en ferthbero (brenger van levensgevaar).

We hebben daar alleen kopieën van uit latere eeuwen, waarin de Oudnederlandse woorden heel erg zijn verhaspeld, omdat de Noord-Franse kopiisten vanaf de achtste eeuw het Oudnederlands niet meer beheersten. Het reconstrueren van de oorspronkelijke vormen is een enorm gepuzzel, waarover altijd veel discussie is.

Zestiende-eeuws manuscript met begin van zevendeeeuwse Oudierse woordenlijst. Foto UNIVERSITY COLLEGE DUBLIN MS A 12

Ook de oudste langere tekst in het Oudnederlands, een vertaling van 23 psalmen (De Wachtendonckse Psalmen) is niet bewaard gebleven in het oorspronkelijke, tiende-eeuwse handschrift. Het fragment dat we hebben is een zestiende-eeuwse kopie van een kopie van dat handschrift. Met nog altijd prachtige zinnen erin, zoals: Forthta in bivonga quamon over mi („Angst en bevingen kwamen over mij”).

Rest de vraag: waarom was nu juist het woord blindaugo zo belangrijk voor die zevende-eeuwse Ier? Peter Alexander Kerkhof kan er alleen maar naar gissen. „Ik zou me kunnen voorstellen dat het een bijnaam was van iemand”, zegt hij, „Er was in die tijd veel contact tussen Ierland en Frankrijk. Bisschoppen en monniken reisden op en neer en ook de wereldlijke machthebbers gingen nog wel eens op reis. Misschien was er onder hen iemand die Blindaugo genoemd werd.”