Op driekwart van de show van The Sonics veegt zanger-saxofonist Rob Lind het zweet uit zijn ogen, steekt zijn gebalde vuisten omhoog en kondigt het nummer ‘You Got Your Head on Backwards’ aan met de woorden: „Let’s go back to 1966.” Dat had hij natuurlijk helemaal niet hoeven zeggen, daar waren we allang.
De kleine zaal van het Haarlemse Patronaat is vanaf de opener ‘C’mon Everybody’ veranderd in een broeierige schoolkantine, ergens halverwege de sixties in het noordwesten van de Verenigde Staten, waar een stel kwajongens het jaarlijkse puberbal komt verstieren door in plaats van de aangekondigde mierzoete schuifelballades, beukende garagerock te spelen.
The Sonics gelden als onbetwiste voorvaderen van ongeveer alle genres met overstuurde gitaren. Met terugwerkende kracht werd hun ophitsende mix van zompige scheurgitaren en smerige saxofoon ‘proto-punk’ gedoopt. Zo gevaarlijk klonk rock- ’n-roll niet eerder, bekennen talloze, wel doorgebroken volgelingen – van The Sex Pistols tot Pearl Jam – in de documentaire BOOM. De film van de Amerikaanse regisseur Jordan Albertsen ging afgelopen weekend in Londen in première.
Alleen zijn de deugnieten van weleer inmiddels mannen van rond de zeventig, die lang niet allemaal meer op tour willen, kunnen of mogen. Lind is het enige overgebleven originele bandlid, dat met trots de nalatenschap uitdraagt, én uitbaat. Als een ware marktkoopman wijst hij naar de merchandise achter in de zaal: „Dat busje op de voorkant van onze T-shirts, daarin reden we dwars door Amerika toen we nog maar zestien jaar oud waren en overal voor niks speelden. Ik zou er eentje kopen als ik jullie was.”
Tevreden kijkt hij hoe het hossende, springende en twistende Patronaat uit volle borst meebrult: „Gimme money, that’s what I want!”