De foto’s van Dolf Toussaint in het Stadsarchief zijn verborgen achter glazen deuren. Wie ze wil zien moet eerst langs een balie waar om je Museumkaart wordt gevraagd. De foto’s van Leo van der Noort daarentegen hangen gratis en wel in de centrale hal van hetzelfde Stadsarchief aan de Vijzelstraat. Blijkbaar is de tentoonstelling van Dolf Toussaint meer waard dan die van Leo van der Noort, terwijl de twee fotografen toch hetzelfde hebben gedaan: zwart-witfoto’s maken van Amsterdammers. Toussaint is natuurlijk beroemder en wellicht worden zijn foto’s van alledaagse mensen op straat, in de kroeg, op de markt meer als kunst beschouwd dan die Van der Noort. Toussaint kiekte voor kwaliteitsbladen en zijn fotoboek De Jordaan is een klassieker. Toch lokten de gratis foto’s van Van der Noort bij mij meer vragen uit dan de afgeschermde van Toussaint. Bij de foto’s van Toussaint dacht ik eerlijk gezegd soms: dat weten we nu wel. Bij Van der Noort vroeg ik me steeds af: zou het echt? En hoe dan?
Leo van der Noort is niet piep meer, hij loopt tegen de tachtig, maar zijn foto’s volgen min of meer die van Toussaint (1924-2017) op. Dat is mooi — het voorkomt dat je blijft steken in de nostalgie die de jaren zestig- en zeventigfoto’s van zijn inspiratiebron Toussaint onherroepelijk bij je oproepen. Dankzij de meer recente foto’s van Van der Noort gaat het sentiment verder dan, ach kijk nou, het Waterlooplein van vóór de Stopera, en ja, de Damstraat van vóór de toeristeninvasie, fijn was dat. Zonder Van der Noort zou ik na afloop de monumentale De Bazel zijn uitgelopen met een verlangen naar de eenvoud van vroeger, naar de tijd dat de mensen nog gewoon op straat hingen. Kan niet meer toch?
Kan best, laat Van der Noort zien. Veel van zijn straattaferelen zijn van deze eeuw. Andere mensen natuurlijk – hoofddoeken zijn al lang niet meer bedoeld om vrouwenkapsels goed te houden – maar voor de rest dezelfde ontspannen gekte als bij Toussaint, dezelfde straatwijsheid, het gogme, die uitdagende of verwarde blikken, dezelfde verdwaalde sloeber op een bankje, pret makende kinderen.
De continuïteit verbaasde me. Je zou in tijden van vervreemding en wegvallende sociale verbanden meer argwaan verwachten jegens een fotograaf die wildvreemden vastlegt. Moest Van der Noort er meer moeite voor doen dan Toussaint bij zijn hippies, arbeiders en krakers? Hoe kreeg hij die mensen zo ver?
Volgens Van der Noort is niets geposeerd en moest hij soms om toestemming vragen, vaak ook niet. Zo beschouwd ging het Amsterdamse leven na Toussaint dus gewoon door. Amsterdam voor het voorbij is, heet de expositie van Dolf Toussaint. Onder dat motto wilde hij de veranderingen vanaf 1971 registreren. Goed dat hij dat deed. Minstens zo goed dat Leo van der Noort hetzelfde doet. Daardoor kunnen we zien dat lang niet alles voorbij is, dat veel gewoon doorgaat, als je maar bereid bent op een bepaalde manier te kijken.