Regelmatig passeer ik Madurodam, maar ik stop nooit. Ik hoef niet meer. Maar ik zou wél willen weten of Margootje nog steeds achter het raam zit in het stukje miniatuur-Amsterdam. De laatste keer dat ik er was, wél. Het pandje aan de Walletjes (excuus voor de verkleinwoordjes, maar dit hoort bij Madurodam) vermeldde in rode lettertjes haar naam en ik begon acuut te zingen: „Margootje, Margootje, in zo’n klein Peugeootje…”
Het surrealistische Nederlandse chanson ‘Margootje’ (1965) werd geschreven door Wim Sonneveld en Annie M.G. Schmidt. De tekst is van haar, de muziek van hem en hij zong het zo mooi dat niemand het na hem serieus heeft kunnen coveren. Over een mevrouwtje uit Madurodam gaat het. Ontembaar is ze, slim, onweerstaanbaar. Een „Christine Keeler in pocket-formaat”. Het lied is een grap. Maar er zit iets onder. Laat het even tot je doordringen en de melancholie slaat toe. Want dit lied beschrijft de helaas onmogelijke liefde die levenslang zacht blijft knagen.
De uitzonderlijke kwaliteit van het Nederlandse lied in de jaren zestig, met Annie M.G. en Sonneveld als de besten van de besten, dat bewaart Madurodam zolang het ‘Margootje’ handhaaft – bewust of onbewust, mij maakt dat niet uit.
Op tv ontrolt zich deel één van de serie 80 jaar Oorlog. Hans Goedkoop roept de geschiedenis op zoals hij dat zo goed kan. Dwingend, urgent. Dus ik ga naar het Rijksmuseum, want daar is de bijbehorende tentoonstelling over de 80-jarige oorlog. Hoe pakken ze dat aan? Met harnassen, perkament en staatsieportretten, neem ik aan. Maar wat is het ‘Margootje’ van de 80-jarige oorlog?
Op zoek naar de expositie vraag ik de weg aan een suppoost. „Die is nog niet open, u bent te vroeg”, zegt hij. Hè, nee. Wat nu? Hij wijst naar de zaal achter hem: „1568 tot 1648, toch? Ga gewoon hier kijken, er is van alles”. Doe ik.
Direct om de hoek van de entree hangt De schimmel van Philips Wouwerman. Ik ken het kleine schilderij. Ik houd van dat witte paard met roze licht op zijn flank. Ik houd van de jongen van een jaar of vijftien die het aan de teugel houdt. En ik probeerde eerder al chocola te maken van de figuur die wegduikt in de berm. Volgens de beschrijving zit hij te poepen. Kan zijn, maar is dat alles?
Het doek is van 1646. Twee jaar voor het einde van de Tachtigjarige Oorlog. De Haarlemmer Wouwerman is van 1619, hij groeide op in de nagalm van het Beleg van Haarlem (denk: Kenau Simonsdochter Hasselaer) in 1572. Dat trekt zijn sporen. Ik zie een beklemmend schilderij, een zinnebeeld. Wie kakt, zit machteloos. Profiteer daarvan, jongeman. Vecht. Spring op dat paard.